|
Robert, met rode pots. De pijl duidt zijn huisje aan. |
Al dertig jaar breng ik mijn vakanties in Vabre door, Frans dorpje in de Pyreneeën. Daar bezet ik een huisje dat tegen de Pueg del borion↗︎ leunt. Over mijn buren valt al een en ander in De Laatste Vuurtorenwachter te lezen: over Brigitte maakte ik zelfs een gedicht: En verzadigd vlood het virus vlug weer voort↗︎ en ik bezocht zelfs het graf van de inmiddels overleden Toulze: Het voortschrijden der tijden↗︎. De politieke crisis bezworen↗︎ gaat over Jules, Belg die daar een camping uitbaat en onlangs publiceerde ik Afscheid van Ariane↗︎, ik schreef ook Jeugd, de toekomst lacht u toe↗︎ een lovend stukje over Vanessa, m’n coiffeuse. De twee plaatselijke kruideniers, Christine en Florence↗︎, kregen een apart stukje. Er is ook nog Bertrand en de schapen↗︎ en natuurlijk vertel ik ook iets over Kwajongensstreken met Max↗︎.
Vandaag leer ik je Robert kennen, mijn directe buurman in de Rue du Pénèry. De nestor van de straat woont anders in Béziers, stad op een boogscheut van de Middellandse Zee. Dat Robert zijn buitenverblijf niet aan zee kiest, maar in ’t gebergte heeft z’n redenen. Ten eerste kosten de huisjes tegen onze bergwand twee keer niets, maar er is nog iets.
Robert mag onze oudste zijn (75), hij is fitter dan menigeen, mezelf incluis. Hij is een doorgewinterde wandelaar, voorzitter van de wandelclub in Béziers. Hij heeft verscheidene voettochten naar Santiago de Compostela↗︎ in de kuiten. Voorwaar iemand om als voorbeeld te nemen.
Geenszins voorbeeldig is dan weer dat we hem in onze straat kennen als degene die al eens ons hout pleegt te pikken. Een na een beslisten de buren hun houtstapels te beveiligen. Eerst dacht ik dat het kwaadsprekerij was, maar als laatste heb ik mijn stapel nu toch ook van voor de gevel weggehaald en in de berging achter slot en grendel geplaatst. Z’n rode baret heeft hem verraden, de deugniet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten