woensdag 31 mei 2023

Eugène en ik aan de monding van de Somme

Links: Saint-Valery-sur-Somme. L’Embouchure de la Somme. Olieverfschilderij. 1891. 46 cm hoog x 65,4 breed. 
Rechts: in mei 2023 toef ik aan dezelfde riviermonding.


29 mei 2023 — Tania wandelt vandaag in Frankrijk van La Madelon de l’Authie naar Saint-Quentin-en-Tourmont, 32,300 kilometer. Waar ze vertrekt is ’t nog Opaalkust, waar ze aankomt is ’t al Côte Picarde. Daar wacht ik haar op. ’s Avonds slapen we aan de riviermonding, in Saint-Valery-sur-Somme.
In dat dorp schrijft Anatole France jeugdherinneringen: ‘Vanuit de kamer waar ik dit schrijf, kun je de hele baai van de Somme zien, met het zand dat aan de horizon helemaal tot de blauwe lijnen van Le Crotoy en Le Hourdel reikt. Als de zon ondergaat, gloeien de randen van de grote donkere wolken op in vlammend goud. Het is vloed, en op zee komen de vissersbootjes al met de stroming aandrijven.’ ’t Zijn woorden van die Anatole hé, niet van mij.
Wie daar ook enige tijd verblijft is Eugène Boudin. Getuige daarvan zijn schilderij Saint-Valery-sur-Somme. L’Embouchure de la Somme. Ik probeer zijn blik te reproduceren, wat me niet lukt, de schilder heeft zijn ezel aan gene kant van de rivier geplant. Maar je ziet toch dat we beiden aan de monding van de Somme geweest zijn, Eugène Boudin en ik; links boven, achter mij, vang je een glimp op van de huizenrij die Boudin in zijn doek mee opneemt.

maandag 29 mei 2023

De oneliner van de wandeling

Oorspronkelijke luidde de oneliner (°): ‘traag stappend handen op de rug doet het wandelen z’n deugddoend werk’. Da’s hoe ik gewoonlijk wandel, da’s hoe ik het deugddoende wandelen ervaar.  Toen stootte ik op ’t net op twee afbeeldingen van wandelende juffrouwen, zij doen ‘t anders, zij houden de handen gevouwen voor de schoot. Links een schilderij van de Italiaanse Mosè Bianchi,(1840-1904), ‘Een wandeling langs de oever van het meer’ toont ons een volksmeisje. Rechts een schilderij van diens tijdgenoot, de Nederlandse Frederick Hendrik Kaemmerer (1839 - 1902). Van hem vind je op ’t net wel meer afbeeldingen van wandelende meisjes, hem lijkt ’t meer om de fleurige jurken te doen. Maar goed, wandelen is goed voor allen, zij ’t op de manier van die meisjes, zij ’t op mijn manier. (Flor Vandekerckhove)

(°) Oneliner: altijd 17 lettergrepen, geen leestekens, geen kapitalen.

www.youtube.com/watch?v=ZBhTRLsifM0

[403]

traag stappend handen gevouwen zoals ’t hoort toogt ’t wandelen aan ‘t werk

zondag 28 mei 2023

Edward Vandaele, beeldhouwer

Links Edward Vandaele aan ’t werk in zijn atelier (foto van de website van de kunstenaar). 
Rechts Edward Vandaele en Flor Vandekerckhove in de Astridlaan van Bredene.


In Bredene torst de Astridlaan nogal wat plaatselijke geschiedenis. Dat de straat Astrid heet, komt door een gebouw in de buurt, met dezelfde naam, in oorsprong kindertehuis en daarna school, genoemd naar koningin Astrid. Het oorspronkelijke gebouw bestaat niet meer, alleen straten blijven bestaan. Op de hoek: eetgelegenheid Alaska, vreemde naam voor een etablissement dat warme maaltijden serveert. Minder vreemd voor wie weet dat daar in lang verleden dagen een ijssalon was, ja dan kan de naam niet koud genoeg zijn. Aan gene kant van de Astridlaan liggen campings die Bredene gemaakt hebben tot wat het is: een oord van volks toerisme. Daar tegenover: middenstand die van dat toerisme een graantje meepikt. 
Ik bevind me in een van die etablissementen, een café zonder naam op de gevel. Op het zonovergoten terras genieten oude Bredenaars en jonge toeristen van een deugddoend glas. Alleen ikzelf zit binnen. ’t Is dan ook ’t weer niet dat me hierheen brengt, evenmin is het de dorst, mij is het om een beeldhouwwerk te doen. 
Laat het me vertellen. Op mijn wandelingen passeer ik dagelijks een bronzen beeldje dat altijd weer mijn aandacht trekt. Het brons verbeeldt een duiker, krek op ’t moment dat hij de sprong waagt. (°) De beeldhouwer slaagt er perfect in het momentum te vatten. Een naamplaatje leert me dat die beeldhouwer Edward Vandaele heet. Al googelend vind ik een café uitgebaat door ene Eddy Vandaele. In dat café, in de Astridlaan van Bredene, drink ik nu koffie en alzo verneem ik dat Eddy eigenlijk Edward heet. Tijdens schoolvakanties en in weekends is hij er cafébaas, voor de rest is Edward beeldhouwer: ‘Na het overlijden van mijn ouders begin ik een horecazaak, wat me in staat stelt om op twee maanden tijd een jaarinkomen te vergaren. Geld waarmee ik de vrijheid koop om te beeldhouwen.’ 
Hij stelt voor ‘t eerst tentoon in 1999, wat meteen de start is van een professioneel kunstenaarschap. Intussen zijn we een kwarteeuw verder: ‘Beeldhouwen is voor mij de enige manier om gelukkig te zijn. Daarom moet ik in mijn projecten investeren, of – via de verkoop – andere mensen in mij laten investeren. Zonder mijn klanten kan ik mijn droom niet verwezenlijken. Wie een werk koopt, is aandeelhouder in mijn beeldhouwer-zijn. Ik voel het dan ook als mijn plicht om die mensen niet teleur te stellen. Dat verklaart mijn drang om almaar beter te doen. Mijn vader zei altijd: “Kunstenaars... daar plaveien ze de straten mee”. Dagelijks lever ik een gevecht om mijn vader ongelijk te geven.’
Vader Vandaele heeft ongelijk, althans wat zijn zoon betreft. Wie wil weten waarom ik dat zo onomwonden zeggen kan, kijkt naar Edwards website. (°°) Wie dat doet, is, net als ik, blij verrast door wat hzij daar te zien krijgt. Wie het liever op ware grootte bekijkt, kan Vandaeles beelden nog tot eind september zien in Galerie en beeldentuin Lieve Lambrecht (Merendree) en in Beukenhof Phoenix Art Gallery in Kluisbergen; twee mooie uitstapjes trouwens.


(°) Het beeldje De duiker (1993) staat op de hoek van Driftweg en Breeweg in Bredene. Het staat daar niet toevallig, het huis is de woning van de uitbaters van Twins, centrum voor 't beoefenen van watersporten.
(°°) De woorden die ik Edward Vandaele in dit stukje laat zeggen, komen eveneens van 's mans website. Daar staan ze in een interview die Christophe De Chauvre in 2006 maakt voor het kunsttijdschrift ISEL.

zaterdag 27 mei 2023

Reptiel de Krokodil, het huisdier van de prozadichter

2023 is voor De Laatste Vuurtorenwachter het jaar van het prozagedicht, genre waarvan u houdt, al wist u dat zelf niet. 't Is met name poëzie voor gans het volk, en dus ook voor u. ’t Is een hybride vorm van literatuur, zowel proza als poëzie, en daardoor onderwerp van veel discussie onder mensen die niets anders te doen hebben. Het maken van zo’n prozagedichten is mijn manier om te leren begrijpen wat het juist is. 
Ge moet onderstaand YouTubefilmpje zeker aanklikken, anders is 't voor mij natuurlijk ook niet geestig meer. En ge zult zien: eens ge dat gehoord hebt, wilt ge van niets anders meer weten, alleen nog prozagedichten! Allee, kijk maar 1s. 
Ziet ge wel dat 't schoon is. En er ligt al een heel boekje met zo'n prozagedichten op u te wachten in De Weggeefwinkel.

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 26 mei 2023

Een piano in de fik. Kaakslag! Walging! Wraak!

Danila Bolshakov speelt hier werk van Max Richter op een brandende piano, hopend dat de wind niet draait. 
Meer erover staat daar.



Op 10 april post ik een stukje onder de dubbelzinnige titel Voor wie boel zoekt’t Is een blogpost over Fluxus, waarin ik me de vraag stel of er connectie bestaat tussen die kunststroming en de Britse popgroep The Who. Legitieme vraag, 't zijn tijdgenoten en zowel Fluxus als The Who staan bekend om hun vernielingen. De vraag is ook interessant omdat het highbrow (Fluxus) en lowbrow (The Who) verenigt.
Mijn stukje roept kwalijke Facebookreacties op bij hobbymuzikanten, die alle met elkaar gemeen hebben dat ze The Who streng veroordelen: ‘Kapsones van verwende, zelfingenomen en in rijkdom zwemmende rockvedettes en een kaakslag in het gezicht van de minder gegoede amateur-gitarist die zijn broekzak binnenste buiten moest halen om zich een degelijke gitaar te kunnen aanschaffen.’  U leest goed: KAAKSLAG!
Enkele dagen geleden post ik iets heel anders, Jong zijn ten tijde van het Wirtschaftwunder, over de wereld na de Tweede Wereldoorlog, wereld waarmee zovelen blijvend moeite hebben. Daarin vermeld ik terloops The Who. Weer soortgelijke reacties: ‘Met slechts een fractie van de kostprijs van zo’n instrument hadden wij al iets heel goed kunnen kopen. Wij walgden van die praktijken. Ik heb dan ook compleet met dat wereldje gebroken.’  WALGING! 
Niemand zegt iets over de essentie van die blogposts: op Fluxus reageert niemand, op de drie meesterlijke films uit het tweede stukje komt evenmin reactie. Mensen zien blijkbaar alleen maar wat ze kennen: The Who, Walging! Kaakslag! Proef ik er oude mannen-verzuring in?
Omdat die FB-reacties de essentie negeren van twee stukjes waaraan ik hard gewerkt heb, ben ik in mijn gat gebeten, ik zin op wraak — WRAAK! Ik wijs de verzuurde FB-vrienden op nog anderen die ’t nodig achten instrumenten te vernielen. Verschillende muzikanten van hedendaagse muziek, waaronder Annea Lockwood, Yōsuke Yamashita en Diego Stocco verwerken pianoverbranding in hun composities. Omdat die namen bij The Who-haters ongetwijfeld even onbekend zijn als Fluxus, voeg ik er een oude bekende aan toe. Wie The Who kent, weet ook wie Jerry Lee Lewis is, misschien wel de eerste rockartiest die apparatuur vernietigt. Dit is wat hij er zelf over zegt in een interview met Nick Tosches: 
‘Godver ja, ik deed het. Het was in Charleston, South Carolina, enige tijd geleden. Ik duwde de piano uit het auditorium. Duwde hem over de straat. Duwde hem over de pier. Duwde hem recht in de oceaan. Ik herinner me niet echt waarom ik het deed. ’t Zal zijn dat de piano niet deugde. Ik begon te duwen en ‘it built up steam’. Conway Twitty stond erop te kijken. Ik denk niet dat ze die piano weer bovengehaald hebben. Ik denk dat haaien hem te pakken kregen.’ (°)

Flor Vandekerckhove


(°) In ‘The Gospel According to Jerry Lee’ in The Nick Tosches Reader. 2000. Boston, Da Capo Press, Perseus Books Group. 593 pp.

dinsdag 23 mei 2023

Jong zijn ten tijde van het Wirtschaftswunder

Vijftig jaar na de plaat (1973)  en tien jaar na het overlijden van Lou Reed wordt de concertfilm (2008) van ‘Berlin’ weer uitgebracht. We gingen kijken en achteraf dacht ik daar nog een wijle over na. Van links naar rechts filmposters van West Side Story (1961), Quadrophenia (1979), Lou Reed: Berlin (2008).


De Trente Glorieuses! De term slaat op de periode van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, tijdspanne die tot aan de oliecrisis van 1973 duurt. In die tijd wordt de door oorlogsgeweld vernielde wereld inderdaad heropgebouwd. In België heeft men het onomwonden over ‘de wederopbouw’, in Duitsland spreekt men van ‘das Wirtschaftswunder’, de Amerikaanse economie boomt als nooit tevoren, werkloosheid is onbestaand. Werkende jongeren mogen een deel van het verdiende geld voor zichzelf houden, zij worden de eerste teenagers-consumenten uit de lagere klassen. En daardoor ook markt, doelgroep, onderwerp, thema.
Tienerjaren zijn voor iedereen vreselijk: je bent geen kind meer, volwassen ben je evenmin; de hormonen spelen je parten; je weet met je energie geen blijf en tegelijk slaap je tot de noen. Je houdt je ’t liefst op onder leeftijdsgenoten — jongerenbenden — samen op weg naar where the action is. Rebelleren doen jongeren altijd, maar in de Trente Glorieuses is ‘t toch anders: met geld op zak. 
The Beetles zijn zo’n jongeren uit het begin van de Trente Glorieuses, nozems. Je ziet ze in The Wild One (1953). Die film maakt school. The Beatles, die eerst Beetles heten, houden er hun naam aan over. The Wild One wordt gevolgd door Rebel Without A Cause (1955). Rebelleren à volonté! Maar waartegen? Marlon Brando beantwoordt de vraag in The Wild One: ‘What do you got?’ Het doet er niet toe, ’t is letterlijk doelloze rebellie, al eens resulterend in zinloos geweld. 
De bendecultuur van de jaren vijftig wordt uiteindelijk geconsacreerd in een absoluut meesterwerk van film & muziek: West Side Story (1961): Shakespeares Romeo & Julia zijn nu arbeiderskinderen; de helden zijn anti-helden, de families zijn migranten. Dit is de wereld na de Tweede Wereldoorlog, een wereld waarmee zovelen blijvend moeite hebben en die bij hen een redeloos conservatisme voedt, verlangend naar tijden van orde & tucht, waarin de dingen onveranderlijk zijn.
Wie denkt dat de jaren vijftig heftig zijn, schrikt zich in de jaren zestig een hoedje. In 1964 ontsporen botsingen tussen verschillende Britse jeugdculturen — mods versus rockers — in rellen die geschiedenis maken. Socioloog Stanley Cohen ijkt de term ‘morele paniek; The Who verbeeldt dat zinloze geweld door op podium muziekinstrumenten te vernielen, iets wat, ondervond ik onlangs nog, tot vandaag weerzin oproept. Het zijn ook The Who-mods die voor de sixties doen wat West Side Story voor de fifties deed: hun rockopera Quadrophenia (1973) en de gelijknamige film consacreren de topdagen van de bendecultuur in de sixties. (°)
Die sixties tonen ons bijlange niet alles. De catastrofe van het 'wild geworden Wirtschaftwunder' moet nog komen. Dat catastrofale einde van een tijdperk toont Lou Reed ons wel in Berlin (1973, album dat in dat jaar flopt omdat niemand de waarheid wil zien), prachtig vormgegeven in de concertfilm Lou Reed:Berlin (2008) van Julian Schnabel. Weer een absoluut meesterwerk van film & muziek. We zien hoe de Trente Glorieuses eindigen in een wereld van overconsumptie, drugs, geweld en zelfmoord: het Wirtschaftswunder is afgelopen, een tijdperk wordt begraven. Wat rest is wat psychiater Paul Verhaegen Onbehagen noemt en wat zijn collega Dirk De Wachter in Borderline Times omschrijft als ‘Het einde van de normaliteit.’ Boektitels die ons leren dat wat we gezien hebben, niets is… vergeleken met wat komen gaat.
Dit stukje verschijnt ook in Snapshots, tijdschrift van de Vlaamse filmpers


(°) Over dat vermeende zinloos geweld van de jaren zestig valt nog veel te zeggen. Ik som 1 en ander op waarover ik later nog iets wil schrijven: Is er een verband met het sixties-straatgeweld in Oostende? Is het de voorbode van Mei 68?⇲. Is er een band met de kunstbeweging Fluxus?

maandag 22 mei 2023

Zoveel schoonheid in ’t bereik van allen

Midden: manuscript van Bukowski’s gedicht. Rechts: hoes van Suzanne Vega’s plaat, uitbeeldend een schrijversnotitieboekje.


Alweer een hele tijd geleden zie ik op televisie Thomas Vanderveken die Suzanne Vega interviewt↗︎. Tania die naast me zit, en een levende popencyclopedie is, zegt dat Vega ook een Amerikaanse schrijfster bezingt. ’s Anderendaags zoek ik op ’t internet Lover, Beloved↗︎, Vega’s eresaluut aan Carson McCullers↗︎
Van die schrijfster weet ik alleen dat ze deel uitmaakt van een lange lijst van schrijvers-alcoholisten↗︎. Omdat ik, zelfs op hoge leeftijd, nog mijn indrukwekkende onwetendheid wil fnuiken, haal ik McCullers verzamelde verhalen↗︎ in huis. (°) Ik lees ‘Moment van het uur erna’, kort verhaal waarover Suzanne Vega’s song met de gelijknamige titel — ‘Instant of the Hour After’ — gaat en vergenoeg me in het dubbele genot dat alzo ontstaat: verhaal en song. Wanneer ik daarna ook Bukowski’s gedicht over de schrijfster vertaal, prijs ik me gelukkig dat ik dat alles mag leren kennen: de mooie platenhoes, de song, het verhaal, het gedicht… Aaah, zoveel schoonheid in ’t bereik van allen! Terwijl al het andere / doorging / zoals / ze ’t had beschreven.



(°) Carson McCullers – Alle verhalen. Vertaling Molly van Gelder. 2021. Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam. 296 blz.

zondag 21 mei 2023

Waden, een eenvoudige geneugte

 Ik doe ’t om de stiel goed in de vingers te houden, vergelijk het met piano-oefeningen van de pianist en de schetsen van de tekenaar. Daarom schrijf ik deze reeks driezinnenverhalen, verhalen van maar drie zinnen lang: opening, midden, slot. ‘Waden’ is zo’n driezinnenverhaal, ’t is nummer 132 in de rij van 200 die ik plan te schrijven.

www.youtube.com/watch?v=SKlMQJpDaWw

[138]


132. Waden — Ware waders weten ’t wel. Opgerolde broekspijpen, in elke hand een schoen, daarin de sok, blik op de branding. Een korte knik bij ’t kruisen. (Flor Vandekerckhove)

zaterdag 20 mei 2023

De Hotchkiss van vader

Hotchkiss (volgens Glenn Vermoortel is ’t een model 1952) in Leopold II-laan Oostende. Rechts Hotchkiss model 1925-32.


In een Oostendse FB-groep plaatst Glenn Vermoortel deze foto van een Hotchkiss. Nooit eerder heb ik van dat automerk gehoord. Maar het model zegt me iets. In Gauw!, boek waarin ik over mijn kindertijd vertel, schrijf ik over vaders allereerste personenauto. In mijn herinnering ziet die eruit als de auto op Vermoortels foto. Het is een van mijn eerste herinneringen, misschien wel mijn allereerste. Ik citeer uit het boek: 
Ik herinner me de eerste personenwagen. Ik weet dat mama me op haar arm naar buiten draagt om ernaar te kijken. De eerste gezinswagen! Tweedehands, een oud model waar de buren een beetje lacherig over doen, een beetje als een T-Ford. Vilt op ’t dashboard, gordijntjes voor de ramen, een wagen uit de tijd dat auto’s er nog als koetsen uitzien. En ik herinner me dat papa op ’t dak van die auto kisten laadt, een stapel zo hoog, dat ik denk dat de auto om zal vallen.
Mij zou het niet verwonderen als die auto zo’n Hotchkiss is. Niet een uit 1952, vader heeft geen geld voor nieuwe auto’s, hij koopt occasies — net als ik later — maar een tweedehands Hotchkiss, dat zou best kunnen; wellicht een model van lang voor de oorlog, want ik lees dat Hotchkiss bij ’t naderen van het oorlogsgeweld vooral tanks produceert. Al wat ik hierboven zeg, is puur geheugenwerk, er zijn geen familiefoto’s met die auto en er rest niemand aan wie ‘k het kan vragen. Dat die auto zo’n Hotchkiss is, is een mooie gedachte waarvan de Italianen zeggen: si non è vero è ben trovato.


De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 19 mei 2023

Waaiend zand op ’t strand

 De oneliner van Claude Monet is een van de 100 poëtische oneliners die ik aan ’t schrijven ben. Vergelijk het met piano-oefeningen van de pianist, kleiwerkjes van de beeldhouwer, 't schetsboek van de tekenaar; we doen het om de stiel goed in de vingers te houden. De oneliners zijn altijd één lijn, 17 lettergrepen, geen leestekens, geen kapitalen. De oneliner komt uit het niets en verdwijnt daar ook weer in. (Flor Vandekerckhove↗︎)

monet herinnert zich haar als zand dat op een zonnig strand belandt


Het inspirerende schilderij heet Camille op het strand van Trouville↗︎. Schilderij van Claude Monet. 1870. Olie op canvas. (38,1 x 46,4 cm. Het toont de eerste echtgenote van Claude Monet, Camille, aan de kust. Het maakt deel uit van een reeks strandschilderijen van de Franse impressionist en we zien diens uitstekende vermogen om licht en beweging vast te leggen met verf. Het schilderij, in ’s mans kenmerkende korte penseelstreken, neemt de kijker mee naar de stormachtige dag in 1870 in Normandië. Je voelt bijna de wind. Monet stierf in 1926, dit werk bevindt zich dus in het publiek domein in het land van herkomst en in andere gebieden waar de copyrighttermijn het leven van de auteur plus 95 jaar of minder is. Dit werk bevindt zich in het publieke domein in de Verenigde Staten omdat het vóór 1 januari 1927 is gepubliceerd (of geregistreerd bij het U.S. Copyright Office).

donderdag 18 mei 2023

De oogst valt vroeg dit jaar


We zijn nog maar halverwege mei en uitgeverij De Lachende Visch rijft de oogst van 2023 al binnen. Die oogst ligt nu in de rekken van De Weggeefwinkel. Haal die rekken leeg, lezers altegader, klinkt het over de daken van… de daken van… wel, over álle daken. U hebt niet eens besteld en de imaginaire koeriers van Dileveroa zijn al onderweg!


°°° Uitgeverij De Lachende Visch stelt u een nieuwe editie van de dichtbundel HET JAAR VAN DE KWATRIJNEN voor, aangevuld met tal van nieuwe gedichten, vandaar de ondertitel: (En wat volgt). Het e-boek telt nu 64 bladzijden en er is een nawoord toegevoegd. Het e-boek is gratis en wordt per kerende e-mail opgestuurd naar elkeen die erom vraagt. Mail naar liefkemores@telenet.be en vermeld de titel: HET JAAR VAN DE KWATRIJNEN.


°°° Uitgeverij De Lachende Visch stelt u GESPREKKEN MET POLLEKE voor, het nieuwe e-boek van Flor Vandekerckhove. 129 bladzijden, geschreven in een grensgebied, een niemandsland tussen proza en poëzie. Waarbij het de lezer toekomt te oordelen of de auteur de grens al eens oversteekt. Het e-boek is gratis en wordt per kerende e-mail opgestuurd naar elkeen die erom vraagt. Mail naar liefkemores@telenet.be en vermeld de titel: GESPREKKEN MET POLLEKE.


°°° Uitgeverij De Lachende Visch stelt u de digitale AMANDINE voor, roman uit 2012. Nieuwe editie: 33 hoofdstukken, 231 bladzijden, meer dan 63.000 woorden. AMANDINE vertelt het epos van de Oostendse visserij en hoe die geschiedenis het leven van de ik-figuur tot vandaag tekent. Het e-boek is gratis en wordt per kerende e-mail opgestuurd naar elkeen die erom vraagt. Mail naar liefkemores@telenet.be en vermeld de titel: AMANDINE.

woensdag 17 mei 2023

De paint it black-editie van Amandine NU IN DE WEGGEEFWINKEL

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (
vermeld de titel)liefkemores@telenet.be.


In 2012 verschijnt de roman Amandine, mooi vormgegeven door Jo Clauwaert. Elf jaar later is er nog altijd vraag naar. Om daaraan tegemoet te komen, produceert uitgeverij De Lachende Visch nu een digitale Amandine, een gratis e-boek. 
Men zegt dat Amandine mijn magnum opus is, zelf denk ik daar toch ietwat anders over. Zoveel woorden dat ik in die tijd nodig heb om iets gezegd te krijgen! In de nieuwe editie schrap ik die overdaad. ’t Blijft ’t zelfde boek, van dezelfde zoekende auteur die ik in die tijd ben, maar in een versie die 10.000 (!) woorden minder telt.
De digitale editie heeft een ondertitel: De paint it black-editie. Wat enerzijds verwijst naar de song die in ’t boek een rol speelt. Anderzijds slaat het op de digitale lay out die alle opmaakelementen (illustraties, foto’s…) uit het gedrukte boek verwijdert. Blijft over: zwarte letters, painted black.
Een oud boek van mezelf herlezen, niets werkt me méér op de zenuwen! Daardoor komt het dat ik me er iets te gemakkelijk vanaf maak. Gevolg: slordigheden! In druk zijn zo’n slordigheden onherroepelijk; in een e-boek is dat niet zo erg, het boek valt ook na publicatie nog gemakkelijk te corrigeren. ’t Is nog minder erg omdat het boek de lezer geen geld kost, wegens gratis: je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
Toch vraag ik de lezer om dat wél te doen, het gegeven paard in de bek kijken. Maakt zo’n digitale editie de dialoog tussen schrijver en lezer niet mogelijk, zelfs gemakkelijk? Wie al lezend op zo’n slordigheid stoot, kan me die melden. Per kerende vindt die behulpzame lezer een gekuiste versie in de mailbox. Perfect wordt het nooit, 't wordt alleen maar beter.

maandag 15 mei 2023

Daags na Moederdag


Ik dacht: als ik deze songtekst op Moederdag post, kan dat de respons op mijn vertaling vergroten. Anderzijds, dacht ik ook, zal die tekst op zo’n feestelijke Moederdag menig moeder tegen de borsten stuiten. Dus wachtte ik wijselijk tot the day after.


The Sweet thighs of Mother Mary is een songtekst. Zo staat het vermeld in The Nick Tosches Reader (°), ’t zijn lyrics. De tekst bestaat al van in de vroege jaren, 80, maar wordt pas in 1998 op muziek en op plaat gezet, u kunt er hier naar luisteren. Misschien zegt u: ik heb al beter gehoord, maar daar is ’t mij hier/nu niet om te doen. Mij gaat het om ’t verschil tussen songteksten (lyrics) en poëzie (verzen). Kon Nick Tosches de liedtekst The Sweet thighs of Mother Mary ook poëzie genoemd hebben? Heeft ook mijn vertaling, De zoete dijen van moeder Maria, liedtekstpotentie? Ik twijfel.
En nu iets helemaal anders.


May the Gods without Names Redeem me is géén songtekst, ’t is een gedicht, in The Nick Tosches Reader staat het onder poetry. De vraag die me onledig houdt is deze: had Nick Tosches dit gedicht ook songtekst kunnen noemen, lyrics? Kent u het antwoord op deze concrete vraag? Ik niet.
Om de vraag ietwat op te leuken heb ik m’n Nederlandse vertaling van het gedicht May the Gods without Names Redeem Me op muziek gezet. Voor zover ik dat kan uiteraard. De sympathieke drummer van GarageBand houdt er de maat in, zelf bevinger ik de strumstick en de zang geschiedt parlando, omdat mijn lief niet verdraagt dat ik zing, ik weet niet waarom. Ge moet 1s luisteren, ’t staat hieronder.


Ik ken de weg naar zee

www.youtube.com/watch?v=Hs4IHqTUlmU

[286]

(°) The Nick Tosches Reader. 2000. Boston, Da Capo Press, Perseus Books Group. 593 pp.

zondag 14 mei 2023

Mijn kritiek op de Vlaamse canon overspoelt Franstalig België


Het duurt een tijdje voor Google de openingszin — ‘Ik heb er de buik van vol’ — goed vertaald krijgt, maar daarna is er geen houden aan.  
‘J’ en ai le ventre complèt! De ce canon flamand avec ses 60 fenêtres. Surtout parce qu’il manque une fenêtre sur les hopitaux Ostendais. Ostende compte pourtant deux hôpitaux avec une forte identité flamande, le Serruys et 't Heilughart. Il y a des crucifix à Heilughart, rien à Serruys. Les gens qui vivent sur l'Opex et sur le Sas viennent à Serruys, ce sont des tamponneurs au chômage ; à Heilughart, les patients viennent des nouveaux chiqué bâtiments sur la Rive Est. Les médecins de 't Heilughart conduisent des Teslas, ceux de Serruys des Ladas. Les infirmières arrivent à Heilughart en vélo cargo, celles de Serruys en mobylette. Les patients de Heilughart y sont déposés par des parents aimants, ceux du Serruys viennent seuls, en bus. Ceux de Heilughart lisent 't Parochieblad (magazine hebdomadaire qui en dit long sur l'identité flamande), ceux de Serruys lisent Het Laagste Nieuws (ce qui explique encore plus.) Je pense à ces identités flamandes devant la fenêtre du Serruys, mon hôpital préféré. Là, je subis un examen intestinal, une coloscopie. Le médecin ne trouve rien dans mes intestins, après quoi il rentre chez lui dans sa Lada. Rentrant  moi-mème— en tram — je pense à cette histoire d’identités flamandes, mi vrai, mi faux, comme toujours, mais, j’ espère, très agréable à lire. Très différent de la préparation d'une telle coloscopie, qui est carrément merdée, dans n'importe quel hôpital. (Pour les Flamands la même chose: ici.)'
De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 13 mei 2023

De vrouw van de schrijver en haar jeugdlief

Het prozagedicht ‘Een papiersnipper achterna’ werd opgenomen in Gesprekken met Polleke, het nieuwe, gratis e-boek van uitgeverij De Lachende Visch die ermee onderaan deze post adverteert. Dit prozagedicht verschilt van een prozaverhaal doordat er een onverwachte wending in voorkomt die aan de plot een onlogische draai geeft. In een prozagedicht mogen zo’n ongeloofwaardige dingen gebeuren, er is ruimte voor anarchie en ontregeling; prozagedichten mogen grillig, inconsequent, afwijkend, zelfs onbegrijpelijk zijn. Luister en kijk:

[258]
De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

vrijdag 12 mei 2023

De onverwachte terugkeer van Amandine


In 2012 publiceert C&DV-productions mijn roman Amandine. Een prachtige uitgave van Jo Clauwaert, mooi geïllustreerd, mooi vormgegeven. De publicatie vindt veel weerklank: het boek levert me een hele bladzijde in De Standaard op, brengt me naar de regionale televisie Focus, en naar Klara, nationale radio. De uitgever leidt me, lezingen organiserend, ’t land rond en in een mum van tijd is dat boek uitverkocht. Zelfs vandaag, elf jaar later, is er nog vraag naar. Herdrukt wordt het boek echter niet, dat komt door mij: in 2013 neem ik resoluut afscheid van de markt. Wat ik na 2012 schrijf, negeert de markteconomie en maakt deel uit van de economie van de gift. Hoe dat komt? ’t Komt doordat ik aan mijn kindertijd een degout aan commercie↗︎ overhoud; doordat Mei 68 van mij een soixante-huitard↗︎ maakt; doordat ik daar een anti-kapitalistische wereldbeschouwing↗︎ oploop; doordat ik een blad↗︎ heb uitgegeven dat alleen door de economie van de gift kon overleven (wat een kwarteeuw lang ook lukt, wat aantoont dat het mogelijk is); doordat ik in ’t begin van mijn schrijfpraktijk op een uitgever-zwendelaar stoot (waardoor mijn afkeer van de markt nog toeneemt); doordat ik inmiddels een klein, maar reëel pensioentje heb (dat mijn onafhankelijkheid waarborgt); doordat ik de mogelijkheden van internet en digitalisering omarm… Daardoor ben ik op mijn oude dag een schrijver als geen ander↗︎, een die zijn pennenvruchten NIET naar de markt brengt. Sinds 2013 staan mijn boeken op het rek in De Weggeefwinkel. Wie ze hebben wil, krijgt ze cadeau.
Om aan de nog steeds bestaande vraag naar Amandine te voldoen, maakt uitgeverij De Lachende Visch nu een digitale Amandine, een e-boek, gratis zoals steeds. ’t Is een work in progress, omdat ik ongelukkig ben met de manier waarop ik dat boek twaalf jaar geleden schrijf. Men zegt wel dat Amandine mijn magnum opus is, zelf denk ik daar toch anders over. Ik moet me inhouden of ik herschrijf het hele ding, ’t is maar dat ik tegen ‘t werk opzie… Kopiëren is evenwel geen optie. Na overleg met mezelf kies ik voor een middenweg. Ik redigeer mijn eigen werk, schrap voltooide deelwoorden waar ik kan, maak verleden tijden tegenwoordig, schrap een overdaad aan onnodige (voeg)woorden… Op die manier blijft het narratief van 2012 behouden, maar in een versie die mij al iets minder pijn aan d’ogen doet.
De jongens van RIOEK (Reclame Is Onze Enige Kwaliteit) houden u verder op de hoogte. Ze verwittigen u wanneer de meisjes van De Weggeefwinkel de digitale Amandine in de rekken leggen. (Ze zijn daar nu al plaats aan 't maken.)
Flor Vandekerckhove

P.S.: Wat de jongens van RIOEK ook doen is u binnenkort vertellen waarom de digitale versie van Amandine De Paint It Black-editie als ondertitel draagt.

In afwachting dat de digitale Amandine er is, kunt u het nieuwste boek van Vandekerckhove lezen, Gesprekken met Polleke, balancerend op de grens tussen poëzie en proza. De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

donderdag 11 mei 2023

In opdracht van de veganistische wereldbeweging

Ik doe ’t om de stiel goed in de vingers te houden, vergelijk het met piano-oefeningen van de pianist en de schetsen van de tekenaar. Daarom schrijf ik deze reeks driezinnenverhalen, verhalen van maar drie zinnen lang: opening, midden, slot. ‘Vlees’ is zo’n driezinnenverhaal, ’t is nummer 131 in de rij. Bij 't declameren begeleid ik mezelf op de strumstick, de bassist van Garageband houdt me in toom. De gif is van Bill Domonkos.


Vlees

www.youtube.com/watch?v=zVpN1H1HNcU

[248]


131. Vlees — Ik kon me de tijd niet herinneren dat ik vlees gegeten had. Ik nam mes en vork ter hand. In de diepte van mijn bord hoorde ik een stil maar indringend geluid dat me alle eetlust benam. (Flor Vandekerckhove)

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

woensdag 10 mei 2023

Delphine Lecompte en de ranke aristocratische apotheekster uit Bredene

Links: In de kerk van Wissant sta ik voor het beeld van Sainte Wilgeforte. 


‘I think writing

is desire

not a form

of it.’ 

Eileen Myles


Autofictie is verraderlijke literatuur. ’t Leest als een autobiografie, maar ’t is fictie. Lucia Berlin doet het in haar verhalen zo goed dat haar zoon de grens tussen Dichtung und Wahrheit kwijt is. Zegt hij: ‘I’m not sure what really happened all the time.’ Ook A.L. Snijders doet dat. ’s Mans verhalen lezend, dacht ik vroeger: dit kan niet anders dan waar zijn. Tot ik ontdekte dat het verhaal Socrates en een ander, Maaltijd, over ’t zelfde gaan: ’t zelfde moment, dezelfde plaats, dezelfde mensen. Alleen: compleet tegenstrijdig, je moet hier maar eens kijken. Ja, autofictie is verraderlijke literatuur. En niet zonder gevaar voor de schrijver: Herman Brusselmans kreeg er een rechtbankveroordeling voor aan zijn broek, Dimitri Verhulst kreeg de toorn van zijn familie over zich. Onder Stalin kon het je ‘t leven kosten. Een belangrijk deel van Isaak Babels verhalen wordt geïnspireerd door de Pools-Russische oorlog. Tijdens die veldtochten houdt Babel een dagboek bij. De aantekeningen verwerkt hij in verhalen die als de De rode ruiterij wereldbekend worden. Om een scherper gevoel van realiteit te creëren plaatst Babel verzonnen personages naast bestaande. Ook met die bestaanden gaat Babel aan de haal. Generaal Budyonny, bevelhebber van de cavalerie, is daar zeer ontstemd over: ‘Hij vindt dingen uit die nooit plaatsgevonden hebben, hij slingert vuil naar onze beste communistische bevelhebbers, geeft zijn verbeelding de vrije loop, liegt gewoon…’  Ja, ’t is autofictie hé.
Alle schrijvers die ik graag lees, doen het, ook Delphine Lecompte. (°) Zij schrijft wel baldadiger dan voornoemden, wat de fictiekant versterkt, maar ze laat je her en der toch twijfelen. Is ’t Dichtung, is ’t Wahrheit?
Lees met me mee. Lecompte bevindt zich in Audresselles, Noord-Frankrijk. Ik ken dat dorp, ben er geweest, heb de huizenrij gezien waarover ze spreekt. Ze vertelt over de huiseigenaar: ‘Pierre is weduwnaar, hij heeft een langeafstandsrelatie met een ranke aristocratische apotheekster uit Bredene (…)’ Dat snijdt me toch de adem af. Ik ben van Bredene, ik ken die apothekeres, da’s mijn apotheker, ze woont hier om de hoek, ze oogt rank en aristocratisch. Lecompte vertelt verder: 
De volgende dag gingen we samen naar de kerk van Wissant.
Er hing een indrukwekkende gekruisigde Jezus in het zijschip.
Hij leek als twee druppels water op Cochita Wurst.
Yes! Ik ken Wissant, ben er geweest. Ik ken die kerk, heb die bezocht. Ken dat beeld, heb het gezien. inderdaad: Cochita Wurst! Alleen is ’t niet de gekruisigde Jezus, zoals Lecompte fabuleert, maar De vrouw met de baard.


Dit is het tweede deel over Lecomptes nieuwe boek. Het eerste heet De verdwijning van de plompverloren godvergeten dekselse alinea’s en staat hier.


(°) Delphine Lecompte. Wie heeft Delphine Lecompte vermoord. 2023. Uitg. Borgerhoff & Lamberigts, Gent. 500 pp.

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

dinsdag 9 mei 2023

De verdwijning van de godvergeten plompverloren dekselse alinea’s


‘Les écrivains ne m’intéressent que les gens qui ont un style;

 s’ils n’ont pas de style, ils ne m’intéressent pas. 

Et c’est rare, un style, monsieur, c’est rare.’

Louis-Ferdinand Céline


Dat ik papieren boeken koop, en nooit een e-boek, komt alleenlijk door mijn verwerpelijke manier van lezen. Zelden lees ik een boek van voor naar achter en hoe ouder ik word, hoe minder. Bij films heb ik dat niet, daar volg ik rustig de gang van de pellicule en bij platen doe ik ‘t evenmin: net als u luister ik van voor naar achter naar muziek. Boeken zijn anders. Na enkele beginzinnen zoek ik ‘t zesde hoofdstuk op, of ’t vierde, en van daaruit ga ik naar het slot, waarna ik terugkerend, her en der bevestiging zoek van wat intussen sterke vermoedens zijn. Misschien komt het doordat ik zelf schrijf, misschien wil ik vooral, en voor alles, weten hoe een ander het voor elkaar krijgt. ’t Is hoe dan ook iets wat gemakkelijker met papieren boeken gaat, ook omdat ik tijdens dat zappen volop strepen en notities achterlaat en hoekjes omplooi, soms dubbel. Als dat al met een e-boek zou lukken, is ’t bijlange zo leuk niet.
Op die wijze lees ik nu Wie heeft Delphine Lecompte vermoord. (°) De door mij fel gewaardeerde Lecompte schrijft proza als niemand anders. Dan heb ik het niet over haar overvloed aan adjectieven, waarover iedereen het heeft (en over de soms vreemde afwezigheid van komma’s tussen die adjectieven). Mij valt meteen iets anders op: er zijn geen alinea’s. Delphine schrijft op pagina 11 niet: ‘Mijn moeder neemt een van de hondjes mee naar de zee: het teefje. Ze zitten samen in de trein. Het is ontroerend. Het teefje houdt van mijn moeder.’ Ze schrijft wel: 
‘Mijn moeder neemt een van de hondjes mee naar de zee: het teefje. 
Ze zitten samen in de trein. 
Het is ontroerend. 
Het teefje houdt van mijn moeder.’

Omdat ik lees zoals ik lees, weet ik dat ze dat onder elkaar produceren van aparte zinnen tot op ’t einde van deel 4 volhoudt en evengoed in deel 3, waarnaar ik terugkeer. Wat mij sterk laat vermoeden dat ze ‘t in heel dat boek zo doet, wat enig zappen bevestigt. 

Intussen denk ik daar een beetje over na, correspondeer er zelfs kort met Delphine over, waarna ik de kwestie nog een beetje in m’n eentje bepeins. In het verwerpen van de alinea ontwaar ik een soortement bekommernis die Louis-Ferdinand Céline ook heeft. Céline brengt de Parijse spreektaal in de literatuur binnen en wendt daarvoor zijn beruchte techniek met de drie puntjes aan. Ik neem een willekeurig Célineboek uit de kast en sla die op een willekeurige bladzijde open:
toch wel gek dat we jaar nooit in haar eigen slot waren tegengekomen!… terwijl er toch flink wat mensen in het Slot huisden! op elke verdieping!… veertien ministers, en dan nog die Brinon… vijftien generaals… zeven admiraals… en een Staatshoofd!… al die staven met hun gevolgen!… maar haar hadden we nog nooit gezien… zat zeker verborgen in een hoekje te pruilen! noch Lili, noch ik… zelfs Lily niet die toch overal kwam!…
Goed gezien van Céline. Haast niemand spreekt in het soort volzinnen dat de literatuur placht/pleegt te produceren. Maar er is meer: hij ritmeert er zijn boeken mee, zelf spreekt Céline hier over ‘een innerlijke ritmische taal, ononderbroken.’ 
Op soortgelijke manier leert Delphine Lecompte me vandaag dat haast niemand in alinea’s denkt, haast allemaal denken we in los van elkaar staande — onder elkaar staande zinnen. En ook bij Lecompte ritmeert die manier van schrijven heel het boek. Ik denk niet dat Delphine dat daarom bewust doet, zo schrijven, het is gewoon haar manier van denken die ze ‘onnadenkend schrijvend’ op papier overbrengt, manier die ze misschien wel uit de poëzie meebrengt, genre dat beheerst wordt door lijnafbrekingen.
’t Is iets wat je niet moet nadoen. Die beginnersfout heb ik destijds met Céline gemaakt. Ik was daar toen zo wég van dat ik ’t in een van mijn boeken ook gedaan heb. Gelukkig heeft haast niemand dat boek gelezen. En inmiddels weet ik het wel: c’est rare, un style, monsieur, c’est rare.
niemand schrijft als Céline 
niemand schrijft als Delphine.


(°) Delphine Lecompte. Wie heeft Delphine Lecompte vermoord. 2023. Uitg. Borgerhoff & Lamberigts, Gent. 500 pp.


De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.