donderdag 8 juni 2023

Over al mijn beesten

— In het dierenpark rechtover mijn deur. —


Inspiratie vind je overal: Zo heb ik drie verhalen geïnspireerd door de cinema↗︎; drie geïnspireerd door het beenhouwersbedrijf↗︎; drie geïnspireerd door de Oostendse visserij↗︎. Ik heb al Vijf gedichten over Bredene↗︎ en ik heb ook drie verhalen/gedichten geïnspireerd door echt oude liedjes↗︎  (en drie geïnspireerd door Nick Cave↗︎.) Vandaag toon ik vijf verhalen geïnspireerd door de dieren die me omringen. (Flor Vandekerckhove↗︎)



1. Toen mijn dochter nog een ukkepuk was, schonk ik haar een hondje. Daar zorgde zij drie dagen voor en liet die zorg voor de rest — vijftien jaar — aan mij over. Sloeber werd de hond van mijn leven: Klik hier↗︎.
2. In mijn familie zijn er altijd katten geweest die Pol heetten. Nu heb ik weer zo’n Polleken in huis. En zoals het een kat past, hij laat zich niet commanderen: Not your negro!↗︎


3. Dat het leven niet altijd is wat je verwacht, leerde ik toen ik in Frankrijk een vakantiehuisje kocht. De slangenfamilie die er woonde was niet weg te krijgen: Slangen en hun manieren↗︎.


4. Al heel lang heb ik iets met duiven. Dat komt door een klein jeugdtrauma: Op vliegende duiven geraak je nooit uitgekeken↗︎.

5. Van dieren valt wel degelijk iets te leren. ’t Leven zoals het is in het dierenpark rechtover mijn deur: Waarom komt zo'n kauw eigenlijk nooit op mijn hoofd zitten?↗︎

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.



woensdag 7 juni 2023

Merkwaardige bladzijde uit de poëziegeschiedenis

2023 is voor De Laatste Vuurtorenwachter ook het jaar van het prozagedicht. ’t Is een hybride vorm van literatuur, zowel proza als poëzie, en daardoor onderwerp van veel discussie onder mensen die niets anders te doen hebben. Het maken van een reeks prozagedichten is mijn manier om te weten wat het juist is.

 

Hoe Paul Verlaine soelaas bood

www.youtube.com/watch?v=Ar__LSFc2_0

[146]


Hoe Paul Verlaine soelaas bood — Oude wijven met klompen regenen was er al lang niet meer bij en de droogstoppels die René Magritte uit de lucht kon laten vallen, brachten evenmin nog soelaas. Dat het surrealisme de klimaatverandering zou overleven was bijgevolg zeer onzeker. In wanhoop richtte André Breton zich in seances tot enkele overleden niet-surrealisten. Hij contacteerde twee dode realisten, drie decadentisten en symbolisten, en zo ook Paul Verlaine, hem smekend om soelaas. Uit de vitrinekast, waarin hij tentoongesteld stond, nam Pauls avatar de revolver waarmee hij lang geleden op Rimbaud geschoten had en richtte die nu op de verbouwereerde paus der surrealisten. Verlaine mikte beter deze keer en trof Breton recht in het hart: ‘Daar zie,’ zei Paul met een zelfvoldane grafstem, ‘daar heb je je soelaas.’ Een nieuw literair feit was geboren. Moe maar tevreden toog de zieltogende Breton huiswaarts en de geest van Verlaine legde de revolver weer op zijn plek in de vitrinekast. Hij liet het woord over z’n tong rollen: soelaas, soelaas, soelaas. Hij vond het een prachtig woord, het rijmde op platte kaas en oude dwaas. Daar had hij bij leven & welzijn wel weg mee gekund. Maar ’t is niet aan Paul Verlaine dat we het verschijnsel van het prozagedicht te danken hebben en evenmin aan André Breton, ’t is dankzij Charles Baudelaire. ‘Maar,’ zeg ik tegen Polleken de kat, ‘dat wist u ongetwijfeld al.’ (Flor Vandekerckhove↗︎)
'Hoe Paul Verlaine soelaas bood', staat in de bundel Gesprekken met Polleke. De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

maandag 5 juni 2023

Erasmus glundert: lof der zotheid bereikt climax in XXIste eeuw

Links: de achttienjarige versie van mezelf kijkt iets te zelfverzekerd naar het leven dat zich voor hem uitstrekt. Al wat hij moet doen, denkt hij, is bukken om het op te rapen. Rechts zie je een veel oudere versie van mezelf figureren in een feministisch kunstproject van de dochter.


In de sixties ben ik een tiener, ik ben een kind van die tijd. Mijn merkwaardige politieke opvattingen zijn erdoor getekend; mijn liefdes dragen er pijnlijke sporen van; die tijd verklaart mijn kwakkelende beroepsleven⇲; zelfs mijn 'fijne Britse' humor bouwt voort op die tijd, mijn kunstvisie is ernaar gericht. En ’t is over dat laatste dat dit stukje gaat. 
In die tijd hangt het zo’n beetje in de lucht dat ‘kunst’ bourgeois is, dus verwerpelijk, dat iedereen uit zichzelf al een kunstenaar is. Dat komt mij goed uit, 'bourgeoiskunst' vraagt een opleiding en ik ben een luie donder. 
De achttienjarige ik droomt zich een leven dat er als volgt uitziet. Met mijn trouwe herdershond leef ik in een aftands huisje, 's middags gaan we wandelen en 's avonds rond ik de dag af met toevoeging van een bladzijde aan de kolossale trilogie die ik aan ’t schrijven ben, geen idee waarover die gaat. De werkelijkheid van de daaropvolgende jaren is anders: ik verdien op wisselende manieren mijn bete broods, smijt het in de drank, ga een lening aan, kweek kinderen, trek van de ene vrouw naar de andere, wordt weer nuchter en doe aan politiek. Dat laat zo nu en dan wel een schilderijtje achter, maar ook niet meer dan dat, en ’t laatst gepubliceerde stukje literatuur blijft dat ene stukje uit mijn schooltijd. 
Vlak voor het te laat is, herinner ik me Harry Mulisch: ‘De schrijver trouwt een vrouw, krijgt kinderen, wordt journalist en schrijft niet meer. De schrijver wordt ziek en kan niet meer schrijven. De schrijver wordt op de tramrails door een meteoor getroffen en is dood. Dat alles is een gebrek aan talent.' Citaat dat de al lang niet meer achttienjarige doet inzien dat het tijd wordt om de jeugddroom in een praktijk te gieten.
De Sex Pistols bevestigen onderweg mijn vooroordeel: ‘You don’t need nothin’. Just play it.’ Ook lees ik in Uitblinkers (°) dat het 10.000 uren duurt om ergens goed in te worden. Dat tijdskader laat me beseffen dat ik moet kiezen: ik neem afscheid van het schilderenen word schrijver in de geest van die 10.000 uren; elke dag schrijf ik mijn geschreven uren op. 
Stel dat je vier uur per dag schrijft, dan duurt het 2500 dagen, weekdag zondag, om er goed in te worden, bijna zeven jaar. Vier uur per dag is enorm, dat gaat niet als je ook nog werkt, al is 't maar deeltijds. Omdat er daarnaast ook wel dagen zijn waarop je niet schrijft — omdat je je prostaat moet laten schrapen bijvoorbeeld — tel je daar best nog een aantal jaren bij. In Uitblinkers zegt de auteur: 'Tienduizend uur komt neer op zo'n drie uur per dag of twintig uur per week oefenen gedurende tien jaar.' (°°) Hoe dan ook, daarjuist tel ik het aantal uren in mijn boekje en wat zie ik? Zojuist passeerde ik de kaap van de 10.000! Alzo realiseer ik op hoge leeftijd nog de droom van de achttienjarige. En ik leef ernaar! Met mijn trouwe kat Polleke leef ik in een aftands appartementje, 's middags ga ik wandelen en 's avonds rond ik de dag af met toevoeging van een bladzijde aan mijn kolossale oeuvre in De Laatste Vuurtorenwachter. Is dat niet prachtig / En ik ben geeneens tachtig.
Voorts zie ik dat de kinderen ook goed bezig zijn: Bert met zijn muziekdoos en Marijke met haar haar haar haar haar… — mag ik multimediale vormgeving zeggen? Allee kijk zelf eens op Facebook naar haar feministische creativiteit. Harop kido’s, harop (°°°), op naar de 10.000 uren! En de Lof der zotheid die Erasmus al in de XVIde eeuw opriep en die jullie vader in de XXste omarmde, zal, in de XXIste eeuw, mede dankzij jullie 10.000 uren de hoogste toppen scheren.


(°) Malcolm Gladwell. Uitblinkers. 2008. Nederlandse vertaling Judith Dijs. Uitgeverij Contact. 343 pp.
(°°) Gladwell: 'Een ander interessant aspect aan dat getal van tienduizend uur is natuurlijk dat tienduizend uur een enorme hoeveelheid tijd is.  (…) In feite kunnen de meeste mensen dat alleen bereiken als ze in een speciaal programma terechtkomen (…) of een speciale kans krijgen om er zoveel tijd in te kunnen steken.' p.50.
(°°°) Harop is een oude Vlaamse strijdkreet.




De e-boeken van De Lachende Visch zijn gratis en worden per kerende e-mail opgestuurd naar elkeen die erom vraagt. Mail naar liefkemores@telenet.be en vermeld de titel.

zondag 4 juni 2023

In raadselen gehuld

Ik doe ’t om de stiel goed in de vingers te houden, vergelijk het met piano-oefeningen van de pianist en de schetsen van de tekenaar. Daarom schrijf ik deze reeks driezinnenverhalen, verhalen van maar drie zinnen lang: opening, midden, slot. ‘Raadsel’ is zo’n driezinnenverhaal, ’t is nummer 133 in de rij van 200 die ik plan te schrijven. De gif die de declamatie van dit verhaal ondersteunt is van Bill Domonkos↗︎.

www.youtube.com/watch?v=ut0BX2KhcpU

[126]

Raadsel — Hij weet exact waar en wanneer het ooit begon. Hij herinnert zich perfect waar en hoe het ophield. Wát tussen dat einde en ’t begin gebeurd was, blijft evenwel een raadsel. (Flor Vandekerckhove)

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 3 juni 2023

Schrijver Burroughs en FBI-baas Hoover: wild seksleven

Links bovenaan: Naked Lunch van Burroughs waarin geheimzinnige overheidsinstellingen de schrijver belagen. Links onderaan: de biografie die het geheime seksleven van de FBI-voorman onthult. Rechts: Amerikaanse cartoon die inspeelt op het geheime seksleven van de FBI-baas.


Volgens de Amerikaanse beatschrijver William Burroughs is de overheid er vooral op uit zijn way of life te dwarsbomen. Die way of life bestaat uit onmatig drugsgebruik, zedeloos seksueel gedrag en het creëren van een literair oeuvre dat daarvan getuigt. Hij vlucht ’t land uit, ook omdat hij per ongeluk zijn vrouw doodt, proberend, à la Willem Tell, een appel van haar hoofd te schieten. Niet met een boog, maar met een vuurwapen. Hij mist de appel, maar niet zijn vrouw! 
In zijn Naked Luch stoot je al bladerend gemakkelijk op geheime samenzweringen van FBI-achtige bureaus, gericht tegen onschuldige burgers die rustig stoned willen worden. (°) Overmatig drugsgebruik levert een verwrongen universum op, maar Burroughs spinsels zijn ook niet geheel bezijden de waarheid. FBI-baas J. Edgar Hooverheeft wel degelijk een ongezonde interesse in schrijvers. Dit is wat The New Yorker er hier over zegt: ‘Onder de schrijvers die werden onderzocht door het Federal Bureau of Investigation zijn Nelson Algren, W.H. Auden, Pearl Buck, Truman Capote, John Dos Passos, Theodore Dreiser, William Faulkner, Ernest Hemingway, Sinclair Lewis, Robert Lowell, Archibald MacLeish, John O'Hara, Carl Sandburg, Robert Sherwood, John Steinbeck, Thornton Wilder, Tennessee Williams, Edmund Wilson en Thomas Wolfe.’ De lijst is onvolledig. Burroughs en de beatpoets worden niet eens vernoemd en de onderzoeken beperken zich evenmin tot schrijvers, zo wordt ook Bob Dylan nauwlettend in ’t oog gehouden. Ja, in the land of the free.
Waar ging J. Edgar Hoover bij die schrijvers naar op zoek? Op die vraag geeft Anthony Summers, in een Hooverbiografie, een prikkelend antwoord. (°°) De baas van de FBI was, zegt Summers, in ’t geheim een travestiet die zijn agenten op zoek liet gaan naar gelijkgezinden, met de bedoeling hen in zijn orgieën te betrekken. In die merkwaardige stelling staat de getuigenis van ene Susan Rosenstiel centraal. Zij heeft de legendarische misdaadbestrijder, anticommunist en kruisvaarder tegen seksuele perversie doende gezien in een pluizige zwarte jurk, met kanten kousen, hoge hakken en een zwarte krullende pruik. ‘Hij had make-up op en valse wimpers. Het was', zegt ze, ‘een heel kort rokje en hij zat daar in de woonkamer van de suite met zijn benen over elkaar geslagen.’ Hij werd haar voorgesteld als Mary. Dat is dus wat die Susan zegt. Wat door tal van anderen ferm tegengesproken wordt.
Rest mij alleen hieraan toe te voegen dat ik het over bovenstaande boeken heb op een manier die ‘k van Pierre Bayard heb geleerd. (°°°) Ge moet maar eens kijken hoe dat dan is: Pleidooi voor het half lezen.

Flor Vandekerckhove


(°) William S. Burroughs. Naked Lunch. 2013. Grove Press. 304 pp.

(°°) Anthony Summers. Official and Confidential: The Secret Life of J. Edgar Hoover. 2012. Open Road Media. 630 pp.

(°°°) Pierre Bayard, Hoe te praten over boeken die je niet hebt gelezen. 2008. Uitgeverij De Geus, 189 pp.


De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.


donderdag 1 juni 2023

Goegemeente geschokt! ‘De jonge toeschouwers gaven zich over aan massale danspartijen.’

De ongeregelde en ontregelende danspartijen vormen in de jaren vijftig ook in Oostende het eerste geval van straatrumoer waarin teenagers uit de volksklassen de hoofdrol spelen. Kranten organiseren meteen een vlaag van morele paniek. (Met dank aan Frank Vermang voor de knipsels.)
Sylvain Vanholme plaatst bovenstaande zwart-wit-foto op Facebook. Hij voegt er een tekstlijntje aan toe: ‘Toen barstte de bom - Le rock explosait.’ 

Eerst denk ik op de zwart-witfoto de Oostendse cinema’s Rialto en Corso te herkennen, maar Johan Geuvens, medeauteur van het standaardwerk (°) over de Oostendse cinema’s, helpt me meteen van dat vermoeden af. Vraag blijft open: waar is deze zaal dan wel? (°°)
In ’t midden van de inkom hangt aan ’t plafond een bord: UITVERKOCHT. Dat valt ook aan de massa te zien die voor de ingang samentroept. De song Rock Around the Clock dateert van 1952, de gelijknamige filmvan 1956. Die film (een B-film die het uitsluitend van de muziek moet hebben) veroorzaakt sensatie. Wikipedia formuleert het zo: 'De jonge toeschouwers gaven zich over aan massale danspartijen.’  In Londen breken ernstige rellen uit wanneer toeschouwers na afloop dansend de straat in bezit nemen, met massale verkeersopstoppingen tot gevolg. In Nederland en België zijn sommige gemeentebesturen bang voor ongeregeldheden, het stadsbestuur van Bergen verbiedt zelfs de film. 
En dit is wat Frank Vermang ervan zegt in zijn boek over de Oostendse muziekscene: (°°°) 
De film Rock Around the Clock met muziek van Bill Haley waait over naar het vasteland. De eerste vertoning is gepland op 7 november 1956 in cinema Forum in de Vlaanderenstraat. Inspelend op de hype-in-wording organiseert dancing Valentino op de Groentemarkt op 20 en 27 oktober een rock ‘n roll wedstrijd. Na de eerste avond is de goegemeente geschokt. Op de tweede avond is er politie in burger aanwezig om al te enthousiaste dansers van de dansvloer te verwijderen. De pers roept in grote blokletters op tot een verbod van deze zedenverwildering. Maar zoals zo vaak heeft dit een averechts effect. Een betere promotie is niet denkbaar en de vermanende preken van ouders, kerk en scholen gooien enkel olie op het vuur. De jeugd heeft de smaak van de verboden vrucht te pakken en wil meer. Twee jaar later is het zover: dé sensatie Bill Haley treedt op in het Oostendse Witte Paard. Het publiek is dolenthousiast en breekt bijna de keet af. De pers kan het niet op prijs stellen. Twee van de jonge gastjes die het optreden bijwonen, Laurentius Vanacker en Sylvain Vanholme, zullen een paar jaar later mee hun stempel drukken op de ontwikkeling van de Oostendse muziekwereld.
De ongeregelde en ontregelende danspartijen vormen wellicht het eerste geval van straatrumoer waarin consumerende teenagers uit de volksklassen de hoofdrol spelen. De reacties van overheden vormen dan weer de eerste voorbeelden van morele paniek die door socioloog Stanley Cohen bestudeerd wordt in zijn klassieker Folk Devils and Moral Panics uit 1973. Niet gelezen? No problem, heel dat boek kun je downloaden: klik hier


(°) Geuvens & Benoit, De wonderlijke wereld van pluche & pellicule. De geschiedenis van de Oostendse cinema’s. 383 bladzijden. 2010. 
(°°) Maurice Vanbellinghen schiet meteen de hoofdvogel af waneer hij me de link laat kennen waarop dit gebouw staat afgebeeld: ‘Drukte bij het uitgaan van de film 'Rock around the clock' met Bill Haley, City Theater, Kleine Gartmanplantsoen, Amsterdam, 1 september 1956.’ De foto is van Ben van Meerendonck / AHF, collectie IISG Amsterdam. Meer info over de zaal, voegt Maurice er nog aan toe, staat hier.
(°°°) Frank Vermang. Oostende. Rock ’n Roll. De geschiedenis van de Oostendse muziekscene. Van 1955 tot 2021. Van A(Arno) tot Z. 384 pp. 2021. Meer over het boek staat hier
De krantenartikels tonen aan dat de pers de morele paniek zelf al op voorhand organiseert: ‘Zullen we achteraf ook afgebroken zalen terugvinden, zoals dit zich in Engeland voordeed? … Zal ook hier de politie moeten ingrijpen, zoals dat reeds te Brussel het geval was (…)’ Onder de foto van het rechtse knipsel staat: 'En dat noemt men "dansen"!' [Met dank aan Frank Vermang voor de knipsels.]

woensdag 31 mei 2023

Eugène en ik aan de monding van de Somme

Links: Saint-Valery-sur-Somme. L’Embouchure de la Somme. Olieverfschilderij. 1891. 46 cm hoog x 65,4 breed. 
Rechts: in mei 2023 toef ik aan dezelfde riviermonding.


29 mei 2023 — Tania wandelt vandaag in Frankrijk van La Madelon de l’Authie naar Saint-Quentin-en-Tourmont, 32,300 kilometer. Waar ze vertrekt is ’t nog Opaalkust, waar ze aankomt is ’t al Côte Picarde. Daar wacht ik haar op. ’s Avonds slapen we aan de riviermonding, in Saint-Valery-sur-Somme.
In dat dorp schrijft Anatole France jeugdherinneringen: ‘Vanuit de kamer waar ik dit schrijf, kun je de hele baai van de Somme zien, met het zand dat aan de horizon helemaal tot de blauwe lijnen van Le Crotoy en Le Hourdel reikt. Als de zon ondergaat, gloeien de randen van de grote donkere wolken op in vlammend goud. Het is vloed, en op zee komen de vissersbootjes al met de stroming aandrijven.’ ’t Zijn woorden van die Anatole hé, niet van mij.
Wie daar ook enige tijd verblijft is Eugène Boudin. Getuige daarvan zijn schilderij Saint-Valery-sur-Somme. L’Embouchure de la Somme. Ik probeer zijn blik te reproduceren, wat me niet lukt, de schilder heeft zijn ezel aan gene kant van de rivier geplant. Maar goed, je ziet toch dat we beiden aan de monding van de Somme geweest zijn, Eugène Boudin en ik; links boven, achter mij, vang je een glimp op van de huizenrij die Boudin in zijn doek mee opneemt.

maandag 29 mei 2023

De oneliner van de wandeling

Oorspronkelijke luidde de oneliner (°): ‘traag stappend handen op de rug doet het wandelen z’n deugddoend werk’. Da’s hoe ik gewoonlijk wandel, da’s hoe ik het deugddoende wandelen ervaar.  Toen stootte ik op ’t net op twee afbeeldingen van wandelende juffrouwen, zij doen ‘t anders, zij houden de handen gevouwen voor de schoot. Links een schilderij van de Italiaanse Mosè Bianchi,(1840-1904), ‘Een wandeling langs de oever van het meer’ toont ons een volksmeisje. Rechts een schilderij van diens tijdgenoot, de Nederlandse Frederick Hendrik Kaemmerer (1839 - 1902). Van hem vind je op ’t net wel meer afbeeldingen van wandelende meisjes, hem lijkt ’t meer om de fleurige jurken te doen. Maar goed, wandelen is goed voor allen, zij ’t op de manier van die meisjes, zij ’t op mijn manier. (Flor Vandekerckhove)

(°) Oneliner: altijd 17 lettergrepen, geen leestekens, geen kapitalen.

www.youtube.com/watch?v=ZBhTRLsifM0

[403]

traag stappend handen gevouwen zoals ’t hoort toogt ’t wandelen aan ‘t werk

zondag 28 mei 2023

Edward Vandaele, beeldhouwer

Links Edward Vandaele aan ’t werk in zijn atelier (foto van de website van de kunstenaar). 
Rechts Edward Vandaele en Flor Vandekerckhove in de Astridlaan van Bredene.


In Bredene torst de Astridlaan nogal wat plaatselijke geschiedenis. Dat de straat Astrid heet, komt door een gebouw in de buurt, met dezelfde naam, in oorsprong kindertehuis en daarna school, genoemd naar koningin Astrid. Het oorspronkelijke gebouw bestaat niet meer, alleen straten blijven bestaan. Op de hoek: eetgelegenheid Alaska, vreemde naam voor een etablissement dat warme maaltijden serveert. Minder vreemd voor wie weet dat daar in lang verleden dagen een ijssalon was, ja dan kan de naam niet koud genoeg zijn. Aan gene kant van de Astridlaan liggen campings die Bredene gemaakt hebben tot wat het is: een oord van volks toerisme. Daar tegenover: middenstand die van dat toerisme een graantje meepikt. 
Ik bevind me in een van die etablissementen, een café zonder naam op de gevel. Op het zonovergoten terras genieten oude Bredenaars en jonge toeristen van een deugddoend glas. Alleen ikzelf zit binnen. ’t Is dan ook ’t weer niet dat me hierheen brengt, evenmin is het de dorst, mij is het om een beeldhouwwerk te doen. 
Laat het me vertellen. Op mijn wandelingen passeer ik dagelijks een bronzen beeldje dat altijd weer mijn aandacht trekt. Het brons verbeeldt een duiker, krek op ’t moment dat hij de sprong waagt. (°) De beeldhouwer slaagt er perfect in het momentum te vatten. Een naamplaatje leert me dat die beeldhouwer Edward Vandaele heet. Al googelend vind ik een café uitgebaat door ene Eddy Vandaele. In dat café, in de Astridlaan van Bredene, drink ik nu koffie en alzo verneem ik dat Eddy eigenlijk Edward heet. Tijdens schoolvakanties en in weekends is hij er cafébaas, voor de rest is Edward beeldhouwer: ‘Na het overlijden van mijn ouders begin ik een horecazaak, wat me in staat stelt om op twee maanden tijd een jaarinkomen te vergaren. Geld waarmee ik de vrijheid koop om te beeldhouwen.’ 
Hij stelt voor ‘t eerst tentoon in 1999, wat meteen de start is van een professioneel kunstenaarschap. Intussen zijn we een kwarteeuw verder: ‘Beeldhouwen is voor mij de enige manier om gelukkig te zijn. Daarom moet ik in mijn projecten investeren, of – via de verkoop – andere mensen in mij laten investeren. Zonder mijn klanten kan ik mijn droom niet verwezenlijken. Wie een werk koopt, is aandeelhouder in mijn beeldhouwer-zijn. Ik voel het dan ook als mijn plicht om die mensen niet teleur te stellen. Dat verklaart mijn drang om almaar beter te doen. Mijn vader zei altijd: “Kunstenaars... daar plaveien ze de straten mee”. Dagelijks lever ik een gevecht om mijn vader ongelijk te geven.’
Vader Vandaele heeft ongelijk, althans wat zijn zoon betreft. Wie wil weten waarom ik dat zo onomwonden zeggen kan, kijkt naar Edwards website. (°°) Wie dat doet, is, net als ik, blij verrast door wat hzij daar te zien krijgt. Wie het liever op ware grootte bekijkt, kan Vandaeles beelden nog tot eind september zien in Galerie en beeldentuin Lieve Lambrecht (Merendree) en in Beukenhof Phoenix Art Gallery in Kluisbergen; twee mooie uitstapjes trouwens.


(°) Het beeldje De duiker (1993) staat op de hoek van Driftweg en Breeweg in Bredene. Het staat daar niet toevallig, het huis is de woning van de uitbaters van Twins, centrum voor 't beoefenen van watersporten.
(°°) De woorden die ik Edward Vandaele in dit stukje laat zeggen, komen eveneens van 's mans website. Daar staan ze in een interview die Christophe De Chauvre in 2006 maakt voor het kunsttijdschrift ISEL.

zaterdag 27 mei 2023

Reptiel de Krokodil, het huisdier van de prozadichter

2023 is voor De Laatste Vuurtorenwachter het jaar van het prozagedicht, genre waarvan u houdt, al wist u dat zelf niet. 't Is met name poëzie voor gans het volk, en dus ook voor u. ’t Is een hybride vorm van literatuur, zowel proza als poëzie, en daardoor onderwerp van veel discussie onder mensen die niets anders te doen hebben. Het maken van zo’n prozagedichten is mijn manier om te leren begrijpen wat het juist is. 
Ge moet onderstaand YouTubefilmpje zeker aanklikken, anders is 't voor mij natuurlijk ook niet geestig meer. En ge zult zien: eens ge dat gehoord hebt, wilt ge van niets anders meer weten, alleen nog prozagedichten! Allee, kijk maar 1s. 
Ziet ge wel dat 't schoon is. En er ligt al een heel boekje met zo'n prozagedichten op u te wachten in De Weggeefwinkel.

De e-boeken (pdf) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.