maandag 2 januari 2017

Trotski lacht zich een bult met André Gide

— André Gide (1869-1951) —
Leon Trotski was een revolutionair, maar hij was ook een veellezer en een goede schrijver. Wat dat laatste betreft stak hij alle politici de loef af. Dat is geen bewering van een oude trotskist, iemand die misschien wel vooringenomen is. Het is wat Robert Service in zijn Trotskibiografie schrijft: Churchill is de enige die in het schrijven zijn gelijke is. En van Service kan veel gezegd worden, maar niet dat hij een bewonderaar van Trotski is.
De biograaf heeft het ook over contacten die Trotski in ballingschap met schrijvers onderhoudt. En zo verneem ik voor het eerst dat Georges Simenon en Trotski elkaar ontmoeten. Dat gebeurt in 1933 in het Turkse Büyükada waar Trotski’s ballingschap van start gaat.
Later, wanneer hij in Frankrijk terechtkomt, raadt men Trotski aan om contact op te nemen met André Gide. De Franse auteur heeft in 1936 Retour d’URSS geschreven, een reisverslag van een bezoek aan het land van de sovjets. Trotski leest het boek — iets jij ook kunt doen als je hier drukt en een beetje opgelet hebt in de Franse les — en barst opeens in lachen uit. Zijn echtgenote schrikt er zodanig van dat ze zich naar hem toe haast om te kijken wat er aan de hand is.
Wat staat er in dat boek?
De groep genodigden passeert de geboorteplaats van Stalin. Gide wil van daaruit een
telegram naar de grote baas sturen. Terwijl hij de tekst dicteert onderbreekt men hem. Gide doet dat niet goed, zegt de vertaler. Het is niet voldoende om Stalin met een beleefd U aan te spreken. Daar moet staan: U, meester der volkeren. Of U, chef van de arbeiders. Anders kan het telegram niet verstuurd worden. Omdat dit stukje anders te lang wordt citeer ik de hele paragraaf hieronder in een noot (1). U zult zien dat Gide, vrij vertaald, als volgt afsluit: met al de Chinezen, maar niet met den dezen! Trotski besterft het van het lachen.
Terwijl ik nu toch Retour d’URSS aan ’t lezen ben verorber ik heel dat boek. En, zo moet ik zeggen, er staan nog zo’n dingen in.
André Gide is het revolutionaire Rusland genegen en hij gaat er met een open geest naartoe. Maar hij is niet blind. Het valt hem op hij maar één mening te horen krijgt, deze van Stalin. Niet dat de mensen daar orders voor krijgen, neen, ze worden al van in de kindertijd tot volgzaamheid gekneed. Ook hier citeer ik de hele passage in ‘t Frans. (2) Toch wel straf van die Gide!
Ten slotte nog eentje dat ik in ’t Nederlands vertaal: ‘De beeltenis van Stalin is overal te vinden, zijn naam ligt op ieders lippen, zijn lof komt onvermijdelijk terug in elke toespraak. Vooral in Georgië kon ik geen enkele bewoonde kamer betreden, hoe nederig en smerig ook, zonder een opvallend portret van Stalin aan de muur te zien hangen, ongetwijfeld op de plek waar zich eertijds een icoon bevond. Aanbidding, liefde, angst? Ik weet het niet; hij is daar, altijd en overal.’
Flor Vandekerckhove


(1) Sur la route de Tiflis à Batoum, nous traversons Gori, la petite ville où naquit Staline. J'ai pensé qu'il serait sans doute courtois de lui envoyer un message, en réponse à l'accueil de l'U.R.S.S. où, partout, nous avons été acclamés, festoyés, choyés. Je ne trouverai jamais meilleure occasion. Je fais arrêter l'auto devant la poste et tends le texte d'une dépêche. Elle dit à peu près: «En passant à Gori au cours de notre merveilleux voyage, j'éprouve le besoin cordial de vous adresser...» Mais ici, le traducteur s'arrête: Je ne puis point parler ainsi. Le «vous» ne suffit point, lorsque ce «vous», c'est Staline. Cela n'est point décent. Il y faut ajouter quelque chose. Et comme je manifeste certaine stupeur, on se consulte. On me propose: «Vous, chef des travailleurs», ou «maître des peuples» ou... je ne sais plus quoi. Je trouve cela absurde; proteste que Staline est au-dessus de ces flagorneries. Je me débats en vain. Rien à faire. On n'acceptera ma dépêche que si je consens au rajout. Et, comme il s'agit d'une traduction que je ne suis pas à même de contrôler, je me soumets de guerre lasse, mais en déclinant toute responsabilité et songeant avec tristesse que tout cela contribue à mettre entre Staline et le peuple une effroyable, une infranchissable distance. Et comme déjà j'avais pu constater de semblables retouches et «mises au point» dans les traductions de diverses allocutions que j'avais été amené à prononcer en U.R.S.S., je déclarai aussitôt que je ne reconnaîtrais comme mien aucun texte de moi paru en russe durant mon séjour et que je le dirais. Voici qui est fait.

(2) En U.R.S.S. il est admis d'avance et une fois pour toutes que, sur tout et n'importe quoi, il ne saurait y avoir plus d'une opinion. Du reste, les gens ont l'esprit ainsi façonné que ce conformisme leur devient facile, naturel, insensible, au point que je ne pense pas qu'il y entre de l'hypocrisie. Sont-ce vraiment ces gens-là qui ont fait la révolution? Non; ce sont ceux-là qui en profitent. Chaque matin, la Pravda leur enseigne ce qu'il sied de savoir, de penser, de croire. Et il ne fait pas bon sortir de là! De sorte que, chaque fois que l'on converse avec un Russe, c'est comme si l'on conversait avec tous. Non point que chacun obéisse précisément à un mot d'ordre; mais tout est arrangé de manière qu'il ne puisse pas dissembler. Songez que ce façonnement de l'esprit commence dès la plus tendre enfance...’


Geen opmerkingen: