In een essay dat je hier↗︎ kunt lezen, staat een merkwaardig
verband tussen de klimaatcatastrofe en Frankenstein,
het griezelverhaal van Mary Shelley.
In Indonesië barst in 1815 een vulkaan uit. Die eruptie is zo hevig dat het klimaat er wereldwijd zwaar onder eronder te lijden heeft, en dat gedurende verschillende jaren. 1816 wordt ook wel Het jaar
zonder zomer genoemd.
Lord Byron is tijdens die on-zomer op vakantie vlakbij het meer van Geneve. Een boogscheut verder verblijven Percy en Mary
Shelley. Het slechte weer belet de Britten om te gaan zeilen en ze brengen de
tijd door in Byrons villa waar ze griezelverhalen bedenken om de verveling te
verdrijven. Daar legt Mary Shelley de kiem van haar Frankenstein.
Het
monster — de door dokter Victor Frankenstein gefabriceerde mens — wordt veel in verband gebracht met de schok die de industrialisatie in de negentiende eeuw
teweegbrengt en met de spectaculaire technische en wetenschappelijke ontwikkelingen
van die tijd. Volgens D’Arcy Wood
schenken dergelijke interpretaties te weinig aandacht aan de invloed die de toenmalige
klimaatcatastrofe op de mensen uitoefende. Volgens hem is de miserabele creatuur mede geïnspireerd door de desperate klimaatvluchtelingen die toentertijd in
Europa rondwaren. Mary Shelley & C° leven daar immers niet onder een stolp. Veel ooggetuigen in die dagen hebben het over mensen die ‘als
uitgehongerde beesten’ rondzwerven. In zijn essay wijdt Wood ook uitvoerig uit over
de inspanningen die een Zwitserse weldoenster zich getroost om de vluchtelingen
te helpen en hoe ze daarin door de burgerij gedwarsboomd wordt.
Het
jaar zonder zomer is overigens
een slecht gekozen term. Hij verbergt de wereldwijde
catastrofe die met de uitbarsting van de Tamboraberg in gang gezet wordt. Vulkanisch
stof beïnvloedt het weer tot in 1818: overstromingen en droogte, veranderende
oceaanstromingen, geruïneerde gewassen, mislukte oogsten, ziektes, versluierd
zonlicht… In Europa sterven tienduizenden mensen van de honger, wereldwijd zijn
het er wellicht een miljoen.
De auteur wijst erop dat het monster in het boek
zelf zegt dat het geleden heeft onder de ‘inclemency
of the season and still more from the barbarity of man’. Mary Shelley heeft
het in haar boek, zijns inziens, ook over wat het betekent klimaatvluchteling te zijn, gevreesd, gehaat, radeloos, woedend, hongerig en
eenzaam.
Wat met die vluchtelingen gebeurt, overkomt ook het
monster. In de stad roept hij vrees en vijandigheid op, de burgerij bekijkt hem
met afschuw: ‘Shelley verbond zichzelf
psychologisch met de ervaring die duizenden hongerige en zieke mensen (…) meemaakten,
mensen die in de pers en in de Europese parlementen nooit fatsoenlijk voorgesteld
werden (…) In
Frankensteins schepping toont Mary Shelley ons de krachtigst mogelijke
incarnatie van de verafschuwde en ontmenselijkte vluchteling.’
Gillen D’Arcy Wood wijst er op dat we vandaag met een vergelijkbaar
vluchtelingenprobleem geconfronteerd worden: ‘Het monster is terug. Hij is op vrije voeten. En omdat we allemaal
dokter Frankensteins zijn, is dit welig tierende schepsel nu onze
verantwoordelijkheid.’ Hij sluit zijn essay af in de beste
tradities van het griezelverhaal: he’s
back!
Flor Vandekerckhove
Gillen D’Arcy Wood. ‘Frankenstein,
the Baroness, and the Climate Refugees of 1816’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten