Posts tonen met het label Ernest Hemingway. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Ernest Hemingway. Alle posts tonen

zaterdag 21 juni 2025

Zeswoordenverhalen

Een extreem kort verhaal van Ernest Hemingway gaf aanleiding tot een boekje: Not Quite What I Was Planning: Six-Word Memoirs by Writers Famous and Obscure.


ERNEST HEMINGWAY SCHREEF het kortste verhaal ooit. Het dateert van de jaren twintig: ‘Te koop: kinderschoentjes. Nooit gedragen.’  Slechts vijf woorden (in ’t Engels zes), maar er zijn sindsdien wel duizenden woorden aan besteed. Waar schrijft Hemingway het? Is er een weddenschap mee gemoeid? Pikt hij het uit de krant? Is het dan plagiaat? Heeft hij het überhaupt wel geschreven? Meer daarover vind je hier. Feit is dat al de voorwaarden aanwezig zijn om het een klassiek verhaal te noemen: protagonist, conflict, uitkomst. Het personage in dit verhaal is de persoon die de advertentie schrijft. Het conflict is dat van een ouder die een misval te verwerken krijgt of het overlijden van een kind dat te jong was om die babyschoentjes te dragen. De uitkomst bestaat erin dat de schoentjes verkocht worden zodat de ouder met zijn/haar leven verder kan.
Hemingways verhaal maakt school. Er is een obscuur genre dat Six-Word Memoirs heet, ik heb het boekje in huis gehaald. Daarin staan pareltjes als: ‘I asked. They answered. I wrote.’ en ‘Seventy years, few tears, hairy ears.’ De titel van die bundel is niet te evenaren, ook zes woorden: Not Quite What I Was Planning, het leven (én het schrijven) kan niet beter samengevat worden. Ik maak tien oefeningen in het genre, met wisselend succes. (Flor Vandekerckhove)



Niemand was gevraagd. Waarom kwam iedereen?


Ik keek naar haar, zij weg.

     

Nam een omweg, kwam erg laat.


Huis afgebrand, noise gelukkig nipt gered.


Ik was alleen, niemand zei iets.


Hij deed zijn best. Te laat.


Zoldering te hoog, koord te kort.


Brug gemist. Recht het water in.


Het noorden kwijt, het zuiden gevonden.


De naald? Niet eens de hooiberg

donderdag 29 april 2021

Hemingway: grote borst, klein hartje



Ik verblijf in Parijs in de Rue Mouffetard↗︎. Die eindigt op de Place Contrescarpe waar ook Hemingway nog gelopen heeft. Hij schrijft erover in De sneeuw van de Kilimanjaro
‘Je zag twee soorten mensen op dat plein: de dronkaards en de sportkerels. De dronkaards trachtten hun armoede te vergeten door te drinken en de sportkerels door hun oefeningen. Zij waren afstammelingen van de Communards en zonder moeite volgden zij een zekere politiek. Zij wisten wie hun vaders hadden doodgeschoten, hun familieleden, hun broers en hun vrienden, toen de Versailles-troepen hun intocht deden en de stad veroverden na de Commune en allen doodschoten, die eelt op hun handen hadden, petten droegen of op andere wijze verrieden dat zij arbeiders waren (…)’  
Ik ervaar de geest van Ernest Hemingway, die over het plein hangt. En niet alleen over dat plein, hij hangt ook over mijn vuurtoren. Hemingways geest, constateer ik, licht regelmatig in mijn zwaailicht op. Tijd voor een overzicht. 
Het begint al meteen na mijn pensionering als redacteur-uitgever van Het Visserijblad↗︎. Ik wil me bekwamen in het schrijven van extreem korte verhalen en ontdek dat Hemingway het kortste verhaal ooit↗︎ geschreven heeft: ‘Te koop: kinderschoentjes. Nooit gedragen.’  in 2014 buig ik me over de Spanjereizen van de Oostendse boekhandelaar Mathieu Corman↗︎ die daar in 1936 als journalist werkt voor Ce Soir van Louis Aragon. Ook daar stoot ik op Hemingway. Hij roemt het journalistieke werk van Corman: 
‘Picasso las het relaas van Guernica in Ce Soir en het was de tekst van Corman, van een man die slechts lager onderwijs genoot, zich een ‘intellectuel indépendant’ noemde, een legendarische boekhandel in het leven riep, prat ging op zijn publicaties en zeker niet zonder genoegen meewerkte aan de legendevorming om zijn persoon.’ 
Die Corman is echt overal, denkt een mens, wat nog meer geldt voor Hemingway. Die kun je in Spanje bijvoorbeeld ook in ‘t stierenvechten aantreffen, hij schrijft erover in Death in the afternoon↗︎. Max Eastman formuleert een kritiek op dat boek. Op die manier over dat bloedvergieten schrijven, zegt hij, is als ‘het dragen van vals borsthaar’. Met deze spitsvondige vergelijking insinueert Eastman dat Hemingway zich al schrijvend virieler voordoet dan hij is. Aan een daaropvolgende confrontatie tussen die twee is een geestige anekdote verbonden, waarover ik al geschreven heb, je moet hier↗︎ maar eens kijken, de gebeurtenis zegt veel over de façade die Hemingway optrekt. Wie facade zegt, zegt tegelijk dat er iets achter verborgen wordt. 
Enkele jaren geleden houd ik me bezig met het fenomeen van het reisverhaal; ik wil zien of het iets is wat ik in mijn schrijfpraktijkje kan incorporeren. In zo'n reisverhaal↗︎ kijkt Auke Hulst achter de façade van de stoere schrijver: 
‘De fatale dag liet niet lang op zich wachten. Hemingway stond als altijd vroeg op, en hoewel Mary zijn wapens achter slot en grendel had verstopt, wist hij waar de sleutel lag: op het raamkozijn boven de spoelbak in de keuken. In zijn rode badjas ging hij stilletjes naar beneden, koos een dubbelloops jachtgeweer. Liep toen naar het halletje, een ruimte zo klein als een biechtstoel. Hij liet de kolf op de grond rusten en bukte. De loop kuste zachtjes zijn voorhoofd, precies tussen zijn wenkbrauwen (…) Toen haalde hij de trekker over.’ 
En nog steeds blijf ik Hemingways geest tegenkomen. Via via krijgen psychiater Irving D. Yalom↗︎ en diens echtgenote Marilyn kennis van een eerder onbekende correspondentie van Ernest Hemingway. Yalom leest de brieven waarin de schrijver zich ‘kwetsbaar en klein’ toont, iets wat in tegenspraak is met schrijvers stoere façade: ‘Zijn brieven onthulden een zachter iemand, een kind vol zelfkritiek, met blinde bewondering voor de echt taaie, dappere volwassenen op de wereld.’ Yalom herleest Hemingway, zoekt diens correspondent op en publiceert samen met Marilyn ‘Hemingway: A psychiatric View’ (1971). 
‘Ondanks onze grote waardering voor de existentiële beschouwingen die opdoemen uit Hemingways confrontaties met gevaar en dood, zien we hem niet dezelfde mate van universaliteit en tijdloosheid als bij een Tolstoj, een Conrad of een Camus. Hoe komt dat? Waarom is het wereldbeeld bij Hemingway zo beperkt? We vermoeden dat de beperkte visie van Hemingway verband houdt met persoonlijke psychologische restricties […] Evenmin als er twijfel mogelijk is dat hij een uiterst begaafd schrijver was, kan betwijfeld worden dat hij een uiterst getroebleerd mens was die zichzelf zijn leven lang tot het uiterste dreef en zichzelf op tweeënzestigjarige leeftijd in een paranoïde, depressieve psychose van het leven heeft beroofd.’ (°)


(°) Irvin D. Yalom. Op p. 177 van Dicht bij het einde, terug naar het begin. Memoires van een
psychiater. Uitgeverij Balans 2017. Vertaling Inge Pieters. 358 pp.

‘Prins’ 

een fabel waarin ik probeer tot 
Hemingways ziel door te dringen:
‘altijd een eenzaam persoon in gezelschap’  (Hemingway)

www.youtube.com/watch?v=ECpk9gaUpNU

zaterdag 11 augustus 2018

Leren schrijven met papa

In DS der Letteren kom ik onder de indruk van een reisverhaal. (°) Auke Hulst bezoekt in Georgia het huis waarin schrijfster Flannery O’Connor haar korte leven geleid heeft.
Dat krantenstuk is zo goed geschreven dat ik in de bib op zoek ga naar een boek van die Hulst. Zodoende stoot ik op een bundel waarin hij in Amerika nog meer huizen van dode mensen bezoekt, schrijvers en rockers, want Auke Hulst is ook in muziek geïnteresseerd, hij schrijft zelf ook songs. Aan het boek hangt een CD met teksten die hij onderweg schrijft en opneemt. (°)
Een van de bezochte huizen is dat waar Ernest Hemingway zichzelf voor het hoofd schoot. ‘De fatale dag liet niet lang op zich wachten. Hemingway stond als altijd vroeg op, en hoewel Mary zijn wapens achter slot en grendel had verstopt, wist hij waar de sleutel lag: op het raamkozijn boven de spoelbak in de keuken. In zijn rode badjas ging hij stilletjes naar beneden, koos een dubbelloops jachtgeweer. Liep toen naar het halletje, een ruimte zo klein als een biechtstoel. Hij liet de kolf op de grond rusten en bukte. De loop kuste zachtjes zijn voorhoofd, precies tussen zijn wenkbrauwen (…) Toen haalde hij de trekker over.’ Omdat Hemingway door zijn aanhang papa genoemd wordt heet dat hoofdstukje Papa kissed a gun.
Dat Auke Hulst dat huis kan bezoeken dankt hij aan Jon Maksik, een gepensioneerde rector. Die is van mening dat Hemingway als schrijver onderschat wordt. Hoezo onderschat? Wat volgt zou niet misstaan in mijn reeks ‘Leren schrijven met…’. Maksik ‘beschrijft een scène uit The Sun Also Rises, waarin verteller Jack Barnes een Spaanse kathedraal binnengaat, diep in gedachten over zijn gezelschap, stierengevechten en zichzelf. Weer buiten, vertelt Barnes “waren mijn vingertoppen en mijn duim nog vochtig, en ik voelde ze drogen in de wind”. ‘Niet één keer heeft Hemingway het over wijwater,’ zegt Jon. ‘Het is allemaal suggestie. Het zit allemaal onder het oppervlak.’ Ja, daar valt wel iets van te leren.

(°) Auke Hulst. Laatste halte: Milledgeville. In DSL, 6 juli 2018. 
(°°) Auke Hulst. Motel Songs. Ambo/Anthos A’dam. 2017. 290 p.


zaterdag 8 juli 2017

De dialectiek van Trotski en het borsthaar van Hemingway


— Leon Trotski, Max Eastman, Ernest Hemingway. —

VAN TIJD TOT TIJD trek ik me terug in een hoekje van het wereldwijde web om daar in de vergeelde bladzijden van Partisan Review te bladeren. In een nummer uit 1934, dat ook jij hier kunt inkijken, valt de naam Max Eastman, die, lees ik in dat tijdschrift, nogal wat controverse oproept. Over zo'n mens wil ik dan iets meer weten en alzo verneem ik dat hij later een boek schrijft waarin hij herinneringen ophaalt aan Einstein, Trotski, Hemingway, Freud en nog andere historische figuren die hij goed gekend heeft.
In 1932 bevindt Eastman zich in Prinkipo, ten huize van de uit de Rusland verbannen Trotski. Hij zal er twaalf dagen verblijven. Een kwarteeuw later zet Eastman zijn herinneringen te boek. Eastman kiest de kant van Trotski in het conflict met Stalin, maar een trotskist mag je hem niet noemen. Hij is bijvoorbeeld de mening toegedaan dat het marxisme een verwerpelijk theologisch kantje heeft. Daar moet je bij Trotski niet mee afkomen. Eastman: ‘(…) Terwijl we over dialectiek aan het discussiëren waren, ontstond er grote spanning. Het bloed klopte in Trotski’s keel en hij liep rood aan; hij was razend.’ Eastman voelt zich beledigd door Trotski’s totale desinteresse voor zijn opinies en in wat hij omschrijft als zijn ‘bestaan als een individu’. Eastman koppelt daar ferme politieke implicaties aan vast: ‘Het is, denk ik, doordat niemand zich door hem gewaardeerd voelt dat hij zo duidelijk tekortschiet als politiek leider. Net zomin als hij een huis zou kunnen bouwen kan hij een politieke partij uitbouwen. (…) Wanneer zijn volgelingen van een bezoek aan hem terugkeren blijken ze niet door hem aangevuurd te zijn, maar in de kou gezet en geremd.’
Nadat ik dat stuk gelezen heb kan ik alleen maar hopen dat het contact tussen Max Eastman en Ernest Hemingway minder problematisch verloopt. Dat blijkt niet het geval. In 1933 verschijnt Bull in the Afternoon, waarin Eastman een kritiek formuleert op de praktijk van de stierenvechten, en vooral op de manier waarop Hemingway daarover schrijft. Op die manier over zo’n bloedvergieten schrijven, zegt Eastman, is als ‘het dragen van vals borsthaar’. Met deze spitsvondige vergelijking insinueert Eastman dat Hemingway zich al schrijvend mannelijker wil voordoen dan hij is.
Drie jaar later ontmoeten de twee elkaar bij hun uitgever. Hemingway trekt zijn hemd open en daagt Eastman uit om zijn borsthaar op echtheid te controleren. Het ene woord brengt het andere mee en er ontstaat een vechtpartij. Dat gevecht krijgt veel persaandacht en dat geldt ook voor de vraag wie van de twee schrijvers het meeste borsthaar heeft. De meningen verschillen, maar een zaak staat vast: tijdens de schermutseling geeft Hemingway zijn tegenstander een mep met een boek. Dat beschadigde boek wordt nu bewaard aan de universiteit van Texas. Voorin staat een inscriptie van Hemingway: ‘Dit boek heb ik beschadigd door ermee op de neus van Max (de lul) Eastman te slaan. Ik hoop ten stelligste dat hij voor eeuwig wegrot in een hel die hij zelf delft.’

zaterdag 12 november 2016

Met Hemingway in Parijs

— Zo moet de rue Mouffetard er uitgezien hebben toen Ernest Hemingway er rondfietste. —

IN 1922 woont Hemingway vlak bij het hotel waar ik verblijf. Hij schrijft erover in zijn herinneringen die in 1964, na zijn dood, gepubliceerd worden: 
‘Ik woonde in de rue Cardinal Lemoine op een bovenhuis van twee kamers die geen warm water hadden en geen eigen toiletgelegenheid behalve dan een antiseptisch reservoir dat niet oncomfortabel was voor iemand die gewend was aan een openluchtprivaat in Michigan. Met een fraai uitzicht en een goede matras met veren als comfortabel bed op de vloer en platen aan de muur die we mooi vonden, was het een gezellige, vrolijke woning.’
De rue Cardinal Lemoine, waarover Hemingway het heeft, begint op de Place Contrescarpe. Aan de andere kant van het plein is er de rue Mouffetard. Ook die straat beschrijft Hemingway in zijn herinneringen, 
‘die wonderbaarlijke smalle drukke straat die naar de Place Contrescarpe leidde.’
De buurt komt al eerder ter sprake in diens korte verhaal De sneeuw van de Kilimanjaro (1936). In de vertaling die in 1967 verschenen is heet die berg in ’t Nederlands Kilimandzjaro. Progressieve spelling veronderstel ik.
Harry, die met zijn gezellin in Afrika is om er te jagen, heeft daar een infectie opgelopen die hem nu met koudvuur opzadelt. Hij denkt dat zijn einde nabij is, ook omdat de gieren al aan ’t wachten zijn: 
‘Het veldbed, waarop hij lag, stond in de brede schaduw van een mimosaboom en terwijl hij over deze schaduwplek heen naar de geel belichte vlakte keek, zag hij drie van de grote vogels obsceen gehurkt op de grond zitten en een stuk of twaalf door de lucht zeilen (…)’
— Op de begraafplaats Père-Lachaise sta ik bij de Mur des 
Fédérés waar 147 leden van de Commune zonder vorm 
van proces gefusilleerd werden. Hemingway heeft het erover
 in zijn verhaal. —
Hij denkt na over al de zaken waarover hij nog niet geschreven heeft. Over de Place Contrescarpe bijvoorbeeld,
‘waar de bloemenventers op straat hun bloemen verfden en waar de verf over het plaveisel stroomde (…) Hij kende daar toen alle buren, omdat ze allemaal arm waren.’
‘Je zag twee soorten mensen op dat plein: de dronkaards en de sportkerels. De dronkaards trachtten hun armoede te vergeten door te drinken (dat sprak nogal vanzelf), en de sportkerels door hun oefeningen. Zij waren afstammelingen van de Communards en zonder moeite volgden zij een zekere politiek. Zij wisten wie hun vaders hadden doodgeschoten, hun familieleden, hun broers en hun vrienden, toen de Versailles-troepen hun intocht deden en de stad veroverden na de Commune en allen doodschoten, die eelt op hun handen hadden, petten droegen of op andere wijze verrieden [sic] dat zij arbeiders waren. En in die armoedige buurt tegenover een Boucherie Chevaline en een wijnhandel, was hij begonnen te schrijven; dat was het begin van zijn literaire loopbaan. Van geen enkele andere Parijse buurt had hij zó gehouden (…)’ 

(Flor Vandekerckhove)


° Ernest Hemingway. Dag en nacht feest: herinneringen aan Parijs. Vertaald door John Vandenbergh. Amsterdam; Loeb, 1980. 
° Ernest Hemingway. De sneeuw van de Kilimandzjaro en andere verhalen. Vertaald door Hans Edinga. Amsterdam Uitg. Contact, 1967.

dinsdag 8 november 2016

Flaneren rond de rue Mouffetard



IN HET Parijse Quartier Latin logeren we in de rue Mouffetard. Ik loop de straat af: winkeltjes, restaurants, Parijzenaars, studenten, toeristen. Uiteindelijk steek ik de Place de la Contrescarpe over en kom in het verlengde van de Mouffetard terecht, rue Descartes. Mijn oog blijft aan het nummer 39 haken. Op de benedenverdieping restaurant La Maison de Verlaine. Een gedenkplaat: ‘Dans cette maison est mort le 8 janvier 1896 le poète Paul Verlaine, né à Metz le 30 mars 1849.’
Verlaine woont er met Eugenie Krantz in een logement van twee kamers. Daar vindt de dichter eindelijk rust. De stormen zijn gaan liggen, lees ik in een boek waarin Verlaines laatste dagen beschreven worden. De pijnen blijven een tijdje achterwege. Met nieuw werk houdt hij de materiële zorgen op afstand: ‘Ik wil niets anders meer zijn’, zegt hij, ‘dan een eenvoudige kleinburger van de rue Mouffetard.’ De Mouffetard, kwartier van kleinburgers! Woorden waarmee de straat de literaire geschiedenis ingaat. Kort daarvoor kun je Verlaine nog als een clochard door Parijs zien dwalen. Nu wordt hij niet langer bekoord door de absint. Dat kan niet anders, hij is wel degelijk erg ziek — diabetes, syfilis, zweren… —, de pijnen steken dan ook gauw weer de kop opBegin december 1895 begint zijn door suikerziekte aangetaste been op verontrustende wijze pijn te doen. Tegen kerst heeft hij maagpijnen. Vroeg slapen, alcoholverbod. Op zondag 5 januari krijgt hij hoge koorts. Die dag brengt men hem de drukproeven van een gedicht dat Verlaines laatste zal zijn, La MortZijn gezellin windt er geen doekjes om: ‘Il est perdu!’ ’s Anderendaags geraakt de 51-jarige in een coma. Op 8 januari 1986 sterft hij in het huis dat om evidente commerciële redenen voortaan La Maison de Verlaine heet. Parijs toeristenval!
Ik kom in de vlakbij gelegen rue du Cardinal Lemoine terecht. Op de gevel van het nummer 74, weer een gedenkplaat. Daar woont van januari 1922 tot halverwege 1923 Ernest Hemingway. In tegenstelling tot Verlaine is Hemingway in de fleur van zijn leven. Zo was Parijs, schrijft hij in Dag en nacht feest, in de tijd dat we zeer arm waren en zeer gelukkigOok daar heeft een nijvere ondernemer profijt uit proberen halen. Beneden heeft hij een reisbureau geopend dat Under Hemingway's heet. Nu is er een boetiek. In The Snows of Kilimanjaro beschrijft Hemingway zijn buren: He knew his neighbors in that quarter then because they all were poor’,  telgen van Communards, volk dat er nu niet meer woont, wegens onbetaalbaar.

° Frédéric-Auguste Cazals en Gustave Le Rouge. Les derniers jours de Paul Verlaine, 2011.
° Ernest Hemingway. The Snows of Kilimanjaro, hier gratis op ’t internet.
° Ernest Hemingway. Dag en nacht feest: Herinneringen aan Parijs. Vertaald door John Vandenbergh. Amsterdam; Loeb, 1980. 

maandag 16 mei 2016

Om ter kortst

— Van l. nr r.: A.L. Snijders, Isaak Babel, Ernest Hemingway, Fenix Fénéon, Franz Kafka, Bertolt Brecht. —

A.L. SNIJDERS IJKT de term, maar daarom is hij er nog niet de eerste beoefenaar van. Omdat ik ook mezelf in het zeer korte verhaal wil bekwamen, ontdek ik gaandeweg degenen die ons in dat genre voorgegaan zijn.
Zo leer ik Isaak Babel kennen, een van de weinigen waarvan ik de korte verhalen herlees & herlees. Voor mij is Babel de beste schrijver ooit. in een stuk dat niet voor niets Leren schrijven met Isaak Babel heet, vertel ik hier al over mijn bewondering. Hij schrijft verhalen van soms maar twee bladzijden lang, iets waar ze in het land van dikke Tolstojboeken ongetwijfeld raar van opkijken.
Misschien schrijft Ernest Hemingway het kortste verhaal ooit. Het dateert van de jaren twintig: ‘Te koop: kinderschoentjes. Nooit gedragen.’  Slechts vijf woorden (in ’t Engels zes), maar er zijn sindsdien wel duizenden woorden aan gewijd. Waar schrijft Hemingway het? Is er een weddingschap mee gemoeid? Pikt hij het uit de krant? Is het dan plagiaat? Heeft hij het überhaupt wel geschreven? Meer daarover vind je hierFeit is dat al de voorwaarden aanwezig zijn om het een klassiek verhaal te noemen: protagonist, conflict, uitkomst. Het personage in dit verhaal is de persoon die de advertentie schrijft. Het conflict is dat van een ouder die een misval te verwerken krijgt of het overlijden van een kind dat te jong was om die babyschoentjes te dragen. En de uitkomst bestaat erin dat de schoentjes verkocht worden zodat de ouder met zijn/haar leven kan verdergaan.
Dat verhaal maakt zelfs school. Er is een obscuur genre dat Six-Word Memoirs heet en daar bestaat een bloemlezing van. Daarin staan pareltjes als: ‘I asked. They answered. I wrote.’ en ‘Seventy years, few tears, hairy ears.’ De titel van die bundel is niet te evenaren: Not Quite What I Was Planning. Het leven kan niet beter samengevat worden.
Een ware ontdekking is voor mij ook Félix Fénéon, Franse anarchist die in 1906 de korte berichten van een krant verzorgt. Hij maakt er parels van: ‘Mevrouw Fournier, M. Voisin, M. Septeuil hebben zich opgehangen: zenuwziekte, kanker, werkloosheid.’ en ‘Brand, boulevard Voltaire. Een korporaal werd gewond. Twee luitenanten kregen op hun hoofd, de ene een balk, de andere een pompier.’ Wie er meer wil lezen, klikt hier.
In 1910 begint Franz Kafka aan een verhaal dat Het verlangen indiaan te worden heet. Ik vind er op 't internet een Nederlandse vertaling van: Als je toch eens een Indiaan was, meteen op je hoede, en op het hollende paard, scheef in de lucht, altijd weer trilde over de trillende grond, tot je de sporen vergat, want er waren geen sporen, tot je de teugels wegsmeet, want er waren geen teugels en nauwelijks het land voor je als glad gemaaide heide zag, al zonder paardennek en zonder paardenhoofd.’ Het verhaal gaat over de kracht van de verbeelding. Het telt, zoals u ziet, een enkele zin. In 1912 is hij ermee klaar.
En nu ontdek ik de zeer korte verhalen van Bertolt Brecht. De protagonist heet meneer Keuner, soms afgekort tot K. Onder de titel De besten hebben het moeilijk staat dit verhaal: ‘Waaraan werkt u?’ vroeg men meneer K. Meneer K. antwoordde: ‘Ik heb het erg druk, ik bereid mijn volgende vergissing voor.’

zaterdag 20 december 2014

Wat deed de Oostendse boekhandelaar Corman tijdens de burgeroorlog in Spanje

— Mathieu Corman in gesprek met enkele republikeinse soldaten. Gefotografeerd door Ernest Hemingway (1937) —

DURRUTI is een bekende Spaanse anarchist die in 1936 tegen Franco vecht. Hij komt daarbij om het leven. Maar hoe? Er circuleren verschillende versies. Ik wil er meer over weten en ik schaf me een biografie aan. (*) Ik blader meteen door naar het stuk waarin de auteur onder de veelzeggende titel Fact or fiction? Durruti's mysterieuze overlijden probeert te ontrafelen. Dat begint met een dagboekfragment van een medestrijder: ‘Durruti werd gedood door een explosie van geweervuur toen hij uit zijn auto stapte. (…) De militieleden omsingelden het huis waaruit de schoten kwamen en doodden iedereen die zich daarbinnen bevond.’ Ik zoek de referentie op in het notenapparaat en zie dat het citaat uit een werk komt van de Belgische journalist Mathieu Corman 
Die Corman is me niet onbekend. Er bestaat in Oostende een boekhandel met die naam. De stofomslag en de leeswijzer die u daar bij elk boek meekrijgt tonen het op een panter lijkend wezen van de surrealistische schilder Félix Labisse; een beresterk logo. De huidige winkel is, als ’t ware, de sequel van de laat ons zeggen historische zaak Corman. Heeft de Belgische journalist Mathieu Corman iets met die historische boekhandel te maken? Wel ja, hij is er de stichter van.
Matthieu Corman wordt in 1901 in Lontzen geboren. In 1925 sticht hij in Oostende een boekhandel. Er volgen filialen in Het Zoute, Brussel en Antwerpen. In 1935 wordt hij lid van de Communistische Partij. Tijdens de oorlog werkt hij, samen met zijn bediende, Henri Kermarrec, voor het verzet. In 1943 komt hij in Engeland terecht waar hij voor het Onafhankelijkheidsfront werkt. Na de oorlog maakt hij indrukwekkende reizen waarover hij boeken schrijft. Hij trekt meer dan eens naar de Sovjet-Unie, bezoekt Arabische landen, reist naar Cuba en China. Via Canada komt hij in de USA waar hij clandestien (want communist) rondtrekt. Op 16 februari 1975 vindt men zijn lijk bij Eupen, waar hij in de bossen een buitenverblijfje heeft. De vierenzeventigjarige Mathieu Corman heeft er zich het leven benomen. Hij wordt in Oostende begraven. 
In de necrologie heeft men het over een communist, maar mijn ouwe maat, wijlen Yvon Kermarrec die een tijdlang de boekhandel in Oostende openhoudt, noemt hem een ‘anarchist van de oude stempel’. In Pan omschrijft men zijn communisme als ‘plus libertaire, voire anarchiste, que doctrinaire’. In 2002 is hij in De parelduiker quasi helemaal in een anarchist veranderd: Corman was een man die overal zijn gang wilde gaan en weigerde zich bij regels neer te leggen. Zijn vrienden beschouwden hem daarom eerder als een anarchist dan als een communist.’ (**) 
Hoe dan ook, in 1936 is Mathieu Corman in Spanje en hij bevindt zich daar wel degelijk in de groep van Durruti. Hij werkt er als journalist voor Ce Soir, blad van de Franse communist Louis Aragon. Hij heeft daar een goede journalistieke reputatie, in een interview roemt Ernest Hemingway zijn werk. Op zijn palmares staat ook dat hij de eerste journalist is die het platgebombardeerde Guernica bezoekt: Picasso las het relaas van Guernica in Ce Soir en het was de tekst van Corman, van een man die slechts lager onderwijs genoot, zich een ‘intellectuel indépendant’ noemde, een legendarische boekhandel in het leven riep, prat ging op zijn publikaties en zeker niet zonder genoegen meewerkte aan de legendevorming om zijn persoon.’ (***)

P.S.: Het verslag dat Corman over Durruti's dood schreef is wellicht onjuist. In Wikipedia leest u meer over dat overlijden.

(*) Abel Paz, Durruti in the Spanish Revolution. AK Press, 2006. ISBN 1-904859-50-x. 772 pagina’s.
(**) Frank Okker, Brandbom tussen de boeken. Mathieu Corman, gedreven literator. In De parelduiker, Jaargang 7, 2002. Lubberhuizen, Amsterdam.
(***) Roger Tavernier. Mathieu Corman, boekhandelaar, globetrotter, reporter. De Brakke Hond, Jaargang 11. Antwerpen 1994, en da's hier te lezen. Alle gegevens die ik in dit stuk over Mathieu Corman vermeld, komen uit dat werk.

maandag 4 augustus 2014

Zeer kort verhaal

A.L. Snijders leerde me het zeer korte verhaal kennen. Ik dacht zelfs dat hij er de uitvinder van was. Snijders leidde me naar de Amerikaanse Lydia Davis, ook auteur van korte kortverhalen. Lange tijd bleef het voor mij bij die twee. Alleen kwam daar een beetje Nyk de Vries bij die in 2011 een bundel publiceerde met  prozagedichten, nooit langer dan 120 woorden.
Dat het zeer korte verhaal meer dan een marginaal bestaan leidde, kwam ik te weten toen ik de termen flash fiction en flash stories leerde kennen, bleek dat het zeer korte verhaal vele namen had. In het Nederlands was er het mooie handpalmverhaal, in Frankrijk doopte men het novelette en micronouvelle, in het Engels sprak men over flash fiction, flash stories, short short stories, postcard fiction, microfiction, sudden fiction, minute fiction, furious fiction, quick fiction, skinny fiction. Ergens las ik zelfs de term smoke-long story, verhaal dat helemaal gelezen is tegen de tijd dat je de peuk uitduwt, voorwaar een ongezonde omschrijving.
Al die namen dekken soms wel, soms niet dezelfde lading. Sommigen stellen dat een verhaal van het subgenre microfiction hoogstens 400 woorden mag bevatten en een short short story niet meer dan 1000. Er zijn er die zeggen dat een handpalmverhaal slechts 55 woorden klein mag zijn, anderen leggen de grens op 300, 750, 1000 en 1500, de definitie is nog niet versteend. Sommigen denken er anders over, maar anderen vinden dat zo'n handpalmverhaal een plot moet hebben, waaruit alle onnodige woorden verwijderd zijn. 
Dat het met extreem weinig woorden kan, bewijst een zeer kort verhaal dat aan Ernest Hemingway toegeschreven wordt: ‘Te koop: babyschoentjes. Nooit gedragen.’ Al de voorwaarden om dit een verhaal te noemen zijn aanwezig: er is een protagonist, er is een conflict en er is een uitkomst. Het personage is de persoon die deze advertentie schrijft. Het conflict is dat van een ouder die een misval te verwerken krijgt of het overlijden van een kind dat te jong was om die babyschoentjes te dragen. En de uitkomst bestaat erin dat de schoentjes verkocht worden zodat de ouder met zijn/haar leven verder kan. Dat alles staat daar in vijf woorden (in 't Engels zes).
Hoe lang duurt het om zo'n zeer kort verhaal te schrijven? Soms gaat 't rap en soms gaat 't traag. Van A.L. Snijders vernam ik dat Franz Kafka een zeer kort verhaal schreef dat één zin lang was. Aan dat verhaal — Het verlangen indiaan te worden — begon Kafka in 1910 te schrijven, in 1912 was hij ermee klaar. Daarmee had Kafka niet bij Chuck Palahniuk moeten afkomen: 'Writing is like sex,' zei die, 'if it's difficult you're not doing it right.'

maandag 21 juli 2014

Van de ene drank naar de andere

Paul Verlaine drinkt Absinth in café Procope, Parijs.


DE eerste auteursbiografie die ik ooit las, beschreef 't leven van de Franse dichter Paul Verlaine. Het boek maakte grote indruk op me. Het werd geschreven door ene Michel Van Aerde, naam die ik een halve eeuw lang had kunnen onthouden omdat er destijds een wielrenner was die ook zo heette. Maar het geheugen is, zoals bekend, een slechte raadgever. Ik probeer het boek op het internet te traceren en die zoektocht leidt me niet naar Michel, maar naar Rogier van Aerde, die op Amazone.com zo’n boek te koop heeft: The Tormented, a Biographical Novel of Paul Verlaine. Dat zal het geweest zijn: geen biografie, maar een roman; niet geschreven door Michel, maar door Rogier. Vervolgens zie ik dat die Rogier een Nederlander is die het boek in 1956 publiceert als De arme bruiloftsgast. Levensroman van Paul-Marie Verlaine, dichter, minnaar, bohemien.
Ik was nog een puber toen ik dat boek las en voelde me daardoor erg verwant met Verlaine die, zo fantaseerde ik, perfect mijn eigen gemoedstoestand verwoord had: 
Il pleure dans mon coeur 
Comme il pleut sur la ville; 
Quelle est cette langueur 
Qui pénètre mon coeur. 
Geïntrigeerd was ik ook door ’s mans drinkgewoonten. Verlaine was absintdrinker, genieter van een drank waarvoor Gustave Flaubert verwittigde: 
Absint: ultrasterk vergif. Eén glas en u bent dood. Journalisten drinken ervan als ze hun artikelen schrijven. Heeft meer soldaten gedood dan de bedoeïenen’
Die reputatie zorgde ervoor dat absint verboden werd, waardoor die drank des te meer tot mijn verbeelding ging spreken. Kijk, zei ik, Vincent van Gogh was een gebruiker, Ernest Hemingway eveneens, net als Charles Baudelaire, Arthur Rimbaud, Guy de Maupassant, Éduard Manet en Oscar Wilde. Dat waren sterke argumenten. Er waren er nog, maar dat wist ik toen gelukkig nog niet. Die leerde ik pas later kennen via Meindert Burger die er in 2005 een boek over publiceerde: De gifgroene muze. Absinth in de literatuur.
Je kunt een even mooie bloemlezing maken onder de titel Whisky in de literatuur of Wijn in de literatuur, want er is meer onder de alcoholische zon dan alleen absint. In The Thirsty Muse: Alcohol and the American Writer (1989) presenteert Tom Dardis een indrukwekkend lijstje van bekende Amerikaanse schrijvers-alcoholici: Sinclair Lewis, Eugene O’Neill, William Faulkner, Ernest Hemingway, John Steinbeck, Edward Arlington Robinson, Jack London, Edna St. Vincent Millay, F. Scott Fitzgerald, Hart Crane, Conrad Aiken, Thomas Wolfe, Dashiell Hammett, Dorothy Parker, Ring Lardner, Djuna Barnes, John O’Hara, James Gould Cozzens, Tennessee Williams, John Berryman, Carson McCullers, James Jones, John Cheever, Jean Stafford, Truman Capote, Raymond Carver, Robert Lowell en James Agee. Zo’n lijstjes kunnen moeiteloos aangevuld worden met namen van meer hedendaagse auteurs, bijvoorbeeld Charles Bukowski of J.M.H. Berckmans. Maar Hardi heeft het in zijn boek op vier Amerikaanse Nobelprijswinnaars gemunt. Hij volgt nauwlettend Faulkner, Fitzgerald, Hemingway en O’Neill op hun wankele weg langs de bar. Iets soortgelijks doet Olivia Laing in het zopas in ’t Nederlands vertaalde Het uitstapje naar Echo Spring.(*) Zij maakt een reis door Amerika langs de plekken waar bekende schrijvers hun mateloze dorst gelest hebben: Fitzgerald, Hemingway, Williams, Cheever, Berryman, Carver.
Al die schrijvers, al die drank: wie schrijft die drinkt! Maar dat is uiteraard onzin. Je kunt evengoed lange lijsten aanleggen van schrijvers die nuchter door ’t leven gaan. Auteurs drinken niet méér dan wegenbouwers, bankbedienden en pastoors, ze schrijven er wel meer over, waardoor de literatuur een alcoholisch spoor achterlaat dat op den duur mythische proporties aanneemt, zelfs als dat beschrevene de vernietigende kracht van alcohol aantoont, zoals Onder de vulkaan (1949) van Malcolm Lowry in Het Verloren weekend (1944) van Charles Jackson, twee meesterwerken van en over zuipschuiten.

(*) Olivia Laing. Het uittapje naar Echo Spring. Waarom schrijvers drinken. 2014. A'dam. De bezige bij. 334 ps. € 24,80.