De straat scheidt onze
huizen, we kijken uit op elkaars vensters. Mijn overbuur is een nieuw raam aan ’t steken. Hij kapt enige brokstukken van zijn
muur, het nieuwe raam staat achter hem te wachten. Vanuit mijn zetel kijk ik naar
zijn kapwerk. Buiten is het koud en binnen warm. Ik
val in slaap.
Een harde dreun maakt me weer wakker. Even weet ik niet
wat er gaande is. Dan besef ik dat er een stuk steen in mijn gang
terechtgekomen is. Hoe is dat kunnen gebeuren?
Ik wil opstaan om te kijken wat er gaande is, maar ik kan mijn
benen niet bewegen. Old age is not for sissies, denk ik eerst. Daarna
besef ik dat ik aan ’t dromen ben en dat ik geduldig moet wachten tot wanneer
ik wakker word.
Dat duurt een hele tijd. Wanneer ik weer meester
over mijn benen ben, ga ik in de gang kijken. Daar
ligt, vreemd genoeg, geen steenklomp, maar wel een groot pak planken, oude
houten planken, echt een hele stapel.
Ik trek de voordeur open en roep naar mijn overbuur om te vragen waarom
die planken in mijn gang liggen. Hij zegt me dat het planken van zijn broer
zijn.
De buurman komt kijken. Hij zegt dat zijn broer erg aan die planken gehecht is. Hij voegt
er aan toe dat ik die planken wel mag gebruiken, maar toch best wacht tot
zijn broer overleden is. Zijn broer is al oud, zegt hij. Omdat ik al heel lang iets over planken wil schrijven, stelt zijn
antwoord me gerust.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten