dinsdag 23 maart 2021

Eros & Thanatos bij Luc Martinsen

Links: Tina en de slang. 1988. Olie op doek. 140 x 110 cm. 
Rechts: De Doodsteek. 2013. Acryl op doek. 200 x 170 cm.


In 1988 kom ik vanuit Gent naar Oostende om daar Het Visserijblad te redigeren. 1988 is ook in dat jaar dat ik Luc Martinsen persoonlijk leer kennen, kunstschilder waarmee ik meteen verwantschap voel. Ik herinner me onze eerste ontmoeting in Galerie Bureaux et Magasins; een eetfestijn en galeriehoudster Nathalie Brutin leidt het gebeuren. Els Milh is er, academiedirectrice Chantal De Smet, kunstcriticus Hugo Brutin, fotograaf Steven Decroos, kunstschilders Jan Deconinck en Karel Dierickx, graficus James De Coninck… En er is een koppel buitenlandse collectioneurs, waarvoor het evenement trouwens opgezet werd. In enkele uren, zeiden die achteraf, hebben we waarlijk de wereld van James Ensor leren kennen. Wat een nacht! 
1988 is ook het jaar waarin Martinsen een absoluut meesterwerk creëert, Tina en de slang, een indrukwekkend voorbeeld van wilde schilderkunst. Veel primaire kleuren, wilde verfstreken, her en der weer afgedekt met dikke verflagen. Tina, in rode jurk, gaat de confrontatie met de slang aan, die kronkelend zijn weg naar haar zoekt. Ook de symboliek ligt dik uitgesmeerd. Hier wordt eros gevierd, de levensdrift. We zien het rood van de passie, de slang als penis, de vrouwenmond als vulva.
Omdat Tina en de slang kunst is, dient zich minstens één alternatieve interpretatie aan. Martinsen legt in dit schilderij zijn angsten bloot — de vrouw! de slang! De gulzigheid waarmee hij zijn angsten op doek — en in het leven — te lijf gaat, laat een meesterwerk achter. Martinsen zal het thema vrouw trouwens een oeuvre lang blijven uitspitten. En er is er niets liefelijks aan de manier waarop hij dat doet. In zijn schilderijen worden vrouwenfiguren overgeschilderd en meteen weer opgeroepen, afgestoten en weer aangetrokken. Resultaat: wezens die uit storm geboren worden en die op hun beurt storm baren. 
De vrouw is een weerkerend thema, maar wat ik me afvraag: keert ook de slang nog weer? Bij Luc Martinsen wonen eros en thanatos vlak om de hoek, ik moet niet lang zoeken naar een werk waarin thanatos over eros triomfeert. Ik kies voor een tableau waarin Martinsen de kruisiging van Christus uitbeeldt, De doodsteek. Het schilderij komt in 2013 tot stand, een kwarteeuw na Tina en de slang
Wat is gebleven en wat is veranderd? Er zijn kleuren aan het palet toegevoegd, maar we herkennen toch meteen het typische coloriet van de meester. Maar waar is de passie uit Tina en de slang naartoe? Christus hangt er al bij al vredig bij. De emoties van Maria en Maria Magdalena (waarvoor Els en Greet Milh model staan) getuigen geenszins van smart. Een van hen lijkt zelfs te applaudisseren. De soldaat die Christus’ hart doorboort, klaart de klus emotieloos. Zie ik dat verkeerd? Is het niet zo dat elk van de figuren op De doodsteek — soldaat, vrouwen, de gekruisigde zelve — zich emotieloos bij de feiten neerleggen? 
Mij intrigeert de plastron van de soldaat, kledingstuk dat een mens toch niet meteen met das Militär associeert. Waarom heeft Martinsen dat overbodige kledingstuk aan het werk toegevoegd? Enig speurwerk leidt me naar Freud: in dromen van mannen vinden we vaak de stropdas als symbool van de penis in ruste. En wat zie ik dáár, boven de soldaat, rechts van Christus’ bloedend hart? Is dat niet de slang die het hazenpad kiest? Gaat de levensdrift ervandoor? Jawel, de slang ontvliedt het tafereel. Tina en de slang, da’s wervelende passie, De Doodsteek, da’s finale rust. Dylan Thomas heeft gemakkelijk zeggen — Rage, rage against the dying of the light wanneer de man met de lans zich aandient.


Enkele jaren na mijn eerste kennismaking
met de Oostendse kunstscene maak ik
'Ensor en zijn bende in Oostende',
een gedicht dat Knack publiceert.

Geen opmerkingen: