Het centrum van het radencommunisme bevond zich in een rustige,
residentiële buurt, in een woning die zich in niets
onderscheidde van de buurhuizen. Geen vitrine, geen affiches, niets wat op enige
linksheid wees, het huis zag er zelfs proper uit. Een mooie, roodharige vrouw deed open. Het boek dat
ik zei te willen kopen, werd me aan de voordeur in handen gestopt, maar niet voordat ze de kaft langs haar jeans had gestreken. Wellicht om er stof-van-jaren van weg te nemen (voor mij voelde het aan alsof ik haar een beetje mee naar huis nam.) Neen, ik heb haar nooit weergezien. Veel later vertelde filosoof Leo Apostel me dat hij zich met het radencommunisme verwant voelde, maar de roodharige vrouw, die deze strekking voor mij op indrukwekkende wijze belichaamde, kende hij niet. Wat mijn vermoeden bevestigde dat de aanwezigheid van het radencommunisme alhier kort geduurd had. Hoe dan ook, ik trok naar huis met een boek van Anton Pannekoek. Een pseudoniem dacht ik, ook omdat die naam op de kaft tussen
haakjes stond en voorafgegaan werd door P. Aartsz. Dat een auteur liever niet Aartsz genoemd wordt, begreep ik
wel. Later vernam ik dat die mens echt Pannekoek heette. Het boek was een
reprint van een oorspronkelijk werk uit 1946 en heette De Arbeidersraden.
Dat boek heb ik niet meer, ik heb hele bibliotheken
achtergelaten bij vrouwen die zo kwaad op mij waren dat ik er niet moest
aan denken mijn boeken mee te nemen. Inmiddels beschik ik weer over
een exemplaar, zij het een Engelstalige editie die je hier↗︎ van het net haalt.
Het boek had indruk op me gemaakt. Nooit eerder
had ik zoiets gelezen. Al de andere linksen waren eerder vaag wat de
toekomst betreft, maar Pannekoek niet, die had alles tot in de puntjes geregeld,
zoals bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen. Dat stuk staat in mijn geheugen gegrift. Ik
zoek de passage in de Engelse versie op en vertaal:
‘Het gemeenschapsleven, dat correspondeert met de sterkste impulsen die in de kinderen zelf aanwezig zijn, zal veel meer plaats innemen; ze verlaten de kleine huizen en betreden de grote gemeenschapsruimte. De hybride combinatie van thuis en school wordt vervangen door kindercommunes die in belangrijke mate hun eigen leven regelen, onder de zorgvuldige leiding van volwassen opvoeders. De opvoeding zal niet langer bestaan uit het passief opnemen van onderricht van bovenaf, maar vooral uit persoonlijke activiteit, gericht op en verbonden met sociale arbeid. Nu zullen de sociale gevoelens, die sinds de oertijd in iedereen, en heel sterk in kinderen, aanwezig zijn, zich kunnen ontwikkelen zonder dat ze onderdrukt worden door het egotisme dat in de kapitalistische overlevingsstrijd noodzakelijk is.’ (*)
Toen ik dat voor ’t eerst las had ik nog geen
kinderen. Inmiddels ben ik al lang grootvader, maar ik blijf het straffe
kost vinden: kindercommunes die hun eigen leven regelen!
(*) ‘Community
life, corresponding to the strongest impulses within the children themselves ,
will take much larger place; out of the small homes they enter into the wide
air of society. The hybridical combination of home and school gives way to
communities of children, for a large part regulating their own life under
careful guidance of adult educators. Education, instead of passively imbibing
teachings from above, is chiefly personal activity, directed towards and
connected with social labor.
Now the social
feelings, as an inheritance of primeval times living in all, but extremely strong
in children, can develop without being suppressed by the need of egotism of the capitalist struggle for life.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten