dinsdag 31 december 2019

Ik herinner me de laatste dag van 2013



Boeken en tijdschriften op rekken. Affiches, postkaarten en foto’s aan muren. Vier stoelen, op een ervan zit ik, op de drie andere: kranten, tijdschriften en dingen. Op de grond: dag-, week-, maand- en advertentiebladen, daartussen staat een Mac. Losse, geniete en gebonden bladen. Tegen de muur een fiets. Op het bureau blijft geen plek onbezet. Pennen, potloden, latten, viltstiften, computerschijven, iets wat op schimmel lijkt, scheepje in een fles, drie asbakken, koffiekopjes, schaar, fietspomp, glas, wekker, lege omslagen, blikje, enig kleingeld, tabak, tandenstokers, markeerstiften, telefoon, vlieg met de poten omhoog, notitieblok, stapels foto’s, restanten van een wafeltje, sigarettenvloeitjes, stof, scanner, printer, snoeren — veel snoeren — fototoestel, PC-scherm, spiegel. Wallen onder mijn ogen, daarin lees ik de stress van het einde, de penibele situatie van het tijdschrift, teveel tabak… Het is de laatste dag van 2013. Ik zet een punt achter het jaar en een punt achter Het Visserijblad, tijdschrift dat ik een kwarteeuw lang uitgegeven heb. En nu niet meer. Ik beschrijf het redactielokaal zoals ik het achterlaat. In ’t deurgat kijk ik nog eens rond om me ervan te vergewissen of ik niets vergeten zeggen ben.

maandag 30 december 2019

Een keuze uit mijn vele verslavingen

Over de memoires van Jeff Tweedy, frontman van de rockgroep Wilco, heb ik hier al een stukje gepost. In dat boek (°) heeft hij het ook over zijn verslavingen, problematiek die me niet onbekend is.
Al de mannelijke Vandekerckhoves die me voorafgingen, hadden een probleem met alcohol en dat geldt ook voor de mannen in de familie die mijn moeder voorgegaan zijn. Zelf ben ik ervan afgeraakt door me in zelfhulpgroepen te engageren, eerst in de Anonieme Alcoholisten en later in SOS Nuchterheid die ik indertijd in Vlaanderen mee help oprichten. (°°)
Jeff Tweedy onderzoekt de oorzaken van zijn verslaving. Hij heeft het over angst- en stemmingsstoornissen, paniekaanvallen en migraines, psychische problemen die hij op een foute manier onder controle probeert te houden. Zelf zie ik de mateloosheid in wel meer zaken die met mij te maken hebben. Ik tref het ook aan in mijn maatschappelijke keuzes: in een weigering om me in het kapitalisme te engageren; een politieke keuze voor het trotskisme, iets wat bijna niemand doet; in een strijdbaar atheïsme annex antiklerikalisme dat zich vlijmscherp uit; in een viscerale afkeer van het huwelijk en zijn surrogaten… Ik herken het zelfs in deze blog waar ik me hard moet inspannen om niet dagelijks weer een nieuw stuk te posten, en waarom geen twee of drie …
Verwerp ik die drastische keuzes, nu ik oud & wijs geworden ben? Geenszins, alhoewel het voortschrijden der jaren me gelukkig wel milder maakt. Maar wat ik me afvraag: is het diezelfde karaktertrek die me naar de alcohol geleid heeft? Niet alleen naar de alcohol trouwens, ik ben ook een kettingroker geweest.
Kappen met de drank was niet zo moeilijk, maar dertig jaar lang heb ik geprobeerd van de tabak af te geraken. Telkens weer zag ik me falen, telkens weer begon ik, hoestend, soms walgend, weer te kettingroken. Ik was al de zestig voorbij toen ik er eindelijk in slaagde.
Waarna mij nog één verslaving restte:
Dit is wat ik deed als die onweerstaanbare drang in me opkwam. Ik opende de koelkast en zocht iets wat gezond is, een suikerloos potje magere yoghurt bijvoorbeeld, ik at het op. Daarmee verdween het verlangen niet. Dan at ik een boterham met choco. Dan schonk ik me een kop koffie in. ’t Zal helpen als ik naar buiten ga, zei ik, en ik trok mijn stapschoenen aan. Ik ontweek in ‘t doorgaan de winkels en bijgevolg de gelegenheden om aan de drang toe te geven. Ik maakte een grote, deugddoende wandeling, keerde ’s avonds langs de andere kant tevreden weer naar huis, sprong net voor sluiting in Delhaize binnen en kocht daar 2 x 200 gram chocola die ik in minder dan geen tijd opschrokte.
Flor Vandekerckhove


(°) Jeff Tweedy. Let’s go (so we can get back) A memoir of recording and discording with Wilco, etc. 2018. NewYork. Uitg. Dutton, An Imprint of Penguin Random House LLC. 293 pp.
(°°) Dat engagement ligt inmiddels ver achter me, maar de nuchterheid is gebleven. Ook gebleven zijn een aantal contacten met mensen uit die bewegingen, wat volledig hun verdienste is, want zelf heb ik maar weinig talent voor vriendschap.

zaterdag 28 december 2019

De DDR in drie generaties

In de week dat ik naar Werk ohne Autor ging kijken was ik ook Rode liefde aan ’t lezen, een Oost-Duitse familiegeschiedenis. (°) Film en boek staan los van elkaar, maar ze vertellen beide het verhaal van iemand die vanuit de DDR in het Westen terechtkomt. En in beide speelt het nazisme mee.
In de film is de nazi is wel héél slecht, het meisje héél lief, de DDR héél saai, de jonge kunstenaar héél begaafd en het Westen héél vrij. Het boek is subtieler en geeft een klare kijk op hoe de bewoners de DDR ervaren hebben, een blik die drie generaties ver reikt, in onderstaand citaat samengevat in minder dan 400 woorden.
‘Ik denk dat de DDR voor allebei mijn grootvaders een soort droomland was waarin ze al het beklemmende dat daarvoor gebeurd was konden vergeten. Het was een nieuwe start, een kans om weer van voren af aan te beginnen. De vervolging, de oorlog, de gevangenschap, al die vreselijke dingen die Gerhard en Werner hadden meegemaakt konden onder de enorme berg van het verleden begraven worden. Alleen de toekomst telde nog. En het trauma werd een droom. Het idee een antifascistische staat op te bouwen was voor beiden heilzaam. Gerhard kon zich overgeven aan de illusie dat DDR-burgers heel andere Duitsers waren dan degenen die ooit zijn familie uit het land hadden verdreven. En Werner kon doen alsof hij altijd al in het socialisme had geloofd. Alle wonden, alle gebreken waren vergeven en vergeten als je bereid was deel uit te maken van de nieuwe maatschappij.
Een nieuw geloof in ruil voor een oud zeer, dat was de deal bij de stichting van de DDR.’
‘Zo is ook de mateloze trouw te verklaren die Gerhard en Werner tot het bittere eind met dat land verbond. Zij hebben de grote droom nooit als grote leugen kunnen ontmaskeren, omdat dan ook de leugens waarmee ze zelf leefden zouden zijn vervlogen.’
‘En hun kinderen? Die werden in het droomland van hun vader geworpen en moesten meegaan in hun droom, of ze wilden of niet. Ze wisten niet van de deal die bij de stichting was gesloten. En omdat ze nergens overheen hoefden te komen of niets hoefden te verbergen, hadden ze er ook moeite mee te geloven. Ze zagen de poverheid, de leugens, de bekrompenheid, het wantrouwen. En ze hoorden de holle woorden van hun vaders die met de toekomst dweepten. De euforie en de kracht zijn op dat punt al verloren gegaan. En de kleinkinderen? Die waren blij toen het uiteindelijk voorbij was. Die gaven de staat zonder gewetenswroeging een trap na. Wat er bij mij is blijven hangen van de grote droom? Kleingeestige verbodsbepalingen, pijnlijke principes en spijkerbroeken die eruitzagen als een verlengstuk van een FDJ-overhemd. In drie generaties was de energie van de staat opgebruikt. De DDR bleef het land van de ouderen, van de grondleggers, en hun logica had voor niemand meer zin.’
De DDR interesseert me al lang. Dat komt door mijn vader. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd hij verplicht om in Duitsland te werken, in de nabijheid van Dresden. Lang na de oorlog, toen mijn ouders zich eindelijk een vakantie konden veroorloven — ik was al achttien — is hij nog verschillende keren naar het land teruggekeerd. Over de DDR zei hij me: ‘Op elke straathoek staat een flik.’ Ik dacht dat hij overdreef … Tot ik iemand leerde kennen die daar gewoond had. Die zei me: ‘Je vader heeft dat goed gezien.’
Flor Vandekerckhove


(°) Maxim Leo - Rode liefde, een Oost-Duitse familiegeschiedenis. Vert. door Lilian Caris. Amsterdam, Cossee, 2014.  269 pp.

donderdag 26 december 2019

Orwells vlucht uit Spanje

— Groepsfoto van de POUM-militie in maart 1937, tijdens een bezoek van Eileen (kruis),
 echtgenote van Eric Blair, schrijversnaam George Orwell (pijl). —   

George Orwell, gekwetst in de gevechten tegen Franco, keert in juni 1937 nog een keer terug naar het front. Hij haalt er een document af dat zijn demobilisatie bewijst. Wanneer hij vijf dagen later, op 20 juni, naar Barcelona terugkeert en de lobby van hotel Continental betreedt, haast zijn levensgezellin Eileen zich naar hem toe en fluistert in zijn oor: ‘Naar buiten. Nu!’ Daar legt ze hem de ernst van de situatie uit: in de vroege ochtend van 16 juni zijn de NKVD en de Spaanse geheime politie haar kamer binnengevallen. Dezelfde dag verbiedt de door stalinisten gecontroleerde Spaanse regering de POUM, een communistische partij die niet aan het handje van Moskou loopt, Andrés Nin, leider van de  POUM en oud-secretaris van Leon Trotski, wordt gefolterd en vermoord, Irwin Wolf, eveneens oud-medewerker van Trotski, wordt gekidnapt en geëxecuteerd. Kurt Landau, een bekende Oostenrijkse trotskist duikt onder, wordt verraden en vermoord. Georges Kopp, vriend van de Orwells (en minnaar van Eileen) wordt in het Continental gearresteerd. Anderhalf jaar lang zal het voor Kopp van gevangenis naar gevangenis gaan, van ondervraging naar ondervraging, van gevangenisschip naar werkkamp. Orwell heeft gevochten aan de zijde van de POUM (°), bijgevolg staat ook hij op de NKVD-lijst, zijn leven staat op ’t spel. Dat Eileen nog vrij rondloopt komt alleen doordat ze als lokaas voor ’t vangen van haar echtgenoot dient.
Orwell brengt de nacht door in een kerkruïne. ’s Anderendaags komt hem almaar meer gruwel ter ore. Hij verneemt dat Bob Smillie, een 22-jarige journalist waarmee hij samen aan het front gestaan heeft, in een gevangenis sterft, officieel ten gevolge van de appendicitis. Later verneemt hij van Kopp dat Smillie de martelingen niet overleefd heeft. Orwell zal de stalinisten Smillies dood nooit vergeven.
Met veel geluk slagen Orwell en Eileen er uiteindelijk in om de Frans-Spaanse grens te passeren: de grenswachters bekijken Orwells ontslagpapieren en het ontsnapt aan hun aandacht dat de Negenentwintigste Divisie feitelijk de POUM is. Het koppel verlaat net op tijd het land: een geheim politierapport vermeldt op 13 juli dat Eileen en Orwell ‘onverbeterlijke trotskisten’ zijn. Voor het Tribunaal voor Spionage en Hoogverraad in Valencia staat dat gelijk aan een doodvonnis.

(°) Orwell komt in de POUM terecht via de Engelse ILP. Die partij — losgescheurd van de grote Labour Pary — kiest de kant van de republikeinen tegen Franco en vecht in de rangen van de POUM. In dat kantoor zijn niet alleen Britse activisten aan ’t werk, maar ook verdoken spionnen van Moskou, zoals David Crook. Die heeft als speciale opdracht om Orwell aan de galg te praten. Hij wordt goede maatjes met Eileen, rapporteert over haar handel & wandel en fotografeert o.a. een medisch verslag van Orwells nekwonde, dat in Moskou in de KGB-map terechtkomt. Crook schrijft veel later een autobiografie, waarin hij daarover zijn spijt uitdrukt. Volgens Wilipedia komt hij tot dat inzicht na het lezen van Orwell, de man die hij in de jaren dertig bespioneerd heeft.
(°°) Zijn verblijf in Spanje maakt van Orwell een overtuigde socialist en een even overtuigde anti-stalinist, meer erover in het interessante essay  George Ofwell en de IRD⇲.

maandag 23 december 2019

Het jaarlijkse antikerstverhaal (Moeders, houd uw kinderen weg van ’t net)


— Elk jaar een kerstverhaal! Ik handhaaf de traditie wanneer ik in 1988 Het Visserijblad↗︎ overneem. En ook nadat ik met pensioen gegaan ben blijf ik de traditie trouw: jaarlijks een kerstverhaal, maar nu in de blog. Dat dient ruim geïnterpreteerd te worden. Het kan een klassiek verhaal zijn, een lied, een vertaling of een gedicht. Inhoudelijk durft het al eens een antikerstverhaal te zijn. Dit jaar is het ook van dat, en dan nog in versvorm: het is mijn scabreus antwoord op een almaar terugkerende vraag die me in deze periode telkens weer gesteld wordt. —

De sprietvink en de zelflikkende poes

Een vrouw vraagt me of ‘t waar is — ’t is altijd weer een vrouw —
Dat ik mijn Laatste Vuurtorenlamp op kerstnacht onwelvoeglijk lang
Op lijven richt van naakte vrouwen die zich ’s nachts als herders voordoen
Op het inderdaad door mijn Laatste Vuurtorenlicht fel beschenen naaktstrand.

Het kan aan mij liggen of aan die straffe Laatste Vuurtorenlamp
Dat de vraag me elke kerst opnieuw gesteld wordt en altijd door een vrouw
En ’t kan ook aan mij liggen dat ik de vraag nooit goed begrijp of zelfs nìet
Begrijp en telkens in mijn almaar schaarser wordend haar moet scharten.

Ongetwijfeld ligt het aan mij dat ik die vraag dan steeds beantwoord
Met een soort van wedervraag die ik inmiddels wel van buiten ken
En die als volgt luidt: Wacht u met kerst ook altijd in spanning mevrouw
Op het klagende geluid van de blauwgeaderde sprietvink die ontwaakt?

En die bij ’t krieken van de dag zijn warme nest ontvliedt en herinnert dat
Geluid u niet aan die stille geile nacht waarop u uw poes zichzelf zag likken?
Een mens vraagt zich af wat ik daarmee wil zeggen en wat de boodschap
Van die jaarlijks op kerst weerkomende wedervraag kan zijn.

Ah ja, ‘t is poëzie en dus een discipline van de letteren waarin de woorden
Zichzelf voortbrengen en met hun betekenis zelve aan de haal gaan
Bijgevolg weet ik zelf niet goed wat het allemaal wil zeggen maar
Meestal volstaat het wel als antwoord en kan ik daarna doorgaan met de

Kersttaken die mij als Laatste Vuurtorenwachter opgedragen zijn
Zoals het aanklagen van de massale boomkap die met dat feest gepaard gaat
En de jengelende kerstmuziek en de jaarlijkse consumptieorgie en de
Stress die het veroorzaakt en de slacht van onschuldige kalkoenen.

Maar deze keer heeft de vrouw het al te goed begrepen en zonder verpinken
Zegt ze dat ik niets van feestdagen ken en zeker niet van kerst en uit haar
Mond rolt dan de woordenvloed die het slot van dit poëem gaat vormen
En die erop neerkomt dat ik waarlijk een scabreuze poepgaai ben.

Flor Vandekerckhove

De sprietvink en de zelflikkende 
poes op youtube

: https://www.youtube.com/watch?v=d1sk9LIX3KE

zondag 22 december 2019

Camelot is een kasteel is een vereniging is een tijdschrift

Meneer de voorzitter,
— Daniel Crabeels, voorzitter. —
Zopas heb ik de eerste nummers van uw cultureel magazine Camelot (°) gelezen: telkens zestien bladzijden literatuur, beeldende kunsten, muziek, filosofie … Indrukwekkend en … Gratis, ’t is duidelijk dat gij op geen frank moet kijken.
Ik begrijp dat Camelot het huisblad van de gelijknamige vereniging is. Blijkens de website is dat een denktank die bijdraagt tot het cultuurbeleid in Oostende, bij uitbreiding de natie, en het niveau is ‘internationaal, universeel en multiverseel’. Ik weet niet goed wat dat is, multiverseel, maar ik begrijp dat u hoog mikt, zeer hoog.
Als ik een minpuntje mag formuleren: het imago van het tijdschrift wordt overheerst door lieden die misschien wel hoeders van het multiversalisme zijn, maar toch vooral overtuigd van hun eigen sérieux. Da’s geen negatieve kritiek hoor, ik wil helpen.
Straks ga ik naar het ruilkastje waarin ik regelmatig oude boeken achterlaat. De flap van een ervan brengt me op een idee. De tekst zegt over de auteur: ‘Hij houdt ervan om in een grooten auto hard te rijden en al chauffeerende over scholastiek te debatteeren.’ Is dat geen idee? Dat uw Cameloten hard rijdend in hun grote auto’s — een naar hier, een ander naar daar — al chaufferend met elkaar over scholastiek debatteren? Of over de donnuttheorie, whatever. Een mobiele internetconferentie op multiverseel niveau, waarbij het onderweg ontstane toeval de inhoud mee bepaalt. (°°) Met de elektronica van Tesla moet dat toch kinderspel zijn. Dat zal er wel nog niet toe leiden dat — ik haal uw woorden aan —  de toeristische kaart onder supervisie van cultuur komt te staan, maar dan toch al de wegenkaart.
Zelf kan ik daar helaas niet aan participeren, want ik rij met de tram. Zoals ook blijkt uit mijn bijzonder vervaarlijk multiversele poëem dat ik u hierbij, mede ter verluchting van uw tijdschrift, aanbied: De gevaarlijkste tramhalte. (Prijs overeen te komen, liefst in 't zwart.)

(°) Camelot. Gratis cultureel magazine. Editie 1, september 2019 / Editie 2, november 2019. Meer info op www.camelotvlaanderen.be
(°°) Hugo Brutin, die in uw tijdschrift simpelweg 'een icoon' genoemd wordt, kan de Cameloten onderweg uitleggen dat het procedé historische wortels heeft in surrealisme en situationisme.


Ik smoor dus ik ben

vrijdag 20 december 2019

In memoriam Freek Neirynck (1949-2019)

— Van links naar rechts: Jo Clauwaert, Flor Vandekerckhove, Freek Neirynk. —


In Gent leer ik Freek Neirynck kennen als een imposante mens waar je letterlijk noch figuurlijk naast kunt kijken: een volkse figuur met stevige sociale standpunten; opgegroeid in de rebelse jaren zestig, waar hij een humoristische draad aan overhoudt die je mag samenvatten als ‘lachen met de politieke elite.’ Die humor vindt een ideale uitweg in het Marionettentheater Taptoe waarmee hij internationale successen boekt, en nog meer in ’t Spelletje van Drei Kluite. In Gent woont Freek Neirynck om de hoek. Wanneer ik op een dag in 1988 die stad verlaat om in Oostende de redactie van Het Visserijblad op te nemen loop ik hem onderweg tegen 't lijf. Hij vertelt me over een festival dat hij met gelijkgezinden op poten zet. Inmiddels heeft dat internationale Puppetbuskersfestival er al zijn eenendertigste editie opzitten.
Freek Neirynck heeft wel meer gedaan. De plaats ontbreekt me om de man recht te doen, je moet hier maar eens kijken. Een mens vraagt zich af hoe hij het allemaal voor elkaar gekregen heeft.
Enkele jaren geleden schaft hij zich in Oostende een appartement op de zeedijk aan. De kuststad wordt zijn nieuwe thuis. Oostende omarmt de nieuwkomer meteen: Freek wordt ook daar een veelgeziene gast in het culturele leven. Daar lopen we elkaar weer tegen het lijf. Hij nodigt me bij hem thuis uit voor een etentje. Dat is het soort sociaal verkeer dat aan mij niet besteed is; ik leg het hem uit in een brief die ook zijn weg naar deze blog vindt, Neirynck kan het wel appreciëren.
We zijn elkaar blijven schrijven. Van mijn kant veelal verontschuldigingen, waarin ik, zoals hier, weer eens uitleg waarom ik weer niet ingegaan ben op weer een publieke activiteit die hij ontplooit. (Wat me weer eens met de neus op de feiten drukt: mijn sociaal leven is een ramp!) Van zijn kant zijn het nogal eens raadgevingen betreffende de schrijfwijze van ’t Gents, zoals recentelijk nog in De toekomstige lotgevallen van Siegfried in Gent, een verhaal dat ik postuum aan Freek opdraag.
Flor Vandekerckhove

donderdag 19 december 2019

‘Al chauffeerende over scholastiek debatteeren’

Eens te meer maak ik me klaar om naar het boekenruilkastje te trekken. Zoals je weet doe ik dat niet om iets te ruilen, maar om mijn rekken uit te dunnen. Ik werp een laatste blik op wat vandaag de deur uitgaat.
De militanten van de limiet gaat, blijkens de ondertitel, Over censuur en vrije meningsuiting. Daarnaast ligt Engeland. Een politieke geschiedenis: drie delen. Ik blader in een van die Engelandboeken en stoot op de afbeelding van een sinterklaasfiguur die met zijn zwaard een boek doorboort; een merkwaardige daad voorwaar. Ik wil er meer over weten en ontdek dat het doorboorde boek nog steeds te bezichtigen valt; ge moet zelf maar eens kijken, mij zoudt gij toch niet geloven. En dit is wat de flap onder meer over de schrijver van die Engelandboeken zegt: ‘Hij houdt ervan om in een grooten auto hard te rijden en al chauffeerende over scholastiek te debatteeren.’  Straffe gast!
De militanten van de limiet is dan weer door veel mensen geschreven, elk een hoofdstukje. Het slotstuk is van D.L. Mertens. ‘Volgens zijn uitgever is het slechts een kwestie van tijd vooraleer zijn debuut op de markt komt.’ Ik googel ’s mans naam en vind helemaal niets. Hopelijk is hij niet hardrijdend in een grooten auto omgekomen terwijl hij met zijn toekomstige uitgever over scholastiek aan ’t debatteeren was.
Weg ermee!

Flor Vandekerckhove

dinsdag 17 december 2019

Sommige dingen zijn echt niet goed voor het moreel

— De jaarwisseling is het moment waarop een mens de balans opmaakt. Dat heb ik hier al cijfermatig gedaan. ’t Is ook een tijd van de lijstjes: de tien beste van dit, de top honderd van dat. Ik heb ook zo’n lijstje, het staat daar. Maar er is ook zoiets als het moreel: hoe is ’t gesteld met mijn innerlijk zelfvertrouwen? Wel, ook die balans heb ik nu opgemaakt. —   

2019 zal me bijblijven als het jaar waarin mijn fysiek een stap achteruit zet en mijn schrijfpraktijk een stap vooruit. Dat laatste komt door de Ostend Social Club Avondgenoegen waarmee ik, geassisteerd door pianist Dimer Geedts, de boer op ga. Mijn literaire productie vaart daar wel bij: naast verhalen die niemand leest, produceer ik nu ook gedichten die nog minder mensen willen lezen. Waardoor mijn blog welhaast op literatuur lijkt. Is dat niet cool?! Tot zover de pluspunten.
U bent ongetwijfeld meer geïnteresseerd in de minpunten. Mijn fysische achteruitgang komt doordat ik in 2019 opgehouden ben met joggen, dat heb ik hier al verteld. En ik kan je verzekeren, jonge lezers, eens je ermee ophoudt gaat het snel. Snel de berg af! Je gewicht, je bloeddruk, je cholesterol, je suikerspiegel, je vergeetachtigheid … Pijlsnel schiet dat alles de hoogte in en navenant snel piekt de pillenconsumptie. In 2018 consumeer ik nog geen pillen, nuldebotten, want ik ben niet het soort mens dat op weg naar de afterparty zo nodig xtc moet nuttigen. Dat is in 2019 wel veranderd. Thans neem ik een piepklein pilletje vóór het ontbijt, drie keer daags neem ik een ronde pil bij ‘t eten en als toemaatje een capsule voor het slapengaan. Gewoon om in leven te blijven hé!
Het is me ook wel aan te zien, kijk maar. Ik bevind me in de Colruyt en duw mijn winkelkar door de gangen. Voor me lopen twee jonge vrouwen die me de doorgang beletten. Ze nemen er de tijd voor en schijnen niet te beseffen hoe druk de gepensioneerde medemens het heeft. Ik maak een beetje misbaar om op te vallen, in de hoop dat ze me doorlaten. Dat lukt. Zegt de ene vrouw tegen de andere: ‘Maak eens een beetje plaats, zodat dat ventje kan passeren.’ Dat ventje! Meer moet ik niet meer zeggen zeker?! Dat ventje!

Flor Vandekerckhove


— U kunt Avondgenoegen boeken: mail naar liefkemores@telenet.be —

zondag 15 december 2019

Al wie geen liedje zingen kan …


Eerst volksliedjes: Een proeve van West-Vlaams surrealisme verbergt er twee: Zeeroverslied en Haring zonder kop; ‘t Was midden in de nacht ontspruit aan het gelijknamige kinderlied; Sterkste man van Gent blijkt West-Vlaming maakt dankbaar gebruik van een meesterwerk uit de Gentse folklore en Die kat kom weer bouwt voort op het gelijknamige Zuid-Afrikaanse kinderlied.
Dan is er een categorie die ik maar moeilijk onder eenzelfde noemer kan brengen, laat me ze gemakshalve ‘luisterliedjes’ noemen: Veertig is een variatie op De wilde boerendochter van Ivan Heylen; Jacques Brel leidde me naar Mevrouw de hond; van The Auld Triangle heb ik gewoon een vertaling gemaakt; ‘Cafeetje in Sneek’ van Drs. P. wordt bij mij een Cafeetje in Leffinge; Nooit meer oorlog ontspringt aan een uitvoering van The Old Man door The Dubliners; Django’s requiem ontfermt zich over de bewerking van een requiem, waarover Warren Ellis zich eerder ook al ontfermd heeft.
Popsongs inspireren me ook en nog niet weinig: Canned Heat heeft destijds twee hitjes geproduceerd die ik in Onderweg, op zoek naar verhalen verwerk; Tijdverlies, zalig inderdaad, leunt op The Dock of a Bay van Otis Redding; Hotel California is een Oostendse versie van de gelijknamige hit van The Eagles; Milieucatastrofe… vindt inspiratie in Paris s' éveille van Jacques Dutronc; Dit is geen… werd geïnspireerd door Rene And Georgette Magritte With Their Dog After The War van Paul Simon; Voor Het nichtje van Hugo Claus laat ik me leiden door Walt Whitman’s Niece van Billy Bragg & Wilco; De Groote Slachting vertrekt van Suicide in theTrenches van Peter Doherty; er is ook een verhaal dat onomwonden In de keuken van Frank Zappa heet; en in de zomer van 2019 bezoek ik een schilderijententoonstelling van Cindy Wright. Mijn verslag van dat bezoek is doordrenkt met Who The Fuck … uit de song Living Next Door to Alice, destijds wereldberoemd gemaakt door Smokie.
Een aparte categorie reserveer ik voor de allergrootsten uit de pop/rock: Oorwurm heeft met Tom Waits te maken die op zijn koertje It’s Alright With Me zingt; van hem vind je in de blog ook nog Bella ciao. Nick Cave is present: Een andere kijk op Lazarus vertrekt van diens Dig, Lazarus, Dig!!!; idem dito voor Niet alleen de vis wordt duur betaald. Bob Dylan is er uiteraard ook: Toen de zee aan een wasdraad hing werd geïnspireerd door zijn As I Went Out One Morning; Mijn leven als ontdekkingsreiziger speelt een spel met Dylan’s 115th dream; zelfs de king mankeert niet: Wat Elvis en ik gemeen hebben. En op deze ben ik bijzonder trots: wanneer Arno in 2019 zijn Oostende bonsoir uitbrengt, formuleer ik daar een poëtisch — en mijns inziens zeer geslaagd — antwoord op dat Elk z’n goeienavond heet. Het gebeurt hoe langer hoe meer dat ik zo’n verhaal in verzen neerzet. Dat is bijvoorbeeld het geval in De kwestie van de blauwe Cadillac, waarin kenners de whippoorwill uit een song van Hank Williams herkennen. Wat me tot een mijner recente interpretaties brengt, want toen ik constateerde dat The Beatles ontbraken heb ik daar meteen iets aan gedaan: Ik Ben De Walrus Koe Koe Ke Sjoeb staat al op de poscast — zelf ben ik er weer eens zeer tevreden over —  je moet hier maar eens luisteren. Eerstdaags plaats ik het ook in de blog.

P.S. Later volgen nog Ik smoor dus ik ben (A Horse with no Name van America), Allerlei, en ook een meisje uit Baily-na-Lee (I Contain Multitudes van Bob Dylan) en zojuist heb ik er De kracht van mijn gedicht op gezet (Red Right Hand van Nick Cave).


Flor Vandekerckhove

vrijdag 13 december 2019

Leren schrijven met A.L. Snijders


Links, de bekende A.L. Snijders, 
rechts de onbekende Peter Cornelis Müller
In 2018 publiceert A.L. Snijders twee verhalen die beide over dezelfde ontmoeting met Paul Dönitz gaan: ‘Hij was ondanks de Umlaut een Nederlander, studeerde filosofie aan de Sorbonne, en was op weg naar zijn moeder in Haarlem.’ De Sorbonne en de moeder komen in beide verhalen voor. De ontmoeting gebeurt telkens in de trein. (°) In het eerste verhaal leest Paul Dönitz een boek over Socrates, in het tweede is dat een boek over een middeleeuwse troubadour: ‘Ik kan me het jaar van deze ontmoeting niet meer precies herinneren, het moet ergens in de late jaren vijftig geweest zijn. Het was het begin van een vriendschap op afstand. (…) We zagen elkaar niet vaak (…)’ Althans in het eerste verhaal. In het tweede staat: ‘Paul Dönitz heb ik daarna nooit meer gezien (…)’ Hoezo? Heeft Snijders deze Dönitz weergezien of niet? Een mens vraagt het zich spontaan maar verkeerdelijk af: welk verhaal vertelt de waarheid.
A.L. Snijders staat niet in de registers van de burgerlijke stand, het is de schrijversnaam van Peter Cornelis Müller die, in tegenstelling tot Snijders, in het verborgene leeft. Wat Müller op deze of gene treinreis meemaakt zal hij geenszins aan onze neus hangen. A.L. Snijders daarentegen …
Müller en Snijders gelijken op elkaar, met dat verschil verschil: in tegenstelling tot Peter Cornelis is A.L. Snijders niet gebonden aan tijd en plaats. Snijders kan Paul Dönitz zoveel keer voor het eerst ontmoeten als hij maar wil en dezelfde ontmoeting kan telkens weer anders zijn. Het is heel goed mogelijk dat Snijders Dönitz daarna nooit meer ziet én dat hij hem later weer ontmoet.
Peter Cornelis Müller is een oude weduwnaar die krakend & piepend op een afgelegen boerderij woont. A.L. Snijders daarentegen is een spitse magiër, in de geest van Alan Moore die zegt: Magie is voor mij iets uit niets, een konijn uit een hoed, of een verhaal dat uit mij tevoorschijn komt terwijl ik in een leunstoel zit met een volledig lege geest.’
Flor Vandekerckhove


(°) Die twee verhalen bevinden zich in A.L. Snijders. Het oog van de naald. AFDH uitgevers. 235 pp. © 2018. Beide verhalen werden eerder al gepubliceerd. Het eerste, Socrates, wordt 1 mei gedateerd. Het tweede, Maaltijd, staat op 4 mei in een bijlage van De Standaard.