donderdag 31 maart 2022

Een nieuwe lente, een nieuw boek

Op 2 april overhandigt de gemeente Bredene me haar Cultuurprijs. Vanaf die dag is ook ‘Leren schrijven’ beschikbaar, mijn nieuwe e-boek. Daarin vertel ik over schrijvers die me geïnspireerd hebben. Daniël Crabeels levert een spetterende inleiding.
Het boek is daarenboven een parel van digitale vormgeving, al zeg ik het zelf. U kunt oordelen of 't waar is door het boek vanaf nu te bestellen. Doe het!, ’t is gratis, 't is een geschenk aan mijn lezers. Vraag ernaar via liefkemores@telenet.be↗︎ en het boek valt op 2 april in uw mailbox.
Flor Vandekerckhove





‘Schrijvers zijn geen schrijvers, maar mensen die schrijver willen worden. Zoekers. Altijd op weg naar een juiste vorm ergens, een thuis, ooit.’

Saskia De Coster 

Hoe kunt u op uw computer ten volle genieten van dit luxueus opgemaakte e-boek?


1. ’t is gratis. Bestel het via liefkemores@telenet.be;
2. Vind het vanaf 2 april in uw mailbox;
3. schakel op uw Mac (bovenaan links) of pc (waar ik veel waar) de weergave in op ‘twee pagina’s’;
4. schakel vervolgens (op de Mac, het groene bolletje helemaal bovenaan) de ‘schermvullende weergave in’;
5. geniet van de unieke leeservaring;
6. mail het boek naar een vriend.

woensdag 30 maart 2022

De reclamekaravaan



Het hoort bij de leeftijd. Je kijkt terug op een mensenleven, het jouwe, en je probeert er de zin van te ontrafelen. Onderweg stoot je op episodes die je niet meer voor mogelijk houdt. Zo neem ik in 1975 deel aan de Ronde van Vlaanderen. In een langgerekte reclamestoet rij ik voor de renners uit. Op onze auto’s staan luidsprekers waarmee we om ter meest lawaai maken. Als je dat een halve eeuw later overdenkt, vraag je je toch af: wat was daar de zin van? Voor het leven, bedoel ik. Zeker, ik heb daar Eddy Merckx zien winnen↗︎; zeker, het bedrijf waarvoor ik in die tijd ijverde, inspireert me tot vandaag↗︎, maar voor de rest? Stond er iemand langs de weg die aan mijn reclameboodschap een boodschap had? Heb ik daar, zoals in dat liedje↗︎ een steen verlegd? Godver neen.
In mijn koekendoos met foto's ga ik op zoek naar voorbeelden die mijn stelling ondersteunen. We schrijven 1954. Er is veel te doen: Oekraïne krijgt van Rusland de Krim cadeau, België krijgt een nieuwe regering, de Fransen krijgen op hun donder 
in Vietnam, Ernest Hemingway krijgt de Nobelprijs, iedereen krijgt iets en Bredene krijgt voor de zevende keer een cavalcade↗︎
Kijk eens! De reclamekaravaan passeert het overvolle terras van l’Espérance↗︎. Foto 1: de vrachtwagen maakt reclame voor een bier waarvan ik nooit gehoord heb: Vondel. Daarna komt een speciaal voor cavalcades ontworpen camionette ons melden dat groothandel Elvepe↗︎ bananen slijt. De derde foto toont ons een camion zonder meer… Zeg nu zelf: hebben al die chauffeurs daar hun tijd niet vergooid? Waren ze niet beter naar ’t strand getrokken, zoals die indrukwekkende stoet op foto 4 die na een luie zondagmiddag mooi gebruind huiswaarts keert? 
Ik zit daar nu wel een beetje mee te lachen, met die oude karren, maar ’t was toch weer aangenaam verpozen tussen m'n herinneringen en is het niet zoals Godfried Bomans het destijds al zeide: ‘Het aardigste van plezierige dingen is de herinnering.’


P.S. Op 2 april overhandigt de gemeente Bredene me haar Cultuurprijs. Vanaf die dag is ook ‘Leren schrijven’ beschikbaar, mijn nieuwe e-boek. Daarin vertel ik u over schrijvers die me geïnspireerd hebben. Daniël Crabeels levert een spetterende inleiding. Het boek is daarenboven een parel van digitale vormgeving, al zeg ik het zelf. U kunt zien of 't waar is door het boek vanaf nu te bestellen. Doe het!, ’t is gratis, 't is een geschenk aan mijn lezers. Vraag ernaar via
liefkemores@telenet.be↗︎ en het boek valt op 2 april in uw mailbox.





‘Schrijvers zijn geen schrijvers, maar mensen die schrijver willen worden. Zoekers. Altijd op weg naar een juiste vorm ergens, een thuis, ooit.’

Saskia De Coster



dinsdag 29 maart 2022

Gauloises

 In 2022 schrijf ik 200 verhalen, nauwelijks drie zinnen lang: opening, midden, slot, telkens één zin. Sommigen noemen zo’n extreem kort verhaal een ristretto, naar analogie met het koffietje dat je in één slok uitdrinkt. 

Nog 162 te gaan, dit is nummer 38. 

Zoals dat altijd het geval is, verschijnt ook Gauloises eerst in De Laatste, daarna komt het wellicht in een e-boekje terecht, bijvoorbeeld in ‘200 driezinnenverhalen’. Dat boekje wordt dan uitgegeven door De Lachende Visch en gedistribueerd via De Weggeefwinkel; de promotie gebeurt door het beruchte non-bureau Reclame Is Onze Enige Kwaliteit (RIOEK).
Helemaal onderaan deze post staat een YouTubefilmpje, je mag dat niet overslaan. De creatie van zo’n driezinnenverhaal volgt immers een merkwaardig stramien. Eerst is er een inspirerende zin, daaruit ontwikkelt zich het verhaal. Daarna zoek ik een passend beeld, bestemd voor het filmpje dat ik van elk verhaal maak. Dat beeld wordt vervolgens méér dan alleen maar illustratie: het verhaal plooit er zich uiteindelijk naar, het wordt herschreven! Het beeld ziet zich opgewaardeerd: van illustratie tot inspiratie! Daardoor komt het ook dat onderstaand filmje een ereplaats verdient. (fv)


162 — Gauloises — In de crypte ontdek ik vijf lijken in diverse staat van ontbinding. Uit een van de jaszakken puilt een halfvol pakje Gauloises. ’t Is daar, tussen de lijken, dat ik — na tien jaar abstinentie — weer beginnen roken ben. (Flor Vandekerckhove)



Gauloises op YouTube

[31]

maandag 28 maart 2022

Vabre, dorp van de Rechtvaardigen

Een scoutskamp in de bergen. Tegelijk een verzetsdaad om U tegen te zeggen.


Het dorp Vabre (°) is zo moeilijk te bereiken dat het doorheen de geschiedenis een ideale schuilplaats voor vluchtelingen is. Dat is aantoonbaar het geval voor vluchtende protestanten↗︎ die daar vanaf 1562 aan het katholieke geweld ontsnappen — die geschiedenis beschreef ik eerder al in Het verhaal van de religie↗︎. De protestanten installeren in het dorp een politieke cultuur die indrukwekkende sporen nalaat: wie zich tegen de dwingeland verzet is welkom, wie vervolgd wordt eveneens. 
0mdat het dorp tijdens de holocaust vele tientallen Joden verbergt mag het zich inmiddels Village des Justes noemen, Dorp van de Rechtvaardigen onder de Volkeren↗︎. Die Joden doen daar trouwens meer dan alleen schuilen. De jongeren trekken de bergen in en bereiden er samen met Franse werkweigeraars↗︎ het verzet voor, het maquis↗︎. Militaire opleiding krijgen ze van de chef van de plaatselijke gendarmerie, die weigert in de pas van Vichy Frankrijk↗︎ te lopen. In Vabre geldt dat trouwens voor heel het dorp: burgemeester, pastoor, dominee, spoorwegpersoneel, leden van de sportclub, fabrikanten, arbeiders, boeren, scouts, hoteliers… Iedereen participeert aan het verzet.
‘Geen wijk, geen straat, geen hoeve of schuilhut van het dorp die niet als schuilplaats gediend heeft, gedurende enkele dagen, enkele maanden, soms verschillende jaren, voor een individu of een familie van vluchtelingen.’
Dat het maquis door heel het dorp gesteund wordt, blijkt ook uit een anekdote. Twee jonge Fransen uit Toulouse willen dat verzet vervoegen. Ze komen per trein↗︎ aan in het dorp. Maar hoe moeten ze dat maquis vinden?
We hebben het gewoon aan de eerste de beste gevraagd. Was het een spoorwegbediende? Was het een voorbijganger? Ik weet het niet meer. “Pardon meneer, waar moeten we ons wenden voor het maquis?” En hij antwoordt simpelweg, alsof we hem het uur gevraagd hebben: “Ga langs daar naar boven en daar zal je het bureau van het maquis vinden.” (…)’
‘Langs daar naar boven’ passeert trouwens het huisje waarin ik verblijf. Dat bevindt zich tegen de bergwand van de Puèg del Borion, Occitaans voor Hoogte van de kleine hoeve. Zelf heb ik een uur nodig om vanaf dat huisje↗︎ tot aan de top te stappen. En daar staat inderdaad een vervallen hoeve, de bourion (borion), plek waar in 1944 het hoofdkwartier van het maquis is. Onderweg passeer ik de Jasse↗︎ de Renne, destijds een kampplek van protestantse scouts. Een mooie groepsfoto toont ons zo’n groep Franse meisjesgidsen, wachtend op de soep. Maar schijn bedriegt: tussen de meisjes bevinden zich jonge Polen, Balten, Hongaren, Tsjechen en Duitsers; buitenlandse Jodinnen die clandestien bij particulieren in het dorp wonen, oftewel… het scoutisme als dekmantel. 
Na de oorlog kan het dorp met trots op het resultaat terugkijken. Alle onderduikers zijn uit handen van de nazi’s kunnen blijven. Vabre is waarlijk een Village des Justes.
Flor Vandekerckhove

Links de Jasse de Renne in oorlogstijd, rechts dezelfde plek tachtig jaar later.


(°) het Franse bergdorp waar ik mijn vakanties doorbreng. En waar ik inmiddels al 39 stukjes over geschreven heb. Wie er meer wil lezen klikt op ‘Vabre’ in de rechterkolom met labels.
(°°) Jasse↗︎: groot gebouw dienstig als schuilplaats voor herders en schapen.
(°°°) Vichy Frankrijk leverde eerst en vooral buitenlandse Joden uit aan Duitsland uit.

dinsdag 22 maart 2022

Treintje, legendarische proporties


Afgelegen, dat kun je wel zeggen. Het bergdorp Vabre (°) is zo afgelegen dat het een veilige plek biedt aan wie op de vlucht is. Daarover vertel ik later nog wel eens. Eerst iets helemaal anders. 
Afgelegen heeft uiteraard nadelen. Je geraakt er moeilijk weg en achter de bergen lonkt toch de stad. Wie in 1900 de vrije stadslucht wil opsnuiven moet tot in Castres geraken, 27 kilometer ver, het meest nabije stadje. Je doet het te voet via muilezelswegen en dan is ’t maar zeer de vraag of je er voor zonsondergang geraakt. In ’t beste geval is er de postkoets en die doet er vijf uur over. 
Vanaf 1905 brengt een treinverbinding redding. Zeven locomotieven, waarvan de grootste vijf wagons trekken à 35 km/uur. Onderweg wordt voor het opwekken van de stoom zes keer water getankt. In dat jaar doet de trein er 1,30 uur over — drie keer minder dan de diligence; in 1935 is dat nog 58 minuten, in 1962 maar 49 meer.
‘Hoe hielden we van dat kleine treintje, le Petit Train. Mijn moeder, in 1899 geboren, heeft dank zij dat treintje, voor het eerst Castres kunnen zien. Ze vertelde me hoe alles haar daar verwonderde. Daar zag ze voor het eerst bananen, ze lagen daar uitgestald op de markt.’
Het aanleggen van de spoorweg is een bouwkundig meesterwerk, waar vandaag trouwens nog van te genieten valt. Het traject telt twaalf viaducten en bruggen, er moeten twintig tunnels gegraven worden. Ook de trein zelf is voor de dorpelingen een bezienswaardigheid.
‘Als de trein aankwam vond je een hoop dorpelingen op de brug. Er was dan ook veel te zien: auto’s die parkeerden; een draaischijf waarop locomotieven gekeerd werden, de watervoorziening voor de stoomketel, kolen die in de oven gegooid werden, de druk die omhoog werd gejaagd, indrukwekkend kerels als de stoker en de treinconducteur… Allemaal vertier. Wanneer we in de jaren veertig, vijftig het fluitsignaal hoorden, sprongen we op onze fietsjes om het allemaal te gaan bekijken.’

De Petit Train is klein, maar het economische belang is dat niet.

‘In Vabre bracht de trein linnen en kolen voor de textielindustrie. De wagons stationeerden op een apart spoor. Elke dag kwam er iemand van de fabriek, met paard en kar, kolen uitladen. Op een zagerij buiten het dorp werden partijen hout ingeladen.’
Dat economisch belang gold ook voor de kleine man.
‘De Petit Train was voor ons erg nuttig om de jaarbeurzen te bezoeken, waar we, naargelang onze behoeften en vooral onze financiële middelen, een paard of koe kochten. Na de middag, na uren onderhandelen, keerden we met het vee te voet weer naar huis. Onnodig te vertellen dat we pas ’s nachts in Vabre aankwamen.’
Gaandeweg komt er een einde aan het stoomtijdperk. Diesel wint het van stoom. De stoomtreintjes worden onrendabel. Men vervangt ze door diesels.
‘’t Is, denk ik, rond 1953 dat de laatste zwarte trein in Vabre passeerde. Daarna waren er alleen nog ‘michelines’  — gemeenzaam zo genoemd naar de autorails van de firma Michelin — gemonteerd op speciale banden. Die diesels bestonden meestal uit maar één wagon. De micheline was feitelijk een autobus op rails. De spektakelwaarde ervan woog geenszins op tegen de rook spuwende Petit Train. De micheline mocht dan meer comfort bieden, de charme van het spoor was weg. Vandaag spreek ik met mijn kinderen en kleinkinderen nog graag over de Petit Train, maar niet over de monorails. Aan boord van zo’n micheline voelde je je eerder opgesloten, de band met de natuur was verbroken. Is het toeval dat men de lijn in 1962 heeft kunnen opdoeken, dus nadat de stoom vervangen was door diesel? Er was daar al eerder sprake van geweest, maar in de tijd van de Petit Train was dat altijd op verzet van de plaatselijke bevolking gestoten. De diesels wisten dat verzet niet langer op te wekken.’
Het boek (°°) telt meer dan vierhonderd bladzijden getuigenissen! De Petit Train krijgt er legendarische proporties door. Zij die het treintje gekend hebben, spreken erover als over een heldentijd. En ja, er zijn ook indianenverhalen, zoals deze die vertelt dat de passagiers al eens moesten bijspringen om het treintje over een berg te duwen. Wat zeker is: De Petit Train wist de beklemming van een afgelegen, geïsoleerd dorp te doorbreken.
Flor Vandekerckhove


(°) het Franse bergdorp waar ik mijn vakanties doorbreng. En waar ik inmiddels al 38 stukjes over geschreven heb. Wie er meer wil lezen klikt op ‘Vabre’ in de rechterkolom met labels.

(°°) Alain Fritsch. Je me souviens du Petit Train… De Murat à Castres, ceux qui l’ont connu le racontent. 2de uitgave. 2018. 409 pp. Éditions La Plume d’Alain. Alle citaten komen uit dat boek.

dinsdag 15 maart 2022

Even weg van ’t internet


Mijn motto getrouw blijf ik elke dag schrijven: nulla dies sine linea! Daar zult ge dezer dagen evenwel weinig van zien, ik wissel ‘t platteland in voor Pyreneeën, zo hoog dat internetverbindingen er schaars zijn. Wat ik daar doe? Met verkleumde handen por ik ’t vuur op, waarna ik me oefen in ’t bespelen van m’n nieuwverworven strumstick↗︎. Hoever ik daarmee sta kunt ge nagaan: in onderstaand filmpje begeleid ik mezelf op dat instrument. Ja, ge hebt gelijk, er is nog werk aan. Er is ook goed nieuws: de ijle lucht boven de boomgrens stimuleert hallucinaties, waardoor machtig schone miraculeuze verschijningen mijn deel worden.

Flor Vandekerckhove↗︎


Kijk & luister ernaar op YouTube

www.youtube.com/watch?v=mFyNX_z8z6U


163 — Lourdes — In Lourdes zie ik, niet minder echt dan Bernadette, een dame verschijnen. De commissie verwerpt het mirakel. De joint is er teveel aan. (Flor Vandekerckhove) 

[29]


maandag 14 maart 2022

Pleidooi voor het vreemdgaan

Links: Les amants van René Magritte (1928, 54 x 73 cm.). Midden: coverbeeld van de bundel Secret of Secrets (2021) van Gabriel Rosenstock. 
Rechts: still uit de korte film (2016) van Clémence Plaquet.


Een goed kunstwerk stimuleert de verbeelding en roept een veelheid van verwante voorstellingen op, zodat het niet kan worden ingekapseld in één omschrijving. Soms verrassen die interpretaties zelfs de kunstenaar, dat is goed, elk kunstwerk ontvliedt zijn maker↗︎ en het is in de confrontatie met een publiek dat het kunstwerk tot leven komt. In 1928 schildert René Magritte Les amants, De geliefden. De mondkapjes, die we de jongste jaren zo goed leerden te gebruiken, voegen er misschien wel een nieuwe interpretatie aan toe. 
In het beste geval genereren die interpretaties nieuwe kunst. Als ik het mag samenvatten in een oneliner: kunst moet vreemdgaan↗︎. Dat is ook met De geliefden het geval. Kijk eens wat Clémence Plaquet↗︎ er in Les amands maudits↗︎ (2016) mee doet, terwijl ze ons binnenleidt in een wereld van gynofobie↗︎. Heel anders is de betekenis die de Ierse dichter Gabriel Rosenstock↗︎ eraan geeft in zijn tanka↗︎. Het gedicht, genummerd LV, maakt deel uit van een bundel (°) waarin telkens weer een ander schilderij een nieuwe tanka inspireert. In mijn Nederlandse vertaling behoud ik de tankastructuur.
Doordat Gabriel Rosenstock zich — net als ik — sinds zijn pensionering verre van de boekenmarkt houdt, kun je heel de bundel hier↗︎ gratis lezen. 


(°) Secret of Secrets (rún na rún) uit 2021 van Gabriel Rosenstock op https://www.edocr.com/v/djr6qn6d/gabrielrosenstockbis99/secret-of-secrets. Digitaal gepubliceerd door edocr, ism Cross-Cultural Communications, New York, USA.
Gabriel Rosenstock heeft me geantwoord: 'Thank you very much! In the blog, the Irish has a few strange words that are new to me! A computer glitch, perhaps? Hij laat me dus weten dat de spellingscontrole van mijn Mac met enkele Ierse woorden aan de haal is gegaan. In de derde regel staat 'boeit' en dat moet 'bheith' zijn en in de slotregel moet 'splanc' staan en niet 'slank' zoals de Mac het je wil doen geloven.

zaterdag 12 maart 2022

Geneer je niet, zei ze

In 2022 schrijf ik 200 verhalen, nauwelijks drie zinnen lang: opening, midden, slot, telkens één zin. Sommigen noemen zo’n extreem kort verhaal een ristretto, naar analogie met het koffietje dat je in één slok uitdrinkt. 
Nog 164 te gaan, dit is nummer 36. 
Helemaal onderaan staat een YouTubefilmpje, je mag dat niet overslaan. De creatie van zo’n driezinnenverhaal volgt immers een merkwaardig stramien. Eerst is er een inspirerende zin, daaruit ontwikkelt zich het verhaal. Daarna zoek ik een passend beeld, bestemd voor het filmpje dat ik van elk verhaal maak. Dat beeld wordt vervolgens méér dan alleen maar illustratie: het verhaal plooit er zich uiteindelijk naar, het wordt herschreven! Het beeld ziet zich opgewaardeerd: van illustratie tot inspiratie! Daardoor komt het ook dat onderstaand filmje een ereplaats verdient. (fv)

164 — Stofzuiger — In mijn kamer is de poetsvrouw met de stofzuiger in de weer. Ik word uit mijn slaap gerukt. ‘Geneer je niet’, zegt ze, ‘slaap rustig verder.’ (Flor Vandekerckhove)



Stofzuiger op YouTube 

www.youtube.com/watch?v=F5bLVQyrPwo

[18]

vrijdag 11 maart 2022

Op zoek naar mijn Gentse roots (V)

Freddy Versluys↗︎ laat me weten dat de geportretteerde moto een Sarolea is, machine van Belgische makelij. De fabriek stond in Herstal. Hij vermoedt dat het een 5OO cc  betreft, met vooraan schommelvork, achteraan zonder vering. Het bouwjaar zal waarschijnlijk voor de Tweede Wereldoorlog te vinden zijn, eind jaren dertig. Freddy: ‘Ik heb in mijn oldtimercollectie nog een exemplaar van 1936 staan, en daar lijkt hij sterk op. Mijn vader Kamiel heeft in de jaren vijftig nog aan cross gedaan met een Sarolea 500 cc, waarna mijn neef Noël Versluys zijn motocrosscarrière begin de jaren zestig met diezelfde motor start, maar dan in motocrossuitvoering, die maakte de fabriek toen ook al.' 
Rechts, filmhuis Cine Skoop, voorheen UFAC.


Op de zwart-witfoto herken ik mijn vader, Marcel Vandekerckhove, als jongeman. Hij zit achteraan op de zware moto van zijn maat Daniël Vermeersch. Twee West-Vlamingen, ze wonen in Bredene. 
Later trouwt Marcel met de Gentse Henriette De Clercq, ze worden mijn ouders. Ook Daniël trouwt. Zijn echtgenote heet Rachel Vandamme, ook een Gentse. Heel zeker van dat laatste ben ik niet, spreek me tegen als ’t niet waar is. Waar ik wel zeker van ben is dit. In de jaren vijftig baat het koppel Daniël-Rachel een horecazaak uit op het Sint-Annaplein 63 — toen Van Arteveldeplein — in Gent. (*) Mijn familie uit Bredene gaat hen daar opzoeken. De herinnering stamt uit mijn kindertijd, maar is levendig. Statige inkom, waar je je naam aan een gastenboek kunt toevoegen. Rechts van die inkom: het café. Een lange toog verbindt de bediening met de achterliggende zaal, waar het op dat moment vollen bak is, er staat een orkest op de scene. In de hall leiden trappen je naar statige borstbeelden, ik vermoed Belgische vorsten, en deuren die toegang tot vergaderzalen geven.
Ik ken de zaak ook van later. In het gebouw wordt in 1970 Cine Skoop ondergebracht. In het geschiedenisoverzicht↗︎ van dat filmhuis lees ik dat Ben Ter Elst ermee start in de oude U.F.A.C.-ruimte. Elders vind ik dat UFAC staat voor Union Royale des Fraternelles d’Anciens Combattants, een oud-strijdersvereniging.
Flor Vandekerckhove


(*) Later vestigt het koppel zich in Bredene, waar ze tot aan hun pensionering pension Bastogne in de Kasteellaan uitbaten.

donderdag 10 maart 2022

Hoe ik het vaderland verdedigd heb

 

In 2022 schrijf ik 200 verhalen, nauwelijks drie zinnen lang: opening, midden, slot, telkens één zin. Sommigen noemen zo’n extreem kort verhaal een ristretto, naar analogie met het koffietje dat je in één slok uitdrinkt. 

Nog 165 te gaan, dit is nummer 35.  (fv)



165 — Gieter — 1972 is het jaar waarin ik me naar de kazerne begeef. Daar geef ik dagelijks water aan de planten van de personeelsdienst. Een jaar lang verdedig ik, gieter ter hand, dat deel van het grondgebied waar de planten van de personeelsdienst staan. (Flor Vandekerckhove)

woensdag 9 maart 2022

Bij ons in Gent, 1971

Ob-la-di, ob-la-da

Life goes on, bra

La-la, how the life goes on


Vandaag leidt Google Streetview me foutloos naar het straatje. ik herken het huis, zoem in op onze verdieping. De ramen werden, zie ik, inmiddels mooi geschilderd. Ik laat Google Streetview naar de overkant zwenken, naar de ramen van de operazangeres. Een oude vrouw kijkt recht in de lens. Ik schrik me een fantasie. De vrouw, in wie ik wellicht ten onrechte onze operazangeres uit die tijd herken, neemt een megafoon ter hand en declameert iets van Eileen Myles. We zijn allemaal Kennedy’s, roept ze, En ik ben uw president. 
Gent, 1971 — Eerst wil hij me de bovenverdieping niet verhuren, maar ik ben jong, oog dynamisch, spreek vol overtuiging en ik zal, om hem te plezieren, al het afgebladderde hout schilderen. Deal beklonken. 
Pas getrouwd. Nu en dan doe ik iets tijdelijks, in afwachting van het nakende bevel om het vaderland te dienen. Beetje werken, beetje niksen, beetje werken. In die tijd kan dat, in die tijd is werkloosheid onbestaand, vandaag bied je je aan, morgen begin je. En gezond zijn we van nature, mijn echtgenote en ik, we hebben strakke lijven. In die tijd kan alles. En we doen ook alles. Onbezorgd, zo mag ik die tijd wel samenvatten. Ik bereid me voor op een schrijversleven dat ik tot aan de horizon voor me uit schuif — op die leeftijd heb je tijd zat — wacht maar! De verdieping heeft hoge ramen, hoge plafonds en één verwarmde plek. De eigenaar verwittigt: als ’t een harde winter is, durft ’t al eens binnen te vriezen. Daar hebben wij geen oren naar, dit is de zomer van ons leven. 


Sta me toe dat ik Eileen Myles in het verhaal trek. Alleen dronken worden en verliefd zijn vinden wij in die tijd leuk, Eileen, mijn echtgenote en ik. Als we geen van beide zijn, hebben we alleen geld nodig voor de huur, sigaretten en koffie, makkelijk zat. Ah Eileen, gij zijt in die tijd al een echte schrijver, hoe goed ge dat vertelt, het schrijversleven, ik zie het zo voor me. 
Aan gene zijde woont een operazangeres en daarnaast een fotograaf. We kijken in elkaars verblijven. De man maakt knappe foto’s, ik hoor iemand zeggen: wat hij doet is van een uiterste consequentie. De operazangeres zingt toonladders die mijn afgebladderde ramen niet tegenhouden. Van de weeromstuit leg ik al eens Ob-La-Di Ob-La-Da op de draaitafel. De muziek ketst over en weer, toonladders en The Beatles. Tegen de tijd dat ik m’n laatste flesje pils kraak, zeg ik tegen mezelf: wat gij doet, man, is van een uiterste consequentie. Van enig schilderwerk komt op zo’n dag niets in huis, in de rest van ’t jaar evenmin trouwens. Dat ’t er in de winter binnen vriest, blijkt te kloppen. 
Eileen, mijn echtgenote en ik zoeken warmte aan de overkant. Eerst bij de fotograaf. Fototoestellen, fototoestellen, fototoestellen… Het geheel wasemt een gebrek aan plaats. Neen, dan komt hij toch beter bij ons op bezoek, plaats te over. Mijn echtgenote verdwijnt met hem in de slaapkamer. Wat die twee daar samen doen is van een uiterste consequentie. Dan gaan we gevieren naar de operazangeres. Ook zij komt beter bij ons, hoe meer volk hoe meer warmte. De operazangeres wordt deel van ons gezin, een tante.


Op onze verdieping komt gaandeweg een clubje menselijke warmte bijeen die veel winterkoude goed maakt: de fotograaf, tante, Eileen Myles, Frankenberghe die, net als de fotograaf, iets met mijn echtgenote heeft; Bolleke, Frankenberghes vrouw, onwetend van de affaire; een drukker die opgehouden is met drukken en nu alleen nog drinkt; een mooi geklede krullenbol die geld krijgt om zich vooral niet met de familiezaken te bemoeien; de kasteelvrouw met haar echtgenoot die langs autosnelwegen ’t gras afrijdt. Soms komt Paula, lelijk als de nacht, maar daarom niet minder heet. Ooit heb ik haar in een kerk genomen, Paula, achter het altaar. Er zijn er nog: Zotten Eric, Rosten Herman… Soms is er een triootje, soms een orgietje (maar dan zijn we alweer thuis, achter de afgebladderde ramen.) Tijdens het klaarkomen zingt de operazangeres keer op keer Ob-La-Di Ob-La-Da, song die zij aan de overkant heeft opgevangen, schallend uit mijn boxen. Haar manier van klaarkomen maakt school, ook de fotograaf heeft voor de gelegenheid een lied aangeleerd: een meezinger — ik zweer het — wat ons tijdens ’t vrijen tot samenzang noopt, waardoor onze vrolijke ontucht tegen de gevels van het straatje weerkaatst. En mijn echtgenote kiest voor Edith Piaf: Rien de rien! Echt voor elk wat wils. Ge begrijpt dat dit een herinnering is aan de tijd waarin er nog geen sprake is van aids. Gent in 1971. En ge begrijpt dat ’t ook aids is die er een einde aan maakt, eerst de oliecrisis en dan aids. 

De operazangeres op YouTube

dinsdag 8 maart 2022

‘De buurt is me onmetelijk dankbaar…’



In 2022 schrijf ik 200 verhalen, nauwelijks drie zinnen lang: opening, midden, slot, telkens één zin. Sommigen noemen zo’n extreem kort verhaal een ristretto, naar analogie met het koffietje dat je in één slok uitdrinkt. 

Nog 166 te gaan, dit is nummer 34. 

Helemaal onderaan deze post staat een YouTubefilmpje, je mag dat niet overslaan. De creatie van zo’n driezinnenverhaal volgt immers een merkwaardig stramien. Eerst is er een inspirerende zin, daaruit ontwikkelt zich het verhaal. Daarna zoek ik een passend beeld, bestemd voor het filmpje dat ik van elk verhaal maak. Dat beeld wordt vervolgens méér dan alleen maar illustratie: het verhaal plooit er zich uiteindelijk naar, het wordt herschreven! Het beeld ziet zich opgewaardeerd: van illustratie tot inspiratie! Daardoor komt het ook dat onderstaand filmje een ereplaats verdient. (fv)



166 — Toonladders — De recht tegenover mij wonende operazangeres zingt toonladders die niet door m’n afbladderende ramen tegengehouden worden. Na drie jaar nodig ik haar uit op de koffie. De buurt is me onmetelijk dankbaar voor dat ene moment. (Flor Vandekerckhove)

De zangeres in actie op YouTube

maandag 7 maart 2022

‘Gans Oostende betreurt uw droevige dood’



Zie mij staan op de Sir Winston Churchillkaai in Oostende, armen gekruist, ongeveer op de plek waar eertijds een legendarische vismijn stond: de sierk↗︎. Achter mij, aan gene zijde, op de Visserskaai: Amandine, de laatste ‘IJslander’, nu museumschip. Honderd meter zeewaarts: de plek waar de militie van de burgerij op revolterende vissers schoot↗︎. [Hier↗︎ een lijst van de slachtoffers.] Zoveel opeengepakte geschiedenis op zo’n korte afstand! Het monument dat boven mij uittorent brengt hulde aan die Oostendse Vissersopstand↗︎. Mij herinnert het aan Jef Klausing (1918-2004), oud-redacteur van Het Visserijblad↗︎, die mij zoveel over het Oostendse vissersproletariaat↗︎ en zijn cultuur geleerd heeft en nog meer over die Vissersopstand, zeg maar álles.  Het monument is trouwens in niet geringe mate de verdienste van Doris Klausing, dochter van Jef, die er hardnekkig voor geijverd heeft. Mij geeft het nu de kans om nog eens enkele woorden uit Amandine↗︎  te citeren, roman die ik in 2012 over de Oostendse visserij schreef. De korte paragraaf beschrijft een stoet die zich op gang trekt, de begrafenisstoet van Wouters en Verhulst, twee vissers die stierven onder het geweervuur van de burgerwacht.
In de haven hangen de vlaggen halfstok. Het is acht uur in de morgen en het is windstil. De vissers hebben hun beste kleren aangetrokken en zich verzameld bij het dodenhuisje. De vaandrig hijst een omfloerste Belgische vlag. Twee kisten worden op de schouders getild. Omringd door een erehaag van vissers trekt de stoet zich op gang. Vooraan draagt een meisje een bord: Gans Oostende betreurt uw droevige dood.

zondag 6 maart 2022

Telefoneren met een kinderrijmpje

[Het artwork rechts is van Bill Domonkos.]

In 2022 schrijf ik 200 verhalen, nauwelijks drie zinnen lang: opening, midden, slot, telkens één zin. Sommigen noemen zo’n extreem kort verhaal een ristretto, naar analogie met het koffietje dat je in één slok uitdrinkt. 

Nog 167 te gaan, dit is nummer 33. 

Zoals dat altijd het geval is, verschijnt ook Ongerijmd eerst in De Laatste, daarna komt het wellicht in een e-boekje terecht, bijvoorbeeld in ‘200 driezinnenverhalen’. Dat boekje wordt dan uitgegeven door De Lachende Visch en gedistribueerd via De Weggeefwinkel; de promotie gebeurt door het beruchte non-bureau Reclame Is Onze Enige Kwaliteit (RIOEK).

Helemaal onderaan deze post staat een YouTubefilmpje, je mag dat niet overslaan. De creatie van zo’n driezinnenverhaal volgt immers een merkwaardig stramien. Eerst is er een inspirerende zin, daaruit ontwikkelt zich het verhaal. Daarna zoek ik een passend beeld, bestemd voor het filmpje dat ik van elk verhaal maak. Dat beeld wordt vervolgens méér dan alleen maar illustratie: het verhaal plooit er zich uiteindelijk naar, het wordt herschreven! Het beeld ziet zich opgewaardeerd: van illustratie tot inspiratie! Daardoor komt het ook dat onderstaand filmpje een ereplaats verdient. (fv)


167 — Ongerijmd — Ze kreeg een telefoontje van Pier de stier den herbergier. Ze dacht: Pier de stier den herbergier is een kinderrijmpje. Toch was ’t een goed gesprek. (Flor Vandekerckhove)


Ongerijmd op YouTube

www.youtube.com/watch?v=OdmCQHZ67A4

[24]

zaterdag 5 maart 2022

Herinneringen aan bakker Marcel Devisch

Bakkerij Devisch (met pijl). Buurhuizen zijn ten noorden de kapperszaak van Edmond Beirens; 
ten zuiden een ‘bazar’ met strandartikelen, ook depot van Butagaz.


Tijdens de lenteschoonmaak — hij is er dit jaar vroeg bij — vindt Luc Blomme↗︎ op zolder een papieren broodzak die dienst doet als gelegenheidshoes. Daarin zit een bakelieten fotoplaat. Die maakt deel uit van een kleine collectie die de kinderen Blomme pakweg 65 jaar geleden van een buurvrouw krijgen. Die heeft een ongeveer rond gat uit de broodzak gesneden, waardoor je in een oogopslag de titel van het lied ziet: Colombinella, van de remarquable chanteur de Genre Fred Gouin. Als de opname uit 1928 je onbekend is, grijp dan nu deze unieke kans: klik hier↗︎
Mij is het om de broodzak te doen. Hij verwijst naar bakkerij Devisch uit de Duinenstraat in Bredene. De tweetaligheid wijst erop dat de commerçanten in de wijk het in die tijd echt wel van het toerisme moeten hebben. De bakkerij stamt trouwens van vóór Devisch. Marcel gaat in de leer bij bakker Hypoliet Devriendt, trouwt met diens dochter Emma en het jonge koppel neemt de zaak over. 
Ik herinner me Marcel Devisch als een ietwat stille, oudere mens met een door de bakkersbloem gebleekte boerenpet. In de Golfstraat heeft hij in de late jaren vijftig, naast de garre van Cornelis↗︎, een garage, waarin de triporteur staat. Daarachter ligt Devisch’ uit de voeten gewassen lochting↗︎; in die dagen hebben bakkers daar nog tijd voor — en plaats!, nu is daar een flatgebouw. De bakkerij in de Duinenstraat herinner ik me zeer goed, en wel hierom. Beeld u in: ’t zijn de sixties, ik ben achttien. Na enig cafébezoek zijn Koen↗︎, JP↗︎ en ik op weg naar huis. ’t Is laat in de nacht — veel te laat, volgens onze vaders — maar, vinden wij dan weer, toch te vroeg om al afscheid te nemen. Dus passeren we onze respectievelijke woningen en vatten nog eens dezelfde tour aan. We worden daarin gesterkt door enkele warme ‘couques au Beurre’ die Koen in de poort van de bakkerij weet te bemachtigen, waar ze, vers uit de oven, nog staan te koelen. En die hij daarom voor een prix d'amis meekrijgt.

P.S. Zojuist verneem ik dat de gemeente Bredene me haar Cultuurprijs toekent. Misschien vindt u dat wel een geschikte gelegenheid om eens doorheen een van onderstaande e-boekjes te bladeren. Al deze e-boeken zijn gratis te verkrijgen in De Weggeefwinkel van uitgeverij De Lachende Visch. Vraag ernaar via liefkemores@telenet.be↗︎ en het boek wordt u per kerende gemaild. [Vermeld de door u gewenste titel(s)]

(1) 99 extreem korte verhalen, elk honderd woorden kort, met een voorwoord van Delphine Lecompte; (2). Gauw!, boek in het genre van de autofictie, over mijn kindertijd in Bredene; (3) Het jaar van de kwatrijnen, dichtbundel; (4) Het huis, superkorte, experimentele roman in 'provoverzen'↗︎ (door mij bedacht genre); (5) Langs Vlaamse wegen, kritische zoektocht naar de Vlaamse identiteit; (6) Honderd titelloze eenparagraafverhalen, waaruit blijkt dat mijn verhalen almaar korter — en beter ! — worden.

vrijdag 4 maart 2022

Identiteitscrisis in drie zinnen

In 2022 schrijf ik 200 verhalen, nauwelijks drie zinnen lang: opening, midden, slot, telkens één zin. Sommigen noemen zo’n extreem kort verhaal een ristretto, naar analogie met het koffietje dat je in één slok uitdrinkt. 

Nog 168 te gaan, dit is nummer 32. 

Zoals dat altijd het geval is, verschijnt ook Identiteit eerst in De Laatste, daarna komt het wellicht in een e-boekje terecht, bijvoorbeeld in ‘200 driezinnenverhalen’. Dat boekje wordt dan uitgegeven door De Lachende Visch en gedistribueerd via De Weggeefwinkel; de promotie gebeurt door het beruchte non-bureau Reclame Is Onze Enige Kwaliteit (RIOEK).

Helemaal onderaan deze post staat een YouTubefilmpje, je mag dat niet overslaan. De creatie van zo’n driezinnenverhaal volgt immers een merkwaardig stramien. Eerst is er een inspirerende zin, daaruit ontwikkelt zich het verhaal. Daarna zoek ik een passend beeld, bestemd voor het filmpje dat ik van elk verhaal maak. Dat beeld wordt vervolgens méér dan alleen maar illustratie: het verhaal plooit er zich uiteindelijk naar, het wordt herschreven! Het beeld ziet zich opgewaardeerd: van illustratie tot inspiratie! Daardoor komt het ook dat onderstaand filmje een ereplaats verdient. (fv)



168 — Identiteit — Op d’r nachtkastje treft ze onverhoeds een gesigneerde foto van Marlon Brando aan. De situatie stort haar in een identiteitscrisis. Heet ze Kim Hunter of is ze Vivien Leigh? (Flor Vandekerckhove)



In de hieronder staande versie op YouTube komt de gif uit A Streetcar named desire. 

Muziekintro uit de Original Soundtrack Motion Picture Soundtrack van 

A Streetcar Named Desire (1951).

[31]

donderdag 3 maart 2022

Geen partij voor Sartre

Bovenaan: 1960. Sartre en de Beauvoir ontmoeten Che Guevara in Cuba. Onderaan: Ernest Mandel ontmoet de Peruviaanse boerenleider Hugo Blanco, net als Mandel lid van de Vierde Internationale. Rechts: poster gemaakt van een krantenkop die de moord op Trotski meldt.


MEER DAN EENS was Sartre in die jaren vaag geneigd zich aan te sluiten bij de communistische partij. Zijn opvattingen, plannen en temperament verzetten zich daartegen, maar ook al bezat hij dan in niet mindere mate dan ik die hang naar onafhankelijkheid, zijn gevoel voor zijn verantwoordelijkheden was veel groter. Die dag kwamen wij tot de conclusie — al onze conclusies waren provisorisch — dat je, als je tot het proletariaat behoorde, communist diende te zijn, maar dat de strijd van het proletariaat — hoezeer die dan ook ons aanging — niet onze strijd was. Al wat van ons geëist kon worden was dat wij steeds partij zouden kiezen voor die strijd. Maar wij hadden onze eigen taken te vervullen en die waren niet te verenigen met een lidmaatschap van de partij.
Het citaat komt uit de memoires (°) van Simone de Beauvoir. Ze is 21, Sartre 24. En ze vervolgt:
Nooit kwam het bij ons op, ons aan te sluiten bij een communistische splintergroep. Wij hadden grote eerbied voor Trotski en het idee van een ’permanente revolutie’ paste beter bij onze anarchistische neigingen dan het opbouwen van een socialistische heilstaat in één land. Maar wij (…) geloofden niet dat zij enig effect konden sorteren. Als Colette Audry ons vertelde dat haar groep — die in totaal vijf man telde — de mogelijkheden van een nieuwe revolutie in de Sovjet-Unie besprak staken wij ons scepticisme niet onder stoelen of banken.
De Beauvoir schrijft over 1929. In de Sovjet-Unie is de Linkse Oppositie↗︎ verpletterd, Leon Trotski↗︎ verbannen. De Internationale Linkse Oppositie laat het hoofd hangen, alleen de trotskisten gaan door, volgens de Beauvoir en Sartre is dat tegen beter weten in. Het koppel is hardnekkig in dat standpunt. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog verkijkt links de kans om in Frankrijk revolutionaire veranderingen door te voeren. Sartre:
In 1945 kon je kiezen tussen twee posities. Twee en slechts twee. De eerste, en betere, was om de marxisten en hen alleen aan te spreken, om de afgebroken revolutie, het afgeslachte verzet en de desintegratie van links aan de kaak te stellen. Sommige tijdschriften namen dit standpunt moedig in en verdwenen zonder gehoord te worden: het was die gelukkige tijd waarin mensen oren hadden om niet te horen en ogen om niet te zien. Ik ben de laatste om die mislukkingen aan te wenden om hun pogingen te veroordelen, en ik beweer dat wij ze hadden kunnen imiteren zonder ten onder te gaan ... Maar om de verraden revolutie aan de kaak te stellen, was het eerst nodig een revolutionair te zijn: Merleau [Merleau-Ponty, Sartres medewerker] was dat niet, en ik ook nog niet. We hadden niet eens het recht om onszelf marxist te noemen, ondanks onze sympathie voor Marx. Nu is revolutie geen gemoedstoestand: het is een dagelijkse praktijk verlicht door een theorie. En als het lezen van Marx niet genoeg is om je tot revolutionair te maken, vervoeg je hem vroeg of laat als je voor revolutie strijdt. Het resultaat is duidelijk: alleen mensen gevormd door deze discipline kunnen effectief links bekritiseren; dus moesten ze in die tijd min of meer nauw verbonden zijn met trotskistische kringen; maar door deze aansluiting werden ze meteen gediskwalificeerd, zonder dat het hun schuld was: in deze verbijsterde linkerzijde die droomde van eenheid, verschenen ze als splijtzwammen.’ (°°)
Ook hier weer: de trotskisten zijn sympathiek, maar onnuttig. Sartre is eigenlijk van mening dat er vóór 1968 links van de communistische partij niets noemenswaard te zien is. Hij keert de trotskistische organisaties ('kringen') bijgevolg de rug toe. Anders gezegd: de trotskisten zijn geen partij voor Sartre — letterlijk en figuurlijk. In plaats daarvan tracht hij zelf, via zijn tijdschrift (Les Temps Modernes↗︎) en ook even via een eigen politieke groepering (RDR↗︎) druk op de stalinisten uit te oefenen en hij houdt daarbij geen blad voor de mond. In een edito van Les Temps Modernes uit 1950:
Er is geen socialisme wanneer een op de 20 burgers in een kamp zit ... Twee jaar geleden schreef een van ons hier dat de Sovjetmaatschappij dubbelzinnig is en dat er zowel tekenen van vooruitgang als symptomen van achteruitgang in worden gevonden. Als er 10 miljoen gevangenen in concentratiekampen zijn – terwijl aan de andere kant van de Sovjethiërarchie de salarissen en levensstandaard 15 tot 20 keer hoger zijn dan die van vrije arbeiders – dan verandert kwantiteit in kwaliteit. Het hele systeem zwenkt en verandert van betekenis; en ondanks de nationalisatie van de productiemiddelen, en hoewel particuliere uitbuiting van de mens door de mens en werkloosheid onmogelijk zijn in de USSR, vragen we ons af welke redenen we nog hebben om in verband daarmee van socialisme te spreken. (°°°)
Sartre zal nooit lid van die partij worden, maar tussen 1952 en ’56 wordt hij wel een ‘compagnon de route’. We vinden hem weer in de mantels van die partij. 
(…) hij ging naar de juiste plaats - de massale arbeidersbeweging. In Frankrijk kon dit op dat moment alleen de communistische partij betekenen. Het was zeker niet de comfortabelste plek. Op wereldschaal was de Koude Oorlog op zijn hoogtepunt, met het McCarthyisme in opkomst in de VS. De Franse regering (…) voerde haar repressie tegen de Franse CP op. Leiders van de CP werden gearresteerd (…). Plannen om de communistische partij te verbieden werden openlijk besproken. Toen Sartre zich op weg naar de Communistische Partij begaf, liep hij het risico ernstig gewond te raken door de kuddes 'progressieve intellectuelen' die er zo snel van wegrenden als hun benen hen dragen konden. (°°°°)
Zijn loyaliteit duurt tot wanneer Sovjettanks de opstand in Boedapest neerslaan. Op 9 november 1956 geeft Sartre een lang interview waarin hij zich radicaal van de communisten distantieert.
Sartre blijft de trotskisten levenslang als quantité négligéable beschouwen, maar genegeerd heeft hij ze nooit. Hij polemiseert met anti-stalinisten als Pierre Naville↗︎ (Revue Internationale), Claude Lefort↗︎ (Socialisme ou Barbarie) en Ernest Mandel↗︎ van de Vierde Internationale. Het antwoord van die laatste op Sartres tegenkantingen werd verleden jaar nog in ’t Engels uitgegeven door het onvolprezen IIRF↗︎. (°°°°°) Zegt Mandel tegen Sartre:
Als u absoluut een formule wilt die in overeenstemming is met uw bekommernissen, zeg dan dat het trotskisme de kunst is om de middelen aan het doel aan te passen, de kunst om de overwinning op het kapitalisme te behalen met de enige middelen die een snelle en echte overgang naar het socialisme garanderen: de bloei van bewustzijn, kracht en zelfvertrouwen van de arbeidersklasse. (…) Er was een tijd dat u op de drempel leek te staan om deze eenvoudige en fundamentele waarheid te begrijpen. We hopen nog steeds dat u dat op een dag zult doen. (…)


P.S.1: Wat ik er zelf van denk, postte ik eerder al, onder de wervende titel: De g-spot van de politiek↗︎.
P.S.2: Over Sartres latere betrokkenheid bij het maoïstische La Cause du Peuple, publiceerde DLVuurtorenwachter De blinde vlek van Sartre↗︎.


(°) Simone de Beauvoir. Memoires / De bloei van het leven. Hilversum, uitg. de Boer jr. 1968. Vertaling Jan Hardenberg. 603 pp.

(°°) in Ian Birchall. Sartre: He missed the boat but he kept on swimming. Jean-Paul Sartre 1905–1980 (May 1980)↗︎.

(°°°) Merleau-Ponty schreef het edito, in akkoord met Sartre.

(°°°°) Birchall: in Ian Birchall. Sartre: Part Two. (Februari 1971)↗︎

(°°°°°) in 1953: Ernest Mandel - Letter to Jean-Paul Sartre↗︎