zondag 3 januari 2021

Schreeuwen van de gruwel

Foto's boven: Links Christophe Olievier en Flor Vandekerckhove. Rechts: Schreeuw, schilderij van Christophe Olievier. Foto's onder— In wijzerzin, startend bovenaan links: still uit de trappenscène van Pantserkruiser Potemkin (1926), film van Sergej Eisentein. — Francis Bacon: Screaming pope (1953) — Edvard Munch, De schreeuw (1893) —Christophe Olievier: Schreeuw. Acryl op doek (50 x 50 cm, 2020). —


Edvard Munch zegt ons wat er gebeurd is (°): ‘Ik bleef staan en leunde tegen de reling, halfdood van vermoeidheid. Boven het grijsblauwe fjord hingen de wolken, zo rood als bloed en als vlammentongen. Mijn vrienden verwijderden zich. Alleen en trillend van angst onderging ik de luide schreeuw van de natuur.’ Waar woorden tekortschieten, snelt schilderkunst hem te hulp, want ja, ‘de luide schreeuw van de natuur’, what the fuck willen die woorden zeggen?
Munch verbeeldt De schreeuw niet één keer, maar verschillende keren. Da’s logisch, met het onzegbare is een mens niet gauw klaar. Dat kun je leren van Karl Ove Knausgård, in een essay dat ik elkeen aanraad. (°°) Het leidt je niet alleen binnen in Munchs schilderkunst, maar ook in de schrijfkunst van Knausgård zelve: ‘De drijfkracht van alle kunst is een vorm van expressie te vinden die waar is (…) waarheid is iets wat je intuïtief aanvoelt, en het is ook in die intuïtie dat het artistieke zich voltrekt.’ Om zover te komen moet de kunstenaar ‘schrapen, schilderen, schrapen, schilderen, weggooien, opnieuw beginnen, zoeken, aftasten, schilderen, schrapen, tot het werk ‘antwoordt’ (…) Misschien gebeurt dat nooit, misschien gebeurt dat na tien jaar, misschien gebeurt dat na tien dagen.’
Francis Bacon van zijn kant gaat aan de haal met een beeld uit de Pantserkruiser Potemkin, film van Eisenstein. We zien een kinderoppas, getroffen door geweervuur. Ze schreeuwt het uit. Bacon schildert het beeld verschillende keren en combineert het later met een portret van paus Innocentius X (Velázquez, 1650). Waardoor we niet alleen een screaming pope te zien krijgen, maar ook de machteloosheid van elkeen die zich krampachtig aan zijn positie vasthoudt. Waar het Munch om de natuur te doen is, daar pakt Bacon de cultuur aan.
En wat pakt Christophe Olievier aan met zijn Schreeuw? Dit is meer dan zomaar een vrouw die schreeuwt, dit is het beeld van het voorbije annus horribilis. Dit is de schreeuw van allen — wereldwijd bijna twee miljoen mensen — die, dodelijk getroffen door het virus, hun radeloosheid uitschreeuwen. Waardoor het werk een breukpunt markeert in het oeuvre van Olievier. Ik weet niet of Christophe zich daar zelf bewust van is, wat eens te meer bewijst dat het in de confrontatie met derden is dat de waarde van een kunstwerk zich ontbloot, iets wat ik eerder al benadrukt heb in Elk kunstwerk ontvliedt zijn maker.
Essayist Stefaan Pennynck merkt terecht op dat de afbakening tussen dilettanten en ware kunstenaars niet deze tussen professionelen en niet-professionelen is. Omdat maar weinig artiesten van hun werk kunnen leven, loopt de grens al doorheen het heir van de niet-professionelen. ’t Is ‘t resultaat, zegt Pennynck, dat bepaalt of je kunstenaar bent of dilettant. Tot voor kort zou ik Olievier bij de dilettanten ondergebracht hebben. Zijn ‘Schreeuw’ haalt hem daar weg en plaatst hem nu waarlijk in het kunstenaarskamp. 

Flor Vandekerckhove


(°) Ragna Stang. Edward Munch. A’dam 1979. Meulenhof. 294 p.

(°°) Karl Ove Knausgård. Zoveel verlangen op zo’n klein Oppervlak. Een boek over de schilderijen van Edvard Munch. Vertaling: Sofie Maertens en Michiel Vanhee. A’dam 2018. Athenaeum — Polak & Van Gennep. 254 p.


1 opmerking:

Philippe Clerick zei

Schreeuwen ... daar heb ik weinig affiniteit mee. Behalve deze in Cabaret: https://www.youtube.com/watch?v=Zu_aHXfr7Sg