zaterdag 15 maart 2025

Waren we de helende werking van zeelucht vergeten?

De zuidgevel van het sanatorium marin in Bredene, met de kuurgalerij waar patiënten letterlijk in ’t zonnetje gezet werden en in de gezonde zeelucht. Die kuurgalerij bevond zich aan de kant van de Kasteellaan, ze was zichtbaar vanaf het bordes van villa Mon Castel. De pijl wijst naar de kamer van strijkster Aline Hofman en haar dochter. Rechts: sluitzegels met afbeelding van de kuurgalerij.



IN 1934 ARRIVEERT een Gentse alleenstaande moeder met pak en zak in Bredene, in gezelschap van haar elfjarige dochter. Ze nemen hun intrek in het sanatorium marin, op de hoek van Driftweg en Kasteellaan. Aline Hofman gaat er als strijkster aan de slag, dochter Henriette wordt leerling in de wijkschool. De anekdote maakt deel uit van mijn voorgeschiedenis, Henriette wordt later mijn moeder.
In mijn kindertijd wijst moeder me de plek aan waar ze gewoond hebben, een kamer onder de kuurgalerij van ’t sanatorium.
 Boven hen zijn er openluchtgalerijen, daar worden bedlegerige patiënten letterlijk in ’t zonnetje gezet om van gezonde zeelucht te genieten.
Aan dat sanatorium moest ik weer denken toen onlangs wetenschappelijk bewezen werd dat opspattend zeewater inderdaad gezondheidsvoordelen biedt, iets wat ze in Bredene al tijdens het interbellum wisten. Was tuberculosebehandeling in dat sanatorium niet gebaseerd op rust, gezond voedsel en… zeelucht? Moderne meettoestellen leren ons vandaag wat we indertijd 'met de ellebogen' aanvoelden. Maar wat ik me afvraag: waren we de helende werking van zeelucht niet gaandeweg 'vergeten'?
Het sanatorium overleeft de Tweede Wereldoorlog niet. Dat het nadien niet heropgebouwd wordt, heeft te maken met het toenemende succes van antibiotica om tuberculose aan te pakken. Komt ’t ook daardoor dat we de helende werking van zeelucht uit het oog verloren? Of heeft het te maken met het stigma dat rond tuberculose hangt — associaties met ondervoeding, armoede en lage sociale klasse — stigma dat het voor patiënten en personeel destijds moeilijk maakte om hun sanatoriumervaringen te verwoorden, laat staan te propageren. Op een site over cultuurgeschiedenis lees ik wat een voormalige tuberculosepatiënt daarover zegt: ‘(…) waar ik moeite mee heb, is dat er zo weinig te achterhalen is. Waarom? Waarom? Waarom is dat, waarom is daar niets van terug te vinden? Het is alsof het niet bestaan heeft.’
Flor Vandekerckhove

Uiteraard bestond zo’n sanatorium niet alleen in Bredene. In De helende werking van de zee heb ik ook over soortgelijk instituut in Berck en over andere initiatieven die met ‘gezonde zeelucht’ te maken hebben. 
Het bekendste voorbeeld van zo’n sanatorium is opgetekend door Thomas Mann in De Toverberg, ontwikkelingsroman waarin het hoofdpersonage, Hans Castorp, door een onverwachtse tuberculosediagnose, vele jaren in een sanatorium in het Zwitserse Davos verblijft. De toverberg houdt de Duitse geestelijke elite een spiegel voor, omdat die, afkerig van de politieke problematiek van haar tijd, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog in de ijle wereld van de cultuur vlucht. Nieuwe Nederlandse vertaling van Hans Driessen, 937 pp. De Arbeiderspers. 2016. 

vrijdag 14 maart 2025

Drie zinnen uit het leven van Joris


Dodo — Als het stapt als een dodo, eet als een dodo en winden laat als een dodo, is ’t waarschijnlijk een dodo. Gerustgesteld door de alwetendheid van de vader sliep de kleine Joris rustig in. Tientallen jaren later zou Joris, inmiddels vooraanstaand in de LGBTQ-gemeenschap en bekend schaakgrootmeester, om het leven komen door een verdwaalde kogel afgevuurd door een lid van de vermeend uitgestorven gilde van dodojagers. 
(Flor Vandekerckhove, het instrument dat u in de video hoort is de strumstick, de gif is van Bill Domonkos)

MIJN DRIEZINNENVERHALEN ZIJN experimenten in het maken van extreem korte verhalen, startend van 't vermoeden dat internetlezers scrollen, surfen & swipen en dat de auteur bijgevolg maar korte tijd heeft om zijn literair werk te presenteren. In plaats van daar meewarig over te doen, neem ik die realiteit ter harte. In het e-boekje 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS verzamel ik er zo 200. Het boekje heeft als bijkomende plus dat je elke titel kunt aanklikken, de link leidt je dan naar een video waarin het verhaal geïllustreerd wordt en te horen/zien valt; 200 YouTube-producties in totaal EN DAT ALLES IN 1 BOEKJE ! Zoals alle digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch is ook 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS gratis. Mail erom en je bestelling wordt meteen aangepakt door de juffrouwen van De Weggeefwinkel. (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

donderdag 13 maart 2025

Over mijn extreem korte carrière als scheepssmid

De foto linksboven kreeg ik van Lena Schockaert, de witte bol staat op de smisse waar haar familie destijds in de weer was. De foto rechts heb ik zelf op de Baelskaai gemaakt, de pijl wijst naar de plek waar de smisse zich destijds bevond. Links van de pijl bevindt zich Tearoom Desiree, rechts restaurant Marina dat het nummer 7 draagt, destijds ook het nummer van de scheepsherstellingswerf.


VAN DAT SCHRIJVEN valt niet te leven, dus loop ik in Oostende de Baelskaai af, op zoek naar een inkomen. ’Kan jij lassen?’ vraagt Schockaert me in ’t passeren. ‘Heel zeker,’ zeg ik, ‘uiteraard kan ik lassen.’ Dat is niet helemaal gelogen, ik heb in Gent enig laswerk verricht — daarvan getuigt ook Kerstrozen op de scheepswerf, een kerstverhaal. ’t Is ook niet helemaal waar, want wie dat verhaal leest, weet dat ik er in Gent niets van heb terechtgebracht. ‘Volg me met de Clark’, zegt de smid. Tegen de tijd dat ik de diesel aan de praat krijg, is Schockaert al weg naar het schip dat om mijn laswerk vraagt. Ik rij over de Baelskaai naar het dok, parkeer de heftruck, laat de motor draaien en stap naar de kaairand. De smid zie ik niet meteen, evenmin zie ik de catastrofe die zich aankondigt. Doordat ik de handrem niet heb aangetrokken, beweegt de vorkheftruck traag maar gestaag over de licht glooiende kaai. Tegen de tijd dat ik het besef, is ’t te laat. De vorken hangen al over de kaairand. Ik versteen. Terwijl ik als aan de grond genageld toekijk, zie ik hoe het palet met lasapparaat en al in ’t sop valt. Wat een plons! En dat is nog maar het voorspel. De Clark maakt een knik voorwaarts en stort zich bulderend in de diepte. Terwijl ik in een vluchtreflex de plek ontvlied, hoor ik achter me hoe het motorgeluid in borrelend zeewater gesmoord wordt, gevolgd door een indrukwekkende vloek, waarin ik de stem van Schockaert bevroed. Ik kijk niet om, godver neen, sluit de voordeur achter me, laat het rolluik neer en pen in één trek dit verhaal neer, dat volledig aan mijn fantasie ontsproten is.
In 1991 publiceert uitgeverij Manga een verhalenbundel, De smaak van zeewater, 172 bladzijden fictie die ik vooral op de Oostendse Baelskaai situeer. Dat boek is uiteraard al lang niet meer in de handel verkrijgbaar, wel kan het nog ontleend worden in de Oostendse openbare bibliotheek. Het boek verzamelt verhalen die kort zijn, maar toch veel langer dan de handpalmverhalen waarin ik me na 2013 ben gaan specialiseren, extreem korte verhalen die in deze blog terechtkomen. Een aantal van die kaaiverhalen uit 1991 neem ik nu weer ter hand, ik herwerk ze tot smoke-long stories, verhalen die helemaal gelezen zijn tegen de tijd dat je de peuk uitduwt, een plastische maar ongezonde omschrijving. Een ervan — over de kaaihoer die ik in 1989 had leren kennen — staat al in Op de Oosteroever zijn de zeden niet veranderd; een ander — over een aankoop in ’t Veegeetje — staat in Over een tijd die nooit meer terugkomt. Hierboven staat het derde. En er volgt nog.

woensdag 12 maart 2025

Zoals de wolk het onweer in zich draagt

Vertaling: ‘Het geld, nodig om wereldwijd iedereen van voldoende voedsel, water, scholing, gezondheid en huisvesting te voorzien, wordt op 34 miljard $ per jaar geschat. Dat is een bom geld..... ’t Is ongeveer evenveel als de wereld elke vier weken aan bewapening besteedt.’

IN DE SIXTIES, toen ik nog op een schoolbank zat, kerfde ik daar het Ban de Bom-logo in. In 1983 liep ik door Brusselse straten, luid roepend: De Nato uit België, België uit de Nato, en ook wel: Godverdommeweg die bommen! In 1990 droeg ik het gebroken geweer op mijn revers. Vandaag schrijf ik dit stukje. Ik zeg maar, een mens doet wat hij kan.
Van politiek begrijp ik niet veel (ik ben een trotskist, dat zegt genoeg) maar ik begrijp toch enkele dingen. Eén: eigenbelang is wat onze wereld laat draaien. En twee: concurrentie is daar het middel toe, de strijd van allen tegen allen. Een hondje kan ruiken dat daar boel uit voortkomt, oorlog, niet een keer, niet tien keer, maar altijd wel ergens en soms zelfs overal. Schoon gezegd luidt het alzo: 'Kapitalisme draagt de oorlog in zich, zoals de wolk het onweer.' (Het citaat is van Jean Jaurès.) Wat Poetin, Zelensky, Trump, Von der Leyen, monsieur Macron en Herr Theo Francken verder ook mogen beweren, ‘t zijn oorlogsstokers in dienst van 't kapitaal. En wij? Wij betalen dat, in ’t ergste geval met ons leven.
Zo, dat volstaat wel voor vandaag. (°)
Flor Vandekerckhove

(°) Wie er meer over wil weten moet hier 1s kijken.

dinsdag 11 maart 2025

Ik ben de ruimte waar ik ben

[Foto’s Els Vandenberghe]

Els Vandenberghe is fotograaf. Op uitnodiging van mijn dochter logeert ze enkele dagen in ons huis. Ze fotografeert er hoeken en kanten van, hangt rond in de wijk en ook daar fotografeert ze hoeken en kanten. ‘Achter elk gordijn ziet Els Vandenberghe een verhaal’, zegt Filip Van Ongevalle. Wat zij er zelf over zegt, kun je nalezen in The Art Couch: Het gewone ongewoon bekeken.
Uit de foto’s kies ik twee keer een detail van het boerenerf van Jerome Lagast, dat sinds het overlijden van diens kleinzoon, Filip Defever (†2023), in toenemende mate staat te verkommeren. Dat erf is er, wat mij betreft, altijd geweest, ik heb alle bewoners gekend, drie generaties. De foto’s halen gevoelens boven, waardoor ik nu in Gaston Bachelard aan ’t bladeren ben, meer bepaald in diens La poétique de l’Espace, — aanrader van Els — boek dat ik in zijn geheel en gratis van ’t net pluk. Bachelard citeert daarin een vers van Noël Arnaud: Je suis l’espace où je suis, ik ben de ruimte waar ik ben. (°)
Dat gold zeker voor Filip Defever, laatste bewoner van het erf, slimste mens die ik ooit heb leren kennen, hij had een doctoraat in wiskunde (UGent) en was ook doctor in de fysica (Leuven). Waarom, vroeg ik me destijds af, bleef hij dan als een alleenstaande zonderling in zo'n relict wonen, boerenerf dat al lang geen hofstee meer was, maar een veel te groot, slecht geïsoleerd en onpraktisch huis, met land en koterijen die constant om aandacht vroegen? We spraken erover: ‘Filip, als je die boel verkoopt,' zei ik, 'kun je de rest van je leven in een super-de-luxe appartement wonen.’ Hij antwoordde: ‘Een projectontwikkelaar zei me dat hij daar met mij over wou spreken, ik zei hem: doe gaan moeite, mijn grootouders hebben dit gebouwd, mijn ouders hebben hier gewoond, geleefd, ik blijf.’ Ik weet niet of Arnaud het zo bedoeld heeft, evenmin weet ik of Bachelard het met me eens zou zijn, maar wat Filip daar zei is dit: ik ben de ruimte waar ik ben.

(°) De originaliteit van Bachelards filosofie ligt in de plaats die hij in zijn onderzoek aan verbeelding en poëzie geeft. Door ‘de verbeelding te beschouwen als een belangrijke kracht van de menselijke natuur’, opende hij nieuwe ruimten voor meditatie en filosofische reflectie, waaruit veel filosofen nog steeds inspiratie putten. La poétique de l’espace van GASTON BACHELARD is in de handel te koop. 214 pp, Uitg. Presses Universitaires de France - PUF. 2012. Maar ik heb een beter idee: download dat boek in zijn geheel en gratis van ’t net

maandag 10 maart 2025

Stoof

’s avonds schuift de schrijver schalks en schielijk een stuk stokvers in de stoof 


HET SCHILDERIJ DAT u links boven op de foto ziet, is een portret dat Nico Defer van me gemaakt heeftDefer liet zich inspireren door het portret van schrijver Baldassare Castiglione (°1478 - †1592), gemaakt door Rafaël, resultaat van vriendschap tussen schrijver en schilder. De foto werd in Vabre gemaakt, in het vakantiehuisje dat ik nu te koop stel, misschien is dit wel de laatste foto van mij in dat huisje. (Flor Vandekerckhove)

MIJN ONELINERS en driezinnenverhalen zijn experimenten in het maken van extreem korte verhalen. In het e-boekje 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS verzamel ik er zo 200. Het boekje heeft als bijkomende plus dat je elke titel kunt aanklikken, de link leidt je dan naar een video waarin het verhaal geïllustreerd wordt en ook te horen/zien valt, 200 YouTube-producties in totaal. EN DAT ALLES IN 1 BOEKJE ! Zoals alle digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch is ook 2HONDERD 3ZINNENVERHALEN & 1LINERS gratis. Mail erom en je bestelling wordt meteen aangepakt door de juffrouwen van De Weggeefwinkel. (Vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

zondag 9 maart 2025

Hoed u voor de kleine pieterman


’T IS NIET voor het eerst dat iemand me op de gevaarlijke kleine pieterman wijst, klein maar bijzonder giftig visje dat zich onder ’t zand in ondiep zeewater ophoudt. Blootsvoets wadend in de branding wil je dat beestje echt niet storen, brandende pijn wordt dan je deel, iets wat weken kan aanhouden. 
Waden in de branding lijkt iets voor softies, maar in werkelijkheid is ‘t voor waaghalzen. Netelende kwallen zijn evenmin om te lachen. En er is de waternikker die onverwachts kan toeslaan, daar zijn veel getuigenissen van. Onderschat ook de overdadige aanwezigheid van glasscherven niet, een menselijke bijdrage tot de strandnatuur. ’t Gevaarlijkst, vind ik, zijn de strandhoofden — die we verkeerdelijk golfbrekers noemen — ieder jaar glij ik erop uit, ieder jaar hou ik er een opengereten knie aan over en een buil op mijn hoofd, uitgenomen in 2023.
Al die gevaren weerhouden me er niet van om het te blijven doen. Van zodra het weer het toelaat, trek ik bij eb mijn schoenen uit en waad door de branding tot aan de strekdam. Daar verpoos ik een wijl tegen zo’n steenklomp die de boel rechthoudt. Soms doe ik er een tukje, meestal lees ik een stukje. Veelal is dat iets van A.L. Snijders, maar omdat ’t vandaag eenendertig jaar geleden is dat Charles Bukowski overleed, kies ik voor iets van de Dirty Old Man. Al gauw valt mijn oog op een lijn waarmee ik dit stukje over de gevaren van het waden wil afronden: ‘You have to die a few times before you can really / live.’ (°) Charles Bukowski leeft, al is hij dood !
Flor Vandekerckhove 

(°) Uit de dichtbundel The People Look like Flowers at Last, de laatste in een reeks van vijf boeken met nooit eerder gepubliceerde poëzie van Bukowski. In deze gedichten heeft hij het over onderwerpen die variëren van oorlog en vaderschap tot verloren liefde en de angst voor de dood. 320 pagina's, Uitg. Ginco. 2007.

zaterdag 8 maart 2025

Coucou mon chouchou

EEN van mijn kleindochters verjaart vandaag, Lou (°2012) wordt dertien. Ik geef haar een driezinnenverhaal cadeau. De koe haalde ik van 't internet, de muziek is van Bert, de papa van Lou.


Lou ging graag wandelen met haar bonte koe. Onderweg zeiden de mensen altijd koetje boe. De koe antwoordde met coucou mon chouchou.

vrijdag 7 maart 2025

Blootsvoets door de branding waden (en de Vikings)


’T IS WAAR, er gaat niets boven vrijen, maar waden in de branding staat, vind ik, wel op een eervolle tweede plaats. Maak ik de nabijheid van die twee niet aanschouwelijk in De ontmoeting met de einder? het enige liefdesgedicht dat ik ooit schreef (°) ’t Is wellicht door die nabijheid dat ik telkens naar ’t kantelen van de winter in de lente uitkijk, de dag waarop Jan De Wilde zijn fallus impudicus laat opbloeien, het moment dat ik weer door de branding waad. Ah, ’t is allemaal eros, madam, levensdrift. 
Gisteren, 6 maart, overkwam me onverwachts ook dit. Op een bank droogde ik mijn voeten en veegde 't zand eraf. Een man komt in mijn zonlicht staan, als ware ik Diogenes van Sinope en hij Alexander de Grote. Ongevraagd zegt hij dat hij vermoedt dat de kracht van de Vikings er juist in lag dat ze de laatste meters naar onze kusten wadend aflegden. De bacteriën die daarbij opspatten, versterkten hun immuniteit, zei hij, waardoor de autochtonen kansloos waren. Onzin natuurlijk en ik concentreerde me weer op mijn voeten. 
Thuis, op de radio, ging het over Poetin, Zelensky, Ursula von der Leyen, Macron en Trump. Allemaal oorlogshitsers. Hopelijk komen ze niet in mijn branding waden, dan nog liever die Vikings.

(°) Je kunt het gedicht hier lezen en er daar⇲ naar luisteren op YouTube.

donderdag 6 maart 2025

Simultaanschaken en de Folk

Aquarel. Het interieur van de Folk, Brabantstraat Oostende, let op het embleem van de Chèvre folle, rechts in de nis. Vele jaren geleden heb ik het schilderijtje van ’t net geplukt, maar daar vind ik het nu niet meer. Wie 't kan traceren, laat dat ook aan mij weten, ik zou graag de naam van de aquarellist aan dit onderschrift toevoegen.

OP 27 FEBRUARI overleed de Russische schaakgrootmeester Boris Spasski. Mij laat het denken aan een Oostends schaakmoment, begin jaren zeventig, als 't al niet op 't einde van de sixties was. Een Belgische meester nam het in een simultaanspel tegen ons op, één tegen allen. De naam van de schaakmeester ontgaat me, evenmin herinner ik me hoeveel tegenspelers er waren. Plaats van het gebeuren: een vierkant in openlucht, Wapenplein Oostende. Twee van ’s mans vele tegenspelers: mijn maat JP Boentges (†2024) en ik.
JP en ik hadden ter voorbereiding enkele schaakopeningen ingeoefend, maar op het moment van de waarheid besliste ik om het op geheel eigen wijze aan te pakken en de meesterschaker alzo van de wijs te brengen. Mijn openingsspel was waarlijk du jamais vu. Het resultaat was er ook naar, al na enkele zetten mocht ik de tafel verlaten, en wel als eerste. Wat een nederlaag! JP die de ingestudeerde opening nauwgezet bleef volgen hield langer stand, pas aan ’t begin van 't middenspel legde hij de duimen. 
Na de nederlaag trokken JP en ik stekerecht
 naar de Folk, waar we mijn vernederende afstraffing overdadig in pils smoorden. Voor de rest verliep de nacht eerder traditioneel, hoe meer ’t WC van de Folk stonk, hoe minder we ’t ons aantrokken. Bij het krieken van de dag begaven we ons met nog twee Bredenaars naar de Place om er met taxichauffeurs te onderhandelen over een rit naar huis. Er was altijd wel een die het voor tachtig frank wilde doen, tot ergernis van de chauffeurs die voor hem in de rij stonden en principieel honderd vroegen. Dat was niet schoon van ons, maar om 't goed te maken declameerden we voor de woeste taxichauffeurs een stukje Verlaine: iI pleure dans mon coeur/Comme il pleut sur la ville! Vers dat goed ons gevoel bij het onvermijdelijke eindigen van de nacht verwoordde. En dat ook de plaatselijke weersomstandigheden correct weergaf.