zaterdag 15 december 2018

Wat Pierre Bayard, Etienne Vermeersch, Alessandro Baricco en een pizzakoerier te maken hebben met een film die ik niet gezien heb




Frankenstein. Ik lees iets over het boek. ’s avonds ga ik naar de cinema en een van de keuzemogelijkheden heet Mary Shelley, een film over de schrijfster van. Ik lees enkele filmrecensies en kies voor een andere film. Deze alinea vat een stuk samen dat ik onlangs gepost heb. Waarmee ik onverwachts op een zere teen van Bert Deben↗︎ trap, die de film Mary Shelley bijzonder genegen blijkt te zijn. Zozeer zelfs dat mijn stukje hem ongepast lijkt. Hij start een polemiek.
Volgens Bert Deben mag ik me niet laten leiden door filmcritici om deze of gene film te consumeren. Ik moet daar in volle onafhankelijkheid zelf over oordelen. Een redenering die me aan Etienne Vermeersch↗︎ laat denken. Vooraleer Etienne zich over bijvoorbeeld de islam uitspreekt leest hij zelf de koran, liefst in ’t Arabisch, pas daarna uit hij zijn mening. Zo is Vermeersch destijds ook aan ’t werk gegaan om zijn standpunt t.a.v. de Eerste Golfoorlog te bepalen. Na alles zelf diepgaand bepeinsd te hebben, komt hij tot de conclusie dat die door de Verenigde Staten aangevatte oorlog gerechtvaardigd is. Terwijl een pizzakoerier met enig fingerspitzengefühl hem, bij het afleveren van zijn waar, had kunnen uitleggen dat die oorlog een ketting op gang zou trekken waarvan we de dodelijke gevolgen tot vandaag dragen; dat het bijgevolg meteen duidelijk was dat er naar iets anders dan oorlog moest uitgekeken worden.
Vermeersch negeert dat hij, net zo goed als die pizzajongen — maar in dit geval met betere uitkomst voor die laatste — leeft met verinnerlijkte vooroordelen die in Vermeersch’ geval starten bij het individualistische Cogito ergo sum↗︎. (°)
Helaas heeft dat niets met het echte leven te maken. In de echte wereld is niemand alleen maar Vermeersch, zelfs Etienne niet. We zijn allemaal wat ik maar — en passant hulde brengend aan de zogenaamde transmigranten — ‘transindividuen’ noem, afhankelijk van en in samenspraak handelend met elkaar.
Zelf heb ik de koran niet gelezen, evenmin begeef ik me ‘s zondags naar het voetbal. Toch heb ik een mening over de islam en ook een over de voetbalcompetitie. Die mening is oppervlakkig en voorlopig, maar wel reëel. Ik baseer me daarvoor op wat anderen me meedelen. In het geval van de islam kan dat Vermeersch zijn, in ’t geval van het voetbal eerder mijn buurman. En in ’t geval van de cinema zijn dat filmcritici. Waardoor ik me wellicht weer eens aan de kant van de barbaren↗︎ van Alessandro Baricco plaats. Is dat erg? Pierre Bayard vindt van niet. Een mens mag zich uiten over films die hij niet gezien heeft, Pierre leert ons trouwens ook hoe je kunt praten over boeken die je niet gelezen hebt, kijk hier↗︎ maar.


(°) Sta me toe daar niet op door te gaan, anders verdrink ik in mijn woorden, en dit stuk is nu al langer dan me lief is. Evenmin wil ik me slimmer voordoen dan ik ben, maar wie er meer over wil weten moet zeker iets van Lucien Goldmann↗︎ lezen, die een interessante kritiek op het individualische denken formuleert. Je hoeft daarvoor niet meteen naar de winkel te hollen, je plukt hier↗︎ al voldoende bladzijden uit Le Dieu caché om te oordelen of het spek voor je bek is.

donderdag 13 december 2018

Van de bok op de ezel gaan (°)

— 1. Het sanatorium marin op de Driftweg te Bredene. 2. Ezel trekt wagen versierd met de letters SANA MARIN. Het meisje vooraan op de bok is mijn moeder. De foto is gedateerd 21.03.1936. Mijn moeder is op dat moment 13 jaar. De foto’s 3 en 4 zijn ongedateerd. Uit 3 blijkt dat er op het strand wel degelijk een ezel als kinderpret ingezet werd. Het kindje vooraan is mijn moeder Henriette De Clercq. 4. Rechts van mijn moeder staat Aline (Adelaïde) Hofman, mijn grootmoeder. —


Georgette Vandekerckhove (°1930 - †2019), die alhier in een woonzorgcentrum verbleef, vernam ik dat ze in lang verleden zomers van Oudenburg naar Bredene kwam afzakken. Haar moeder ging dan kippen pluimen bij de poeliers nonkel Miel en tante Eugenie, en Georgette trok met Alice Vandekerckhove (°1923 - †2020) naar het strand, waar toeristenkinderen een ritje met de ezel konden boeken. Georgette mocht telkens als eerste op de ezel, een lokmiddel voor andere kinderen. Daar had ik eerder nooit iets over gehoord. Ook daarom trok ik naar dat andere woonzorgcentrum waar tante Alice verbleef. Alice kon zich die vakantiejob niet herinneren, waardoor het verhaal van Georgette onbevestigd bleef.
In mijn familiearchief levert de combinatie ezel-strand wel een aantal hits op, vijf foto’s waarop een ezel voorkomt die wel degelijk op het strand ingezet wordt. Daarop staan noch Georgette noch Alice, wel mijn moeder Henriëtte De Clercq.
Henriëtte komt samen met haar moeder Aline Hofman in 1934 vanuit Gent naar Bredene, meer bepaald naar het sanatorium Marin, waar Aline als strijkster tewerkgesteld wordt. Daarover heb ik in 2012 al een stukje gepost: Henriëtte & de missing link. Mijn moeder is elf wanneer ze in Bredene aankomt. Bovenstaande foto’s, waarop de ezel van het sanatorium staat, dateren uit deze periode.
Als de oorlog uitbreekt wordt het sanatorium ontruimd. Aline en Henriëtte trekken met hebben & houden weer naar Gent en ze doen dat met de vrachtwagen van de familie Vandekerckhove.
Nu vraag ik me af wat er op het moment van ontruiming van het sanatorium met de ezel gebeurt. Zou het kunnen dat hij bij de familie Vandekerckhove achterblijft? Kan die familie hem in de toerisme-economie ingezet hebben? Misschien maar voor enkele dagen, gezien de nakende oorlog, een periode zo kort dat die niet in het geheugen van tante Alice verankerd is, maar wel in dat van de kleine Georgette? Ja, ik weet het, ’t is een slag in de lucht, misschien ook een in ’t water, maar misschien weet u wel hoe is het die ezel verder vergaan?


(°) De uitdrukking Van de bok op de ezel gaan betekent snel van onderwerp wisselen zonder rode draad. (Alhoewel de ezel hier wel de rode draad is.)

[Deze post dateert van 2018. In 2024 redigeer ik het stuk opnieuw, ten behoeve van de FB-groep Bredene Retro.]

dinsdag 11 december 2018

Schrijversverdriet, in drabbles (°) gevat (I)



Accident — Het verkeersongeluk waarin de auteur terechtgekomen was had zware gevolgen voor ‘s mans carrière. In dat accident was hij een vingerkootje kwijtgeraakt, wat het typen zou bemoeilijken. Hij was niet alleen dat vingerkootje kwijt, maar ook zijn geheugen. Dat vreselijke ongeluk was gebeurd toen hij terugkeerde van de uitgeverij. De schrijver had de uitgever gemeld dat hij een ingenieus boek bedacht had, iets wat nooit eerder geschreven was, een boek dat de betekenis van de literatuur voor altijd zou veranderen. Maar het enige wat de schrijver zich na het accident kon herinneren was het verkeersbord waarop stond: Voetgangers hier oversteken.

Religie ­­— De overgrootvader van Kafka’s moeder is geleerd en wordt alom gerespecteerd. Bij een brand gebeurt als gevolg van zijn vroomheid het wonder dat het vuur zijn huis overslaat, terwijl de huizen eromheen afbranden. Het staat in de Ernst Pawels biografie van Kafka. Pawel heeft het van Kafka zelf die er in een autobiografische schets over geschreven heeft. Het lijkt iets exotisch, maar tegelijk is het van een grote actualiteit. Op de televisie kijk ik naar de verslagen over de immense bosbranden in Portugal, Griekenland, Zweden, California, Australië… Tevergeefs zoek ik naar een huis dat gespaard wordt. God is waarlijk dood.

Slot ­— Ik ben erg onder de indruk van de manier waarop Grace Paley haar verhalen weet af te sluiten. Haar bundel Later die dag, opent met een verhaal dat Liefde heet en waarvan ik u het slot leer kennen, zonder commentaar:
‘Toen bespraken we hoe het SALT-verdrag de basis miste waarop het plafond moest rusten, lazen een gedicht dat een van zijn dochters had geschreven, keken naar een televisieprogramma dat de ondergang van de Europese textielindustrie bekend maakte, en toen gingen we met elkaar naar bed.
’s Anderendaags zei hij: Je vrijt best lekker, weet je dat. Hij zei: Echt. Je doet me enorm aan Dotty Wasserman denken.’

Zwaar ‘Ik draai zinnen om. Dat is mijn leven. Ik schrijf een zin en dan draai ik die om. Dan kijk ik ernaar en draai ik hem weer om. Dan lunch ik. Dan kom ik terug en schrijf nog een zin. Dan drink ik thee en draai de nieuwe zin om. Dan herlees ik de twee zinnen en draai ze beide om. Dan ga ik op mijn sofa liggen en denk na. Dan sta ik op en gooi ze weg en begin opnieuw vanaf de start.' Philip Roth toont aan dat het schrijverschap op de lijst van de zware beroepen thuishoort.

Kort Niet iedereen is van de lange adem. Niet alle lopers lopen de marathon, niet alle schrijvers kiezen voor de trilogie, niet alle componisten zoeken het in symfonieën. Er zijn er ook die, zoals Erik Satie, in korte stukjes hun talent ontwikkelen. Dat is ook wat ik nastreef. Vandaar dat ik me een motto van A.L. Snijders aangemeten heb: 'Het is al miljoenen malen gezegd, en het zal nog miljoenen malen gezegd worden: de werkelijkheid is zo angstaanjagend groot en wij zijn zo onvoorstelbaar nietig dat er niets anders op zit dan schrijven, schrijven, schrijven, schrijven, schrijven.'  Vijf keer na elkaar.

Autofictie — Van Lucia Berlin valt veel te leren. Ze schrijft over haar leven in een genre dat autofictie heet. Tijdens het schrijven verandert dat leven wel, het wordt verliteratuurd. Ze brengt er ritme en kleur in, verdicht het, schaaft en reconstrueert het tot het literatuur wordt. Een van haar zonen zegt daarover: ‘Onze familieverhalen en herinneringen kregen langzaam nieuwe vormen, ze werden dermate verbloemd en geredigeerd dat ik er niet meer zeker van ben wat er allemaal gebeurd is. Lucia zei dat het van geen belang was: het verhaal is het ding.’ Het is het verhaal waar het echt om gaat.

Bleiten — Karl Ove Knausgård mag dan een kunstwerk geproduceerd hebben, hij heeft er ook zijn leven mee geruïneerd. In een documentaire zie ik hem janken. Die mens is tijdens het schrijven van zijn epos helemaal onderdoor gegaan, en daarna nog meer. Hij is daar als een wrak uitgekomen. En hij recupereert er niet van. En hij rookt de ene sigaret na de andere (en je moet weten dat ikzelf er eindelijk, na vele pogingen, in geslaagd ben om ermee te stoppen, met dat roken). En maar bleiten. Hij heeft een grens overschreden, en er is geen weg terug. En maar schreien.

Negenennegentig — Die dag had ik ‘Schrijversverdriet in drabbles gevat’ geschreven. Allemaal drabbles, allemaal handpalmverhalen van exact honderd woorden. Bedoeling was om ze te laten meedingen in een concours waarbij een jury van Vlaamse letterkundigen de inzendingen zou beoordelen. ’s Avonds had ik mijn drabbles op de post gedaan. Omdat ik de voorzitter van de letterkundigen in 1988 eens beledigd had besefte ik dat mijn inzending perfect moest zijn. ’s Nachts schoot ik in angstzweet wakker. In mijn slaap was het tot mij doorgedrongen dat ik in het slotverhaal dat Negenennegentig heette één woord tekort geschreven had. Het telde slechts negenennegentig…


(°) Een drabble is altijd honderd woorden lang, niet 99, niet 101, exact honderd, titel niet inbegrepen. Een drabble is bijgevolg een extreem kort handpalmverhaal dat aan die strenge honderd woorden regel voldoet. (Flor Vandekerckhove)

zondag 9 december 2018

Alleen maar waargebeurde feiten

Gisterenavond luister ik, vlak voor het slapengaan, naar ’t radionieuws. De voorbije dag heeft men toeristen afgeraden om Parijs te bezoeken. Ik verneem dat men er daar hevig ingehakt heeft, de politie heeft op de Champs-Elysées vele honderden mensen opgepakt tijdens betogingen van ontevreden burgers die we gele hesjes noemen. Ook in Brussel worden er die dag honderden gele hesjes opgepakt. Nog in Brussel is de regering in crisis bijeen omdat de Vlaams-nationalisten zich bis zum Ende verzetten tegen wat het Marrakesh pact heet.
’s Nachts kom ik in een afspanning terecht waar ik enkele oude schoolmakkers ontmoet. Ik schrik van de rekening die me daar gepresenteerd wordt: 900 frank, want ik droom nog in Belgische franken. Zoveel geld heb ik niet op zak. De waardin zoekt een oplossing. Ze zet het bedrag om in de nieuwe munt en zegt: 'Nog slechts 35 euro.' Ik besef dat ik belazerd word, maar ga toch akkoord, want ik wil weg. Helaas vind ik mijn schoenen niet. Als ik die wil krijgen moet ik op de waard wachten, zegt de waardin. Ik begrijp dat ik eens te meer in een gevangenisdroom terechtgekomen ben. Om te ontsnappen is er maar een oplossing: wakker worden. Een ranke figuur, waarin ik Henriette Roland Holst meen te herkennen, roept het me vanuit de verte toe: 'Slaaf geborene, ontwaak! Ontwaak!'
’s Anderendaags zet ik de radio weer aan. Blijkt dat de Vlaams-nationalisten tijdens de voorbije nacht uit de regering weggelopen zijn. Zo, denk ik, die zijn we toch al kwijt. Nu de rest nog.

Flor Vandekerckhove

zaterdag 8 december 2018

Mary Shelley: haar boek is beter dan haar film (°)

Terwijl mijn vriendin en ik nog overwegen of we al dan niet naar de film Mary Shelley gaan kijken, vat ik ook de lectuur aan van een boek over de Eerste Wereldoorlog. (1)
De auteur ervan, Jacques Pauwels, neemt een verre aanloop die er ook de romantische contraverlichting bij betrekt. Als voorbeeld geeft hij onder meer Frankenstein; Or, The Modern Prometheus, geschreven door Mary Shelley en verschenen in 1818: ‘Dit boek leerde het volk dat de mens niet mag ingrijpen in de schepping, en dus ook niet in de menselijke samenleving. Een tweede moraal van het verhaal was dat het geen wonder was dat het politieke experiment van de Franse revolutie het monster van de Terreur had voortgebracht.’
Het hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt. Want dat boek behoort tot de literatuur, het is een kunstwerk en dus per definitie voor meerdere interpretaties vatbaar. Hier heb ik eerder al een stukje gepost over een auteur die de creatie van Frankenstein in verband brengt met de klimaatvluchtelingen die (ja, in die tijd) massaal in Europa rondwaren. Mary Shelley heeft het er in haar werk, zegt Gillen Wood, ook over wat het betekent om een klimaatvluchteling te zijn, gevreesd, gehaat, radeloos, woedend, hongerig en eenzaam. (2) Frankenstein is actueel!
Volgens McNally dan weer is de wordingsgeschiedenis van Shelleys boek nauw verweven met de klassenstrijd in Engeland. (3) Hij geeft sterke aanwijzingen. Shelley is de naam van Mary’s minnaar en latere echtgenoot, een dichter die Marx’ dochter Eleanor in een essay resoluut als socialist omschrijft. (4) Mary heet eigenlijk Wollstonecraft Godwin. Ze is de dochter van Mary Wollstonecraft en William Godwin. De eerste is een feministe, de tweede een anarchist. Waarom zou de dochter van die mensen ons met een conservatieve moraal opzadelen?
Pauwels heeft gelijk in die zin dat conservatieven erin geslaagd zijn om zich de interpretatie van dat boek toe te eigenen. Maar McNally heeft ook gelijk waar hij op een aantal invloeden wijst: de opstanden van Ieren die door de Britten als monsters afgeschilderd worden, maar ten huize Wollstonecraft Godwin wel steun vinden; het luddisme, een vormeloze bende opstandelingen die de Britse bourgeoisie danig schrik aanjaagt; en ten slotte de gevechten die in die tijd plaatsgrijpen tussen de organisatoren van publieke dissecties toegepast op geëxecuteerden, een spektakel waartegen de nabestaanden zich met hand en tand verzetten, een stukje klassenstrijd dat zich na de dood voortzet.
Anders dan in de conservatieve interpretatie die Pauwels aanhaalt bekritiseert het boek Frankenstein dan niet de zoektocht naar kennis, maar de risico’s van een samenleving waarin de wetenschap persoonlijke verrijking dient en niet de gemeenschap: Frankenstein mag dan een romantisch antikapitalistisch boek genoemd worden, stelling waarmee mijn geleerde kameraad Michaël Löwy het ongetwijfeld eens is.
En nu de film. Voor zover ik dat, hier en daar kan nagaan toont die film niets van dat alles: Hoewel het titelpersonage alles in zich heeft om het verhaal een vooruitstrevende twist te geven, blijft Mary Shelley vooral een brave vertelling. Met een perfect uitgekozen garderobe en een prachtig gevoel voor detail en decor, maar ook met een overdadig oubollige stijfheid (…)’ Ik denk dat we vanavond naar iets anders gaan kijken.
Flor Vandekerckhove

(°) (°) Dit stukje verscheen ook in Snapshots. Tijschrift van de Vlaamse Filmpers.
(1) Jacques R. Pauwels. De Groote Klassenoorlog 1914-1918. Uitg. EPO. 669 pp.Tweede druk 2017. Eerste druk 2014.
(2) Gillen D’Arcy Wood. Frankenstein, the Baroness, and the Climate Refugees of 1816’. U kunt het essay daar op het internet lezen.
(3) David McNally. Monsters of the Market: Zombies, Vampires and Global Captalism. (2010) Het boek is gratis in PdF-formaat te downloaden: http://digamo.free.fr/mcnally11.pdf.
(4) Edward and Eleanor Marx Aveling. Shelley’s Socialism. Het staat op https://www.marxists.org/archive/eleanor-marx/1888/04/shelley-socialism.htm.

vrijdag 7 december 2018

Gratis boekjes uit onze online weggeefwinkel

De winkel van De Laatste Vuurtorenwachter is het distributiecentrum waaruit de spetterende uitgeverij De Lachende Visch al sinds 1991 haar boeken verdeelt. Meegaand met de tijd is het een online webwinkel van e-boekjes geworden. Meegaand met de pensionering van De Laatste Vuurtorenwachter is het ook in een weggeefwinkel veranderd. Dat in dit alles een flinke dosis ironie schuilt ontgaat u wellicht niet. Dat is ook het geval voor wat betreft onze eindejaarsactie van 2018, waarbij we u een boekje vol drabbles presenteren.
Flor Vandekerckhove



woensdag 5 december 2018

Plechtige communicanten van 1944


IN HET FAMILIEarchief stoot ik op een foto zonder concrete gegevens, de ommezijde vermeldt jaartal noch namen. Wat ik herken is de achtergrond, de muur maakt deel uit van de speelplaats van de kleuterschool die ik in lang verleden dagen gefrequenteerd heb. Ik zie dat veel van die jongens een boek omklemmen, wellicht een missaal↗︎, iets wat katholieke kinderen krijgen (en nadien nooit meer bekijken) wanneer ze hun plechtige communie↗︎ doen. Ik mail enkele oudere lezers met de vraag of zij iemand herkennen.
Luc Blomme reageert als eerste: ‘De foto is inderdaad gemaakt op de speelplaats aan die boogvormige ruitjes. Daarachter lag de gang tussen het klooster en de meisjesklas van de vierde graad, rechts op de foto. Centraal zit Victor Lozie, de eerste pastoor van de toen nog jonge parochie Bredene-Duinen, gesticht in 1937. Het was pastoor Lozie die de huidige kerk liet bouwen. Ze was bijna afgewerkt toen WO II uitbrak. Na de oorlog volgde de afwerking. Ik heb als kleuter de vloer nog weten leggen. De kerk werd ingewijd↗︎ op 30 september 1947. Lozie heeft het niet meer mogen meemaken, toen was Arnold De Bouvery al pastoor.’
Roland Vanloo weet meer: Volgens mij dateert de groepsfoto van 1944, want ik herken met zekerheid enkele jongens: 3 is Gilbert Borny (°1932), 5 is mijn nonkel Georges Loontiens (°1932); 6 is Camiel Vandekerckhove (°1932) en 16 is Roger Bruyneel (°1933). Misschien is 15 wel René Poppe, maar dat ben ik niet zeker, en 11 zou wel eens Georges Rosseel kunnen zijn. Als we ervan uitgaan dat de plechtigheid op twaalfjarige leeftijd doorgaat dan dateert de foto in ’t geval van Borny uit 1944 (°1932 + 12 = 1944) of in ’t geval van Roger Bruyneel uit 1945 (°1933 + 12 = 1945). Lozie werd als pastoor van de St.Theresia parochie aangesteld op 7 januari 1937 om nadien, op 24 jan 1945, pastoor in Assebroek te worden. Het meest waarschijnlijke is bijgevolg dat de foto van 1944 dateert.’ Via Robert Bertens kwam Roland Vanloo ook nog te weten dat Omer Vyncke het nummer 4 is, Robert Colpaert 5 en André Vandenbussche 8. De engel rechts is Simonne Claeys, zus van Leon (†).
We zoeken nog de namen van (1), (2), (7), (9), (10), (12), (13), (14) en (18).

[In DLVuurtorenwachter dateert deze post van 2018. In 2024 redigeer ik het stuk opnieuw ten behoeve van de FB-groep Bredene Retro, ook in de hoop alsnog de ontbrekende namen te vinden.]

maandag 3 december 2018

’t Kan wreed waaien op de kaaien (slot)


[Onderstaande verhalen zijn de laatste drie van een hele reeks die ik herwerkt heb. De reeks vindt zijn oorsprong in ‘vissersverhalen’ die ik in 2015-16 schreef en waarmee ik, samen met accordeonist Noël Warmoes, rondgetoerd heb, in een programma van ‘Oude zeemansliederen en nieuwe vissersverhalen’. Die vissersverhalen schenken me inmiddels geen voldoening meer. Lang heb ik gezocht naar een manier om ze te herschrijven. Die heb ik uiteindelijk gevonden in wat in ’t Engels a drabble heet, een verhaal van exact honderd woorden, niet meer, niet minder. Ik heb nu 25 van die herwerkte ‘vissersverhalen’. Wat ik vervolgens ga doen is er een e-boekje van maken dat gratis via deze blog verdeeld wordt. (Flor Vandekerckhove)]


 Walter Hij was een beetje simpel, maar misschien kwam dat wel door de pillen. Die moest hij van de dokter nemen om zijn razernij onder controle te houden. Daar kon ik me niets bij voorstellen want Walter was een dikke sul. Ooit had hij in de vismijn gewerkt, zware arbeid die hij alleen maar volgehouden had door op tijd & stond een lijntje te snuiven. Hij werd ontslagen maar bleef snuiven, ook toen daar geen geld meer voor was. Zijn moeder bracht soep, maar Walter leefde niet van soep alleen. Hij werd drugskoerier. Soep & coke, het leven werd weer draaglijk.


 Bekeerling — In 1618 werd de Nederlandse kaper Jan Janszoon door Barbarijse piraten gevangen genomen en in Algerije bekeerde hij zich tot de islam. Hij liet zich voortaan Murad Raïs noemen. Omstreeks 1623 vestigde hij zich in Salé. Kort na zijn komst verklaarden de Salestijnen zich onafhankelijk. De piratenrepubliek werd geregeerd door veertien zeerovers, met Raïs als president. Hij was gevreesd en rijk, maar werd uiteindelijk overwonnen. Hij kon evenwel ontsnappen en eindigde zijn leven als gouverneur van het fort in Oualidia, niet ver van Salé. We weten veel, maar we weten niet hoe Murad Raïs uiteindelijk aan zijn einde gekomen is.


 Vuurtorengevoel — Als kind sliep ik in een mansarde. Het laatste wat zich telkens op mijn netvlies vastlegde was het vuurtorenlicht dat een stukje van de muur bescheen. Daarna kon ik slapen. Zo’n vuurtorenlicht heeft inderdaad iets. Dat komt door wat Boudewijn Büch ‘het vuurtorengevoel’ noemt. Vuurtorens staan voor geborgenheid, voor licht in de duisternis, voor de zekerheid dat er een thuis(haven) is. Mensen worden erdoor aangetrokken. Het vuurtorenlicht toont de weg, biedt een houvast, schept een band, is baken. In tijden van vertwijfeling heb ik meermaals gedacht: zolang ik me op de vuurtoren richt, gaat mijn leven de juiste richting uit.

zaterdag 1 december 2018

Plechtige communicanten van 1934 ?

'Als deze foto zich in mijn familiearchief bevindt dan is dat wellicht omdat mijn vader daarop te zien is. En als hij op de foto staat, dan zou dat — ik gok — onder het nummer 6 kunnen zijn. 
Mijn vader is geboren in 1922. Doet hij zijn plechtige communie als hij 12 is? Dan dateert de foto van 1934. 
Heeft hij daarna nog enkele jaren op de Bredense schoolbanken doorgebracht, in de zevende en achtste studiejaren, een soort uitloopklassen voor kinderen die niet verder studeren, studiejaren met slechts enkele leerlingen? 't Zou kunnen, want wat ik over mijn vaders schooltijd weet is alleen deze anekdote. Op familiefeesten placht hij te zeggen dat hij de derde beste leerling van de klas was, de derde op… vier. Camille Versluys vernoemde hij, denk ik, als vierde. Dat laatste zeg ik onder voorbehoud. Al wat ervoor staat trouwens ook.'
Bovenstaande drie paragrafen zijn de enige die ik overhoud van een stuk dat hier eerst veel meer plaats innam. Het meeste wat in dat stuk stond hebben we moeten wissen, want inmiddels weten we met zekerheid dat de jongen onder het nummer 6 niet Marcel Vandekerckhove is, maar zijn jongere broer Camiel. Meer daarover vind je hier, en er wordt daar ook een groter beeld afgedrukt.

Flor Vandekerckhove