donderdag 30 april 2020

Met belgerinkel naar de winkel — De surrealistische variatie



In de apotheek waar je op sommige dagen mag dansen terwijl je je 
Beurt afwacht ga ik pillen tegen de vergeetachtigheid halen en ondanks 
Die vergeetachtigheid weet ik al hoe de slotzin van deze variatie 
Op het winkelen zal luiden want op ’t einde zal daar deze zin staan: 

Vlak daarna vang ik een glimp op van de eenhoorn voor die voorgoed 
Verdwijnt maar zover zijn we nog niet want binnen in de apotheek is er 
Eerst nog een wals aan de gang en ik ga tegen de muur staan om daar
Te luisteren naar de muziek en geduldig mijn beurt af te wachten. 

Net als dat bij mooie liedjes het geval is duurt die mooie dans niet lang
En kijk de dansers trekken al naar de toonbank en nu is ’t mijn beurt om
Een dansje in te zetten een java en ook die gaat vlug voorbij en terwijl
Ik aanschuif bij de toonbank zetten anderen alweer een nieuwe dans in.

Wanneer ik oog in oog met de apothekersassistente sta blijkt dat ik 
Helemaal vergeten ben wat ik daar kom doen en dus zeg ik vlug dat ik 
Later eens zal weerkeren waarna ik de apotheek verlaat en vlak daarna 
Vang Ik een glimp op van de eenhoorn voor die voorgoed verdwijnt.

Flor Vandekerckhove

Met belgerinkel … De surrealistische variatie

dinsdag 28 april 2020

Allerlei, en ook een meisje uit Baily-na-Lee

I Contain Multitudes, de titel van de nieuwste Dylan, kun je op veel manieren vertalen, later zie ik dat Marc Didden er Ik ben een menigte van maakt, maar ik kies voor In mij zit allerlei. Dat slaat op Dylan en ’t slaat ook op die song. 
In Dylans beste traditie staat het lied bol van de verwijzingen naar de cultuur waarin de bard waadt: al in de titel citeert hij poëzie van Walt Whitman, I Contain Multitudes staat in Whitmans gedicht Song of Myself, 51. Verder zijn er verwijzingen naar Macbeth van Shakespeare, verhalen van Poe, songs van collega’s, Joodse mystiek, Anne Frank, de door Dylan fel bejubelde William Blake, een arthousefilm, een pittig detail uit de Amerikaanse geschiedenis, panta rei van de filosoof Heraclitus…
Zelf blijft mijn oog haken aan: Follow me close, I’m going to Bally-na-Lee. Een zin die naar een Iers gedicht wijst. Dylan kent het als het lievelingsgedicht van Liam Clancy, die destijds grote invloed op hem had. (The Clancy Brothers komen ook voor in de film Inside Liewyn Davis, het wondermooie eerbetoon van de Coens aan de folkscene.) 
Er vallen op ’t net veel interessante dingen te lezen over de schatkamer die Dylans song is, maar ik ben, denk ik, wel de enige die het gedicht The Lass from Baily-na-Lee in ’t Nederlands vertaalt.
Flor Vandekerckhove



maandag 27 april 2020

Variaties in de vorm van een spook

— Aan de kust circuleren tal van verhalen over kwaadaardige geesten die daar het leven beheersen: De Roeschaard, kapitein Osschaert, het spookschip Concordia … Soms hebben die verhalen met succesrijke kapiteins te maken die een pakt met de duivel sluiten en ‘framasson’ worden. Ik maak er Variaties in de vorm van een spook van. Componist Dimer Geedts zou daar nu al muziek bij bedacht hebben, ware het niet dat kapitein Osschaert (vooraan op de foto) geenszins van plan is zich aan de regels van de social distancing te houden. Het zal bijgevolg nog enige tijd duren vooraleer de Ostend Social Club Avondgenoegen deze Variaties in de vorm van een spook aan zijn repertoire kan toevoegen. —

  • De Roeschaard — ’t Is waar dat hij op zee woont. En ’t Is waar dat hij diep in zee de golven klieft, op zoek naar slachtoffers die daar zijn woonst passeren. ’t Is waar dat De Roeschaard zich soms aan een schip laat hangen en het zodanig doet hellen dat het omslaat en vergaat. Dat is allemaal waar. Maar ’t is vooral waar dat De Roeschaard niet op zee geboren werd, hij stamt van ’t land, waar hij uit de as van een verbrande heks geboren werd. En ’t is waar dat hij op wraak uit is, wraak omwille van wat zijn moeder daar werd aangedaan. ’t Is waar dat hij daarom steeds naar het land terugkeert en zich plots bovenop een mens laat vallen.
  • Kapitein Osschaert ’t is waar dat Osschaert voor 99 jaar naar de zee verwenst werd. t Is ook waar dat hij daar een vermaarde zeeschuimer geworden is, zo een die de zee leegvist. Zijn naam wordt omfloerst door een nevel van spookverhalen over schepen die, gejaagd door de winst, rondwaren, aangevuurd door vervloekte kapiteins die ongrijpbaar zijn. ’t Is bijgevolg ook waar dat Osschaert nog altijd spoorloos is.
  • De Framasson —  Ik stond op het kruispunt en zag dat het riool de stortvloed niet kon slikken, het water liep de spuigaten uit, auto’s bleven aan de kant staan, brandweerlui spoedden zich naar weggewaaide daken. Maar ook dit is waar. Na die dag werd alles voor mij anders. Mensen die me nooit een blik gegund hadden, groetten me nu met de glimlach. Het tijdschrift dat ik uitgaf kreeg een toevloed van abonnees. Nieuwe medewerkers boden spontaan en gratis hun aan. De uitgeverij — ’t was ongehoord — begon zelfs winst te maken en ik dacht eraan een assistent in dienst te nemen. Ik was voorwaar een framasson geworden.
  • Spookschip Concordia — Aan de muur hangt de foto van een vissersschip, ik lees de naam: Concordia. Waarvan alom bekend is dat het gevoerd wordt door een kapitein die een vloek torst. Hoe langer ik naar de foto kijk, hoe onzekerder ik word. Hoor ik een auto het erf oprijden? De kapitein van de Concordia! Ik aarzel niet, spring op een kist, open een raam, steek mijn been naar buiten en word verblind door de bliksem. Mijn andere been wil niet mee en de honden komen kwijlend op me af. En dan wordt alles zwart. Gelukkig.
Flor Vandekerckhove

In afwachting van de spookvariaties kunt u al een blik werpen op deze variatie op het winkelen. 

vrijdag 24 april 2020

Gauw! De geheel herziene versie

— Je kunt het gratis e-boek in je mailbox krijgen. Mail naar liefkemores@telenet.be. —


Ik ontvang een bericht van iemand die mijn boek Gauw! aan 't lezen is en er een commentaar op geeft. Interessant, want die mens is familie van tante moustache waarover ik in dat boek uitweid, en hij vertelt me meer bijzonderheden over die merkwaardige vrouw. Interessant is bovendien dat het boek me na lange tijd weer onder ogen komt en ik kan je verzekeren: het is beschamend. Ik weet ook hoe dat komt, het staat zelfs in dat boek.

'Dit is wat ik aan mezelf vertel, ’t is de vertelling van iemand die in zichzelf aan ‘t spreken is. Niets houdt de verteller in ’t gareel, weg is de behoefte om te scoren. Hier wordt de gouden regel gedood die zegt dat je je schatten moet doden — kill your darlings! —, hier wordt de opschorting van ongeloof opgeschort. De vrees om het al te ingewikkeld te maken is weg, en dat geldt ook voor de behoefte om de dingen te verschonen.'
Dat boek werd in 2012 alleenlijk voor mezelf geschreven. Nooit gedacht dat andere mensen de moeite zouden doen zich daar doorheen te worstelen. Maar het berichtje dat die mens me stuurt, leert me iets anders.
Ik ga niet uitweiden over de vele fouten, slordigheden en andere tekortkomingen, maar weet dat ik het nu uit pure schaamte helemaal overgedaan heb. De oude editie is vlug uit De Weggeefwinkel weggehaald. De versie van 2020 neemt haar plaats in. Deze coming of age is helemaal herschreven, er staan merkelijk minder fouten in en het boek is ook 74 pagina’s korter geworden; een ander boek als ’t ware. 
Gauw! vertelt over mijn twaalf eerste levensjaren in de kustgemeente Bredene. In een spel waarbij Dichtung en Wahrheit haasje over spelen, beschrijf ik mijn opvoeding, of toch hoe ik die ervaren heb. En op ’t einde moet ik William Wordsworth gelijk geven: The Child is Father of the Man.
In de goede traditie van uitgeverij De Lachende Visch is deze digitale publicatie helemaal gratis. Voor het eerst is er zelfs keuze tussen twee formaten: ePUB (naar verluidt ideaal voor tablets, e-readers en zelfs sommige telefoons) en het klassieke PDF. De distributie is, zoals steeds, in handen van De Weggeefwinkel en de promotie in deze van het spetterende bureau Reclame Is Onze Enige Kwaliteit. Wie Gauw! wil lezen vraagt het boek aan via liefkemores@telenet.be. Je zal versteld staan hoe gauw Gauw! in je mailbox valt.
Flor Vandekerckhove

In Gauw! vertel ik in 102 bladzijden het verhaal van mijn kindertijd in Bredene. Hoe heb ik die jaren 50 ervaren? Hoe wordt een kind in die tijd opgevoed? Het boek (e-boek, PDF of ePUB) is gratis en wordt meteen opgestuurd naar elkeen die erom vraagt. Mail naar liefkemores@telenet.be.


woensdag 22 april 2020

Wie niet volgt is gezien (social distancing)

Meer over deze figuur, 
klik hier: 
OP 'S MANS VOORDEUR brengen ze het merkteken aan: besmet! De Mobiele Nationale Veiligheidsraad laat attributen achter: mondmasker, klepper, ontsmettingsmiddel, bedelnap, pelgrimsstaf, het bedrag van de smetpremie; naast hem staat de vuurtest na te branden. Buiten ziet hij mensen keurig in de pas lopen: smetlozen rechts, besmetten links. De eersten op weg naar wat het leven in petto heeft, de laatsten richting kerkhof. Iedereen houdt zich aan de anderhalve meter; 5 per uur aan de rechterkant; 2,5 voor wie links gaat.
Hopend dat zijn besmetting nog niet publiek gemaakt werd en erop rekenend dat zijn mondmasker hem onherkenbaar maakt, sluit hij zich onopvallend rechts aan. De besmetting ondergraaft hem helaas vlugger dan gedacht. Hij kan de opgelegde snelheid niet handhaven, houdt de stoet op. Iemand roept: ‘Een besmette! Een linkse! Een van de overkant! Kijk, hij straalt besmetting uit!' Iedereen kijkt hem aan, een flik laat het raampje van de combi zakken. Rond hem verzamelt zich een vijandige groep die gelukkig de anderhalve meter nauwgezet respecteert. Vernietigende blikken, wijzende vingers, toenemend gegrom. 
Hij verlaat de rij en slaat kop in kas een doodlopend straatje in. Op de hoek blijven er wel honderd toekijken. Hij moet even rusten. Rond hem gaan de rolluiken naar beneden. Tegen een gevel leunend probeert hij vruchteloos op adem te komen, de koorts stijgt zienderogen, hij heeft nu leven nodig. Nu! Op de hoek kijken smetlozen toe hoe hij in dat doodlopende straatje neerzijgt. Waarna de stoet zich weer op gang trekt en het leven verdergaat. Zonder hem.

maandag 20 april 2020

Waarom mijn verhalen zo kort zijn en mijn gedichten zo lang

Op de tv zien we hoe David Bowie een aantal notities verknipt. Vervolgens legt hij ze op een andere wijze weer samen en… distilleert daar een song uit. Tania vraagt of ik dat ook doe. Welzeker, zeg ik, je haalt dingen uit hun context, voegt ze op een aparte wijze weer samen en — hocus pocus — er ontstaat nieuw leven. Dat lukt vrijwel altijd. Ere wie ere toekomt, 't zijn de surrealisten die de techniek geijkt hebben. Ze noemden het de 'découpé' (cut-up techniques in 't Engels.) Je kunt het met woorden doen, maar ook met toestanden, zoals hieronder.
Eén: mijn ouwe maat Jo vertelt iets over amfetamine, van die straffe, zegt hij en hij doet het op z’n Gents, bleiwe spied. ‘t Is een geestig moment waar ook Peter HH bij aanwezig is, die de term op zijn voicerecorder inspreekt: blauwe speed. Twee: Breaking Bad is een televisiereeks over een scheikundeleraar die crystal meth produceert. Crystal meth is wel geen bleiwe speed, maar in de televisiereeks ziet die er toch lichtblauw uit. Drie: ik haal er een derde drug bij, met name heroïne, waarnaar de song A Horse With No Name volgens kenners verwijst, en die is bruin.
Ik vraag David Bowie of ik zijn schaar mag lenen en ik (1) verknip het verhaal van Jo, (2) daarna knip ik een stukje uit de televisiereeks, (3) daar kleef ik op ongepaste wijze een strookje songtekst tussen en — hopla! — daar kiemt een compleet nieuw verhaal dat ik trouw aan mijn poëtica strak hou. 
Omdat ik in the mood ben, wordt het een gedicht. En dubbel zo lang. Zo hoort het ook, een gedicht is een omweg en een omweg is, dat weet u zelf wel, altijd langer. Dat een gedicht een omweg is, zuig ik overigens niet uit mijn duim. (°): 
‘Ik heb gezocht naar een beeld voor poëzie, naar een metafoor die enige tijd meekon, en ik geloof dat dit er een is.’ En de mens die dat zegt vervolgt: ‘De omweg is een weg die niet van tevoren te berekenen valt. De omweg is niet voorspelbaar. Het principe van de omweg staat tegenover het principe van de efficiency. De omweg leidt tot tijdverlies en energieverlies. De omweg is nooit een hoofdweg. De omweg ligt niet vast—iedere dag een andere omweg. De omweg verschilt van de normale weg. De normale weg is de meest voor de hand liggende, de meest redelijke, de meest waarschijnlijke, de meest gebruikte, de kortste weg. Dat is de omweg niet.’
Ik kan dat allemaal wel zeggen, van die omweg en zo, maar hoe gaat dat dan concreet in zijn werk? Wel, dat gaat zoals Frank O'Hara het ooit gezegd heeft: 'If I'm writing a poem and a cat walks under the table; then the cat goes into the poem.'
Flor Vandekerckhove

(°) K.L. Poll. Het principe van de omweg. 1980. Meulenhoff A’dam. 182 pp.

Ik smoor dus ik ben

Het gedicht werd toegevoegd aan de dichtbundel ‘De man die sneller schijt dan zijn schaduw’. De bundel (e-book, PDF) is gratis. Mail erom naar liefkemores@telenet.be.

zaterdag 18 april 2020

Ik smoor dus ik ben



De man komt binnen en schudt de regen van zijn jas want ja
’t Is wel een weer en hij ziet eruit als een ouwe rocker die hij 
Wellicht ook is met die lange blonde lokken die de kale plekken 
Niet verhullen kunnen want daartussen zie ik stukken roze hoofdhuid.
La, la, la la la la, la la la, la la...

Een leeuw op zijn retour denk ik en ik neem een stapel kranten van een
Stoel en leg die bovenop de stapel van een andere stoel en vraag aan deze
Leeuw op z’n retour om op de alzo vrijgekomen stoel te gaan zitten en ik 
Hoop dat de weedgeur die in de kamer hangt hem niet al te zeer tegenstaat.
La, la, la la la la, la la la, la la...

Hij kijkt mij aan en ik kijk terug en ik vraag hem hoe het ermee gaat
En hij zegt me dat hij nog altijd moe is van de woestijn die hij doorkruist 
Heeft rijdend op een paard zonder naam dat hem uiteindelijk tot bij mij
Gebracht heeft waar hij nu vermoeid op die ene vrije stoel is neergezegen.
La, la, la la la la, la la la, la la...

Het is hem aan te zien van dat naamloze paard en van die woestijn
Want zijn huid is rood en droog en gekloven zijn ‘s mans lippen en ik 
Kan me voorstellen dat er bloed aan ’t kolken is onder het bevlekte
Verband dat als een mislukte bandana om zijn hoofd gespannen is. 
La, la, la la la la, la la la, la la...

Prachtig zeg ik en ik duw de knop van mijn voicerecorder in omdat ik van
Hem weten wil wat blauwe speed is en waarom die uitgerekend blauw is
En weer zegt hij dat hij door de woestijn gereden is op een paard zonder 
Naam om uit de regen weg te zijn en dat ik geen idee heb hoe goed dat voelt.
La, la, la la la la, la la la, la la...

Dat is hem helemaal niet aan te zien en ik kan alleen maar hopen dat
Het gedicht een andere weg in slaat zodat ik er nog iets van maken 
Kan dat publicatie waard is want het wordt er niet beter op als hij er 
Godbetert aan toevoegt dat er in de woestijn niemand is die je pijn kan doen. 
La, la, la la la la, la la la, la la...

Dan zegt hij dat er in de woestijn planten en vogels en rotsen en dingen zijn
En zand en heuvels en ringen en dat de oceaan een woestijn is met leven
Onder de grond en met een perfecte vermomming erboven en dat onder de
Steden een hart van aarde ligt maar dat de mensen helaas geen liefde geven.
La, la, la la la la, la la la, la la...

Ik doe wel alsof ik nog een en ander noteer maar ik weet nu al met zekerheid
Dat ik dit gedicht over weed en blauwe speed nooit publiceren kan omdat het
Teveel op een hit van de band America lijkt die ik op de tv heb horen
Zingen door White de producent van iets wat tina heet in Breaking Bad.
La, la, la la la la, la la la, la la...

Flor Vandekerckhove

Het gedicht werd toegevoegd aan 
de dichtbundel ‘De man die sneller schijt dan zijn schaduw’. 
De bundel (e-boek, PDF) is gratis. 
Vraag erom via liefkemores@telenet.be

donderdag 16 april 2020

Op advies van de Nationale Veiligheidsraad krijgt dit stuk geen titel

— Links Patrick Storms, rechts Fred Delameilleure —

In juli stellen Fred Delameilleure en Patrick Storms tentoon in de Oostendse Grote Ruutten, de eerste met schilderijen, de tweede toont beelden. Mij wordt gevraagd dat werk op 11 juli in te leiden. U ziet dat hierboven niet, maar ik schrijf in de voorwaardelijke wijs: corona.
Omdat ik me zelfs in deze onzekere tijden voorbeeldig van mijn taak kwijt, begeef ik me meteen op pad. Om het niet-essentiële karakter van mijn verplaatsing te benadrukken, verkleed ik me in een toerist wiens tweede verblijf zoek is. In mijn tas: een stratenplan waarop af te lezen valt hoe ik op sluikse wijze van Storms’ atelier naar dat van Delameilleure trek. Verslag van die verplaatsing volgt, wel kan ik nu al zeggen waarin dat veldwerk wel en niet zal resulteren. Het zal niet uitmonden in een (pseudo-) academisch essay of een niet te vreten referaat. ’t Is niet dat ik dat niet kan, ik heb dat hier & daar al gedaan, maar die tijd is voorbij. Het wordt wel een verhalend gedicht, waarvan de vorm op Een onderbroken stukje telefoonseks lijkt, een poëem in kwatrijnen. Dimer Geedts zal daar zijn originele pianomuziek aan toevoegen, zodat we weer een beetje Avondgenoegen creëren. 
Inhoudelijk laat ik me leiden door wat (1) ik onverwachts op mijn weg aantref en (2) de kunstenaars zich onverhoeds laten ontglippen. Stel dat Patrick zegt: ‘De voorstelling zelf is meestal een momentopname van een soort krachtinspanning waar uiterst agressieve, lijfelijke energie bij te pas komt: twee honden die vechten voor het doek van de toreador of paarden en stieren die in een kringloop azen op elkaars kop.’ Dan ontwaar ik daar meteen de kiem van een openingsvers in: In de kringloopwinkel azen paarden, honden en stieren op elkaars kop. Waarna er van alles kan gebeuren, toch. Of stel dat Fred me in een onbewaakt moment toevertrouwt dat hij in een kapsalon is opgegroeid: ‘Als kind was ik omgeven door parfums, geuren van shampoos en permanenten, en elegante vrouwen.’  Wat valt dáár niet mee aan te vangen zeg! En als ik vervolgens Fred en Patrick combineer, bent u dan niet onverhoeds getuige van het ontstaan van de eerste strofe?

In een kringloopwinkel genaamd De Grote Ruutten alwaar de dichter heden
Avond na sluitingstijd opgesloten wordt zal het in ’t holst van nacht nog na
Geuren van permanenten van elegante vrouwen en zullen de door odeurs
shampoos en parfums opgefokte kunstwerken op elkaars kop beginnen azen.

Flor Vandekerckhove

dinsdag 14 april 2020

Met belgerinkel naar de winkel, de zen-variatie


In deze tijden waarin corona 
onze consumptiedrang inperkt 
en de meeste winkels sluiten, 
blijft de apotheek als een rots 
in de distributiebranding overeind staan. 
Ook daar geldt de social distancing
maar op mijn leeftijd word 
je daar ook nog eens met 
een andere vorm van 
afstandelijkheid geconfronteerd. 



Omdat het mij te binnen valt welke pillen ik nog nodig heb trek ik
Naar de apotheek waar een jongen van het atletische type voor 
Me staat en door het spel van de seksen brengt zijn lijf de apothekers
Assistente die ook zeer geschikt is om te bekijken danig in de war

Ik ben een oude man die zijn plaats kent en zijn ergernis verbijt en 
Geduldig wacht tot die twee hun spel gespeeld hebben en onderwijl laat 
Ik mijn blik over de toonbank naar de apothekersassistente glijden die 
Haar taak in een openstaand wapperend schort uitvoert waaronder ze

Hotpants draagt van het type waar ik moeiteloos een open sportkar bij 
Bedenken kan waarin ze met haar mooie dijen parmantig naast de 
Atletische jongen zit en als het mijn beurt is gunt ze me geen blik en 
Wordt de transactie koud en zakelijk in een twee drie geregeld

Onderweg naar huis zie ik hoe de jongen en de apothekersassistente 
Me schortwapperend in haar sportwagen voorbijsteken op weg naar 
Haar zomerhuis dat uiteraard boven op een klif staat en ik kan me nog
Net inhouden om haar sportkar niet van die klif te laten neerstorten

zondag 12 april 2020

Karin Hanssen en Tom Liekens: het schilderij is beter dan de film

In wijzerzin, startend bovenaan links: (1) Still uit de film Lust for life (1956); (2) fragment van het schilderij Lust for life (2016); (3) schilderij The thrill of it all (1995): (4) beeld uit de film The thrill of it all (1963).

Halverwege voorgaand jaar post ik hier een stukje over La vie dAdèle, film van Abdellatif Kechiche. Daarin vraag ik me af waarom geen enkele recensent ziet wat ikzelf meteen opmerk. En daaraan koppel ik een andere: dringt de recensent ons zijn bevooroordeelde middenklasseblik op? 
Ik ijk die term naar analogie met de male gaze: films worden gemaakt, zegt die feministische theorie, om mannelijke kijkers te plezieren en ook niet-mannen worden in dat patroon gedwongen. In La vie dAdèle zorgt de male gaze zelfs voor controverse. Juli Maroh, schrijfster van het boek, vindt de seksscènes in de film, door die male gaze, belachelijk. 
De Vlaamse kunstenaar Karin Hanssen (°1960) maakt van de male gaze een onderwerp. Over de film The thrill of it all (°) zegt ze: Ik zag plots dat je met een verleidelijke vorm, in dit geval een komedie, heel giftige boodschappen kon verspreiden. Het was propaganda om de vrouw aan de haard te houden.’ Hanssen leent een badkamerscène uit The thrill en transponeert die naar het canvas. Dat resulteert in een doek dat beteris dan de film. De situatie van de vrouw ziet er, ontrukt aan de male gaze, veel minder rooskleurig uit. Door de manier waarop ze de moeder afbeeldt beseffen we dat haar situatie uitzichtloos is: haar blik wordt letterlijk door de badkamermuren beknot.
Er is nog een Vlaamse kunstenaar die de vooringenomen blik becommentarieert. Tom Liekens (°1977) heeft het ook over een blik die ons vanuit de filmwereld opgedrongen wordt. Hem is het niet om de male gaze te doen of om mijn middenklasseblik, maar om nog een andere, een die evengoed dingen verdonkeremaant: de blik van Hollywood. Daar worden films gemaakt, zegt Liekens, die ons, omwille van redenen vreemd aan de kunst, een vertekend beeld van de werkelijkheid opdringen. De film Lust for Life (1956) is een geromantiseerde biografie van Vincent van Gogh. (°°) Het spektakel dat de film ons voorschotelt belemmert het zicht op datgene waar het echt om moet draaien, aldus Liekens: de creaties van de kunstenaar. Tom Liekens ontleent aan de film een spectaculaire kraaienscène en schildert er een nog spectaculairder versie van, nóg meer kraaien! Zodoende ontdoet hij het filmbeeld van zijn vermeende onschuld. Ook hier krijgen we een doek dat beteris dan de film.
Ik eindig met een vraag. Kun je stellen dat de twee doeken, The thrill of it all van Karin Hanssen en Lust for Life van Tom Liekens, niets anders zijn dan voorbeelden van voortschrijdend inzicht? Bekritiseren deze schilderijen niet allebei films uit een voorbije — lees afgesloten — periode? The thrill of it all idateert van 1963, Lust for Life is zelfs van 1956. Is het niet al te gemakkelijk om zo’n oude prenten te bekritiseren nu we wijzer geworden zijn? Zo’n films worden vandaag toch niet meer gemaakt. Of wel?
Flor Vandekerckhove


Enige tijd geleden heb ik een experiment aangevat. In youtubefilmpjes voeg ik  klank en beeld toe aan mijn gedichten. Zo ook in De kraaienmare’, waarin je goed kunt zien dat ik de filmtechniek nog niet beheers. Het gedicht werd toegevoegd aan de bundel ‘De man die sneller schijt dan zijn schaduw’. Die dichtbundel (92 pp, e-boek, PDF) is gratis. Vraag ernaar via liefkemores@telenet.be

vrijdag 10 april 2020

Een onderbroken stukje telefoonseks



Meer dan eens gebeurt het dat ik voor de treurbuis in slaap val en ondanks het
Lawaai van auto’s die elkaar met gierende banden de loef afsteken blijf slapen
En dat ik zelfs niet wakker word van het definitieve vuurgevecht dat het pleit 
Tussen de goeden en de slechten beslecht en altijd in t nadeel van de slechten.

Wakker word ik veelal pas als de herhalingslus al lang gaande is en gaande en 
Gaande en de nieuwslezer voor de zoveelste keer het inmiddels al oude nieuws
Aan de kijkers kenbaar maakt maar vandaag gaat het er anders aan toe want ik 
Word onverwachts uit de slaap gerukt door de beltoon van mijn telefoon.

Terwijl ik met één oog mijn Nokia zoek die me nu al zoveel jaren trouw vergezelt
Zie ik met het andere oog dat er een nachtelijke film noir op de tv te zien is en de
Zwart-wit scène die zich voor dat oog ontvouwt is deze van een femme fatale
Indrukwekkend schaars gekleed liggend op een bed en de telefoon ter hand.

Onderwijl hoor ik in mijn telefoon een door mij moeilijk te ontkennen vraag 
Gesteld door een mij onbekende vrouw die wil weten of ik het ben en me daarna
Zegt dat ze blij is dat ze me op dat late uur nog wakker aantreft omdat ze zich
Bijzonder eenzaam voelt en hoge nood heeft aan een stimulerend gesprek.

Terwijl ze deze woorden zegt kijk ik eerst op mijn horloge en zie dat het ruim na 
Middernacht is en daarna zie ik dat de film niet erg geschikt is voor al te jonge
Kijkers want de femme fatale ontbloot demonstratief haar dijen en brengt haar 
Vingers naar haar clit in een geslaagde poging om de male gaze te bevredigen.

De mij onbekende vrouw die me belt zegt dat ze op het bed ligt en het zich daar 
Gemakkelijk maakt en ze vraagt na enig weifelen of ze me mag vertellen welke 
Kleren ze op dat nachtelijke uur nog aanheeft en of ik haar wil vertellen welke 
Kleren ik zelf aanheb en of ik dat eerst wil zeggen of liever heb dat ze zelf begint.

Dat alles is al vreemd genoeg maar nog vreemder is dat de femme fatale van de 
Film noir op de tv aan de telefoon een soortgelijke vraag in t Amerikaans stelt en 
Dat het antwoord van de man aan het andere einde van de lijn exact hetzelfde is
Als dat van mij waardoor ik mijn eigen woorden in het onderschrift zie staan.

Nog voor de mij onbekende vrouw de kans krijgt me iets over haar garderobe te
Vertellen hoor ik hoe iemand in de film op de tv op de deur van de hotelsuite 
Klopt waarna de femme fatale geroutineerd haar peignoir fatsoeneert terwijl ze 
Aan de telefoon zegt dat ze gaat kijken wie op dit nachtelijke uur nog aanklopt.

Dat is ook wat de mij onbekende vrouw me in mijn telefoontje zegt en terwijl ik 
Op het antwoord wacht zie ik in de film op te tv dat het om een mannenmens 
Gaat waarin ik al na enkele tellen de haveloze detective Philip Marlowe van 
Raymond Chandler kan herkennen die zijn deukhoed meteen op het bed keilt.

Terwijl ik in mijn Nokia halvelings het gesprek tussen de bezoeker en de mij
Onbekende vrouw kan volgen die me zo onverwachts heeft opgebeld zie ik hoe 
De beeldschone femme fatale in de film de telefoonhoorn op het nachtkastje 
Weer opneemt en zegt dat ze moet neerleggen omdat de Philip er is.

Dat is ook wat de mij onbekende vrouw me in mijn telefoon zegt maar dan over 
Een andere Philip en ze zegt het in ‘t Nederlands dat op de ondertiteling te lezen 
Staat en nog voor ik haar kan antwoorden schakelt ze de telefoon uit en laat me 
Eenzaam achter met de rest van de nacht die ongetwijfeld slapeloos zal zijn.

Flor Vandekerckhove


Het gedicht 'Een onderbroken stukje telefoonseks' werd toegevoegd aan de dichtbundel 'De man die sneller schijt dan zijn schaduw'.  De bundel (92 pp, e-boek, PDF) is gratis. Mail erom naar liefkemores@telenet.be

woensdag 8 april 2020

Gezonken in de havengeul


Op een zonnige zomerdag in 1929 leidt kapitein Amandus Van Loocke zijn schip, genaamd Jozef II, binnen in de haven van Oostende. Aan boord vijftig toeristen, op retour van een tochtje op zee. In de havengeul wordt de Jozef II geramd door een uitvarend schip dat ‘Knocke’ heet. De botsing is tot in de stad te horen: ‘Het leek alsof een huis instortte. Dit geluid werd onmiddellijk gevolgd door geschreeuw van mensen in nood en in pijn.’
’t Is Arne Pyson die me, al een hele tijd geleden, die feiten bezorgt. Vervolgens verlies ik het mapje uit het oog en vind het pas terug wanneer deze coronatijden me de tijd geven om mijn Mac op te kuisen. 
Het accident interesseert Pyson in hoge mate. Dat valt licht te begrijpen, het is een familiegeschiedenis, kapitein Van Loocke is Arnes overgrootvader, in de familie heeft men het over 'den ouwen'. Pyson verzamelt foto’s en schriftelijke documenten die het ongeval belichten. Zoals dat bericht in de Echo d’ Ostende: ‘We zijn naar het staketsel gesneld en daar aan de ingang van de vaargeul zagen we de vlaggenstok en het bovenste gedeelte van een mast boven de waterspiegel uitsteken en een ander vaartuig dat zijn jollen te water liet en andere boten van de loodsdienst die snel kwamen aangevaren.’ En verder: ‘Op de 2 staketsels komt het volk nog altijd toegestroomd. De “Jozef II” is gezonken juist op dezelfde plaats waar tijdens de Oorlog de “Vindictive” gezonken werd. Bij hoogwater ziet men nog juist de top van de mast waaraan een Deens vlaggetje wappert, vlaggetje dat deel uitmaakt van de versierselen van het gezonken schip.’ Men heeft het over 9 doden en 6 vermisten. Achteraf gaat de ondernemende reporter langs ten huize van kapitein Van Loocke. Die zegt: ‘Stel u voor: ik doe deze stiel al sedert 14 jaar en ben nog nooit iets tegengekomen. Ik werd door mijn zoon gered. Ik kan zwemmen, maar ik was door 2 vrouwen en 2 kinderen vastgegrepen die mij smeekten hen te redden. Ikzelf moest om hulp roepen voor ons alle vijf. Maar ze zijn omgekomen, ik heb ze zien sterven. Ik kon niets voor hen doen. Door dit visioen zal ik nog zot worden. Nu, ik ben niet schuldig. Beauprez (d.i. de kapitein van het aanvarende schip) is onvoorzichtig geweest. Hij heeft mijn schip getorpedeerd. Hij had met zijn boot in het gat dat hij had gemaakt moeten blijven zitten. Dan was het water niet zo snel naar binnen gelopen en mijn schip zou trager gezonken zijn.’
In het mapje bekijk ik de foto’s die Pyson me bezorgt. Een ervan toont me de mast van het gezonken schip, precies zoals l’Echo die beschrijft. ’t Is een sterk beeld van de beroemde fotograaf Antony. En juist daarom durf ik hem hier niet af te drukken. (°) Ik kies een ander beeld. We zien toeristen die een zeetrip aan boord van de Jozef II maken. Centraal (aangestipt) staat Pysons overgrootvader Amandus Van Loocke. Rechts (ook aangekruist), met sigaret: Frans Van Loocke, Arnes grootvader. Hij is ’t die Amandus van de verdrinkingsdood redt. 
Flor Vandekerckhove

(°) ’t Is iets waarvoor men me destijds, als uitgever van Het Visserijblad, gewaarschuwd heeft. Antony heeft, zo zei men, een nageslacht dat nauwlettend over het copyright van de fotograaf waakt. Ik weet niet goed of dat Antony-copyright vandaag nog altijd geldt, misschien kan iemand me daar eens over informeren.

De zee geeft, de zee neemt. ’t Is iets waarmee je als zeeman (niet) leert leven. Jaarlijks herdenkt Oostende degenen die dat jaar op zee zijn omgekomen. Het gedicht De Plechtigheid verhaalt over die ene keer waarop dat evenement niet kon doorgaan … Althans, dat is wat wij dachten.