11 SEPTEMBER 2001, in New York vallen de Twin Towers. U herinnert zich waar u op dat moment was en wat u deed. Net zo zal ik me blijvend herinneren waar ik was op de dag dat Aster Berkhof⇲ stierf. Op 29 september 2020 was ik in Menen, op zoek naar iets om mijn Vlaamse identiteit aan te scherpen. Ik had dat elders al gedaan (Ronse⇲, Bornem⇲, Dendermonde⇲, Geraardsbergen⇲ en Zarlardinge⇲, de Kluisberg⇲, Aalst⇲, Avelgem⇲ …), maar in Menen wilde het op 29 september niet lukken.
Een markt, daarop bomen, belfort, mensen met mondkapjes, straten die me almaar verder van het centrum wegleiden, straten worden straatjes, huizen worden huisjes… Geen inspiratie. Ik stap een kroeg binnen, ongetwijfeld de vunzigste van Menen. Mannen met slonzig haar drinken bier uit flesjes, op de vensterbank voldoende stof om er je naam in te schrijven… Ik voel me meteen thuis. Enkele uren later dans ik met de stamgasten in polonaise het café uit en daarna weer naar binnen. Tegen sluitingstijd hebben we alle coronabeperkingen menig maal overtreden, plus enkele andere.
In memoriam Aster Berkhof. Er is een boek van Berkhof — Isidoor, ik schrijf er hier⇲ over — dat ik in mijn kindertijd lees en dat me mijn kleinburgerlijke toekomst laat kennen. Mei 68 heeft er zich tussen genesteld.
‘Als ge op zo’n zaterdagnamiddag gedaan hebt met uw werk, en ge stapt uit de bus, en ge kijkt naar dat stille dorp, waar ge als kind zijt opgegroeid, en waar ge altijd naar terugkeert als naar een veilige haven, en ge ziet die bekende huizen, die liggen te stoven in de zon, die stomp van een uitgebrande kerktoren, die in de druilerige stilte staat te soezen, die warme zandwegen, die links en rechts van de steenweg tussen de goudgele, broeiend hete korenvelden verdwijnen, die donkergroene dennenbossen en elzenkanten in de verte, die trillen in de laaiende hitte en die blauwe lucht tenslotte, die alles overkoepelt, en waarin de zon als een grote, witte diamant hangt te gloeien: als ge dat allemaal ziet, en ge denkt daarbij: ik heb een schoon huis, helemaal van mij, en daar kan niemand mij uitzetten, dan moogt ge zijn wie ge wilt, ge trekt uw schouders achteruit, ge ademt zo diep, dat uw borst er krachtig van opengaat, en uw hart, dat sinds dertig jaar vecht tegen verschrompeling en verdorring, begint triomfantelijk te bonzen, zo heftig, dat ge nadien een hele tijd de ogen moet sluiten, om van de duizeligheid te bekomen.’
1 opmerking:
Iedere keer als ik mijn ouders bezoek, hoor ik minstens één keer de uitspraak: 'Menen is dood'. Menin-la-morte.
Een reactie posten