donderdag 26 juli 2012

Tom



Hij kwam net op tijd wakker om zijn maandagavondafspraak met de bovenbuurvrouw na te komen, nog steeds voelde hij zich moe. Hij nam de taart uit de koelkast en sleepte zich moeizaam tot bij de bovenbuurvrouw die blij was hem te zien. ‘Ah lieve Tom,’ zei ze, 'je ziet er versleten uit. Kom maar vlug binnen.’ Het werd hem opeens teveel. Hij stortte in. ‘Waarom toch?‘ vroeg hij, ‘waarom noem je me Tom?’ De bovenbuurvrouw antwoordde niets, nam de taart mee naar de keuken, sneed er twee stukken uit, riep iets over rode wijn en toen ze met de bordjes weer in de living kwam, lag haar onderbuurman plat op de sofa luid te snurken. Ze belde naar Marc. Ze maakte zich zorgen om Tom, zei ze. ‘Welke Tom?’ vroeg Marc. ‘Dé Tom,’ antwoordde ze verwonderd, ‘mìjn Tom, ònze Tom.’ Marc zei dat hij geen Tom kende en dat hij geen idee had over wie ze sprak. Hij liet haar verweesd achter met een luid snurkende onderbuurman die niet Tom bleek te heten.

Flor Vandekerckhove

woensdag 25 juli 2012

Hoe mijn moeder in Bredene terechtkwam

— 1. Het sanatorium Marin op de Driftweg te Bredene. 2. Ezel trekt wagen versierd met de letters SANA MARIN. Het meisje vooraan op de bok is mijn moeder. De foto is gedateerd 21.03.1936. Mijn moeder is op dat moment 13 jaar. De foto’s 3 en 4 zijn ongedateerd. Uit 3 blijkt dat de ezel als kinderpret op het strand ingezet werd. Het kindje vooraan is mijn moeder Henriette De Clercq. 4. Rechts van mijn moeder staat Aline (Adelaïde) Hofman, mijn grootmoeder. —


De jaren dertig zijn crisisjaren en het eenoudergezin van mijn grootmoeder Aline Hofman verlaat Gent om aan eten te geraken. Zo komen Aline en haar dochter Henriette in 1934 in Bredene terecht, waar dr. Blanckhoff het sanatorium Marin uitbouwt. In 1920 heeft de ‘Association Nationale Belge contre la Tuberculose’ het voormalige hotel Glibert langsheen de Driftweg aangekocht. Al heel vlug breidt het sanatorium uit. Aline wordt er strijkster en haar dochter begint in Bredene school te lopen, ze is elf. In de bescherming van dat instituut geraken Aline en haar kind zonder veel kleerscheuren doorheen de crisisjaren. Zo groeit Henriette op tot een jonge vrouw van zeventien die in de werkzaamheden van het sanatorium ingezet wordt.
Het uitbreken van WO II betekent het einde van het sanatorium. Patiënten en personeel vertrekken om aan het oorlogsgeweld te ontsnappen. Vanuit het sanatorium trekt het hele gezelschap met de tram naar De Panne, waar Aline en Henriëtte voorlopig in een hotel ondergebracht worden. Daar krijgen ze de raad om naar hun plaats van herkomst terug te keren. Aline en Henriëtte trekken met hebben en houden naar Gent (ze doen het met de vrachtwagen van de familie Vandekerckhove, wat betekent dat ze mijn toekomstige vader dan al kent). Binnen de kortste keren wordt het gebouw van het sanatorium leeggeplunderd en na de oorlog blijft er slechts een ruïne over. Tegen het begin van de jaren vijftig is alles opgeruimd en worden de gronden verkaveld. 
Vlak voor de vlucht heeft Henriëtte een aantal persoonlijke bezittingen ten huize Bogaert achtergelaten. Na de oorlog fietst ze met een groep vriendinnen naar Bredene, waar ze enkele dagen bij de Bogaerts verblijft. De Gentse meiden zetten in Bredene de bloemetjes buiten, waarschijnlijk naar aanleiding van de plaatselijke kermis of tijdens het zomerseizoen, en Henriette gaat er dansen, in gezelschap van de autochtone meisjes. Het kinderrijke gezin Vandekerckhove woont in de Duinenstraat, waar vader Edmond en moeder Zoë een groentewinkel uitbaten. Een van Henriettes vriendinnen is Alice, zuster van Marcel, en waarschijnlijk hebben Marcel en Henriëtte elkaar op die dag beter leren kennen, misschien wel in alle betekenissen van het woord. Feit is dat ze uiteindelijk, op 11 september 1948, in Gent getrouwd is met de Bredenaar Marcel Vandekerckhove. Het is ‘van moeten’, nauwelijks vijf maanden later word ik geboren.

P.S. Dit stukje, in 2012 gepost, werd in 2020 volledig herwerkt. In 2021 presenteer ik het aan de FB-groep 'Bredene voor en van iedereen'.

Mijn eerste keer op youtube

woensdag 18 juli 2012

De oude molen



In mijn kindertijd had het houten bouwsel al geen wieken meer, maar ik herinner me de toren wel. Voor me ligt een postkaart waarop hij — mét wieken — afgebeeld staat. Op de achterkant staat de naam van de uitgever: ‘Edit.: O. Poppe-Matthys, 242, rue des Dunes, Breedene s/Mer.’ Op die foto is het bouwwerk nog in goede doen, maar toch heet hij ook daar al De Oude MolenOp ’t net vind ik hier↗︎ een plek die alles over verdwenen molens verzamelt. Er volgt enig over en weer geschrijf en een minuut later weet ik meer over die molen dan ik voor mogelijk hield. Die blijkt één van de vele te zijn die het molenaarsgeslacht Hubert aan de kust uitbaat. In Bredene hebben die Huberts er drie, w.o. deze die ons interesseert en waarin Henri Hubert de wieken laat draaien. De site leert ons dat de houten staakmolen in 1919, in wat toen blijkbaar Kiezelweg heette — zijweggetje van wat thans de Parklaan is — gebouwd werd om koren te malen. Sinds de jaren dertig werd hij niet meer gebruikt. In 1947 werd het wiekenkruis afgerukt door een storm. Op 2 november 1959 trok men de vermolmde molenromp om.
Flor Vandekerckhove

[In De Laatste Vuurtorenwachter dateert deze post al van 2012. In 2021 redigeer ik hem opnieuw ten behoeve van de FB-groep Bredene Voor & Van Iedereen.]

— Gauw! is een boek waarin ik mijn kindertijd beschrijf, of althans hoe ik die ervaren heb. Het is een e-boek (PDF, 102 blz.) en het is gratis voor wie erom vraagt. Doe het via liefkemores@telenet.be. (Er is geen papieren versie.) —



zondag 8 juli 2012

Roeselare, kamelen, ondernemers & kunstenaars

Links, de Soubrykameel, links (ik op) de Photohallkameel, midden (ik op) een kameel zonder commerciële eigenschappen.


Wie geen zin heeft om zich in het oeuvre van Bart De Wever te verdiepen en desalniettemin de Vlaamse identiteit wil doorgronden, moet zich naar Roeselare begeven. Ik ken die stad: daar is een school die Klein Seminarie heet, er wordt een fameus bier gebrouwen en tijdens de jaarlijks terugkerende batjes kun je er over de koppen lopen. In de week wordt er gewrocht en op zondag, na de mis, wordt er gefeest. En dan mag het ook iets kosten. Nimmer werd die stad zonder de katholieken bestuurd en immer waart de blauwvoet er in 't rond. Ja, we bevinden ons in de buik van onze geliefde natie.
Een rechtstreekse treinverbinding met Gent is er niet, maar er is wel een kanaal dat de stad met de Leie (en dus toch weer met Gent) verbindt. Dat de trein niet naar Gent spoort, komt door de Roeselaarse pastoors. Die wilden vermijden dat de jeugd naar een heidense universiteit trok. Dat het kanaal er wèl is, komt door de plaatselijke ondernemers die jaarlijks 3,7 miljoen ton goederen over dat water laten transporteren. Voilà de Vlaamse identiteit in geconcentreerde vorm! Of zoals Raymond het zingt: ‘Waar men de heer nog kan loven / Waar de mensen belangrijk zijn / En de pensen omvangrijk zijn.’
Dat het kanaal daar 150 jaar geleden gegraven werd, moet gevierd worden met een kunstroute, aldus curator Christa Vyvey die uiteraard ook voorzitster is van de plaatselijke CD&V. Zij is erin geslaagd een keur van kunstenaars te mobiliseren die het kanaal nu ook artistiek op de kaart zet. Zoals ik het al zei: als er te vieren valt, mag het iets kosten.
Ik zou ter zake onwetend gebleven zijn ware er Chris Wuytack niet geweest die me wist mee te delen dat Jasper Rigole op zoek was naar ‘foto’s van de befaamde Soubry-kameel’. Rigole had die nodig om zijn filmische installatie ‘Kemel’ te produceren die op de kunstroute in het kanaalbedrijf Soubry te zien is. Hierbij past enige uitleg die ik u nu verschaf. 
Halverwege vorige eeuw toerde een ondernemende medemens door West-Vlaanderen met een kameel aan zijn zij. Gelukkig was Michel Vandenbosch nog niet geboren. Wie in die tijd kleuterschool liep, werd op de rug van het beest gezet en gefotografeerd. Soms werd die kameel gesponsord door macaroni Soubry, soms door ‘chocolat’ Jacques, soms door strandfotograaf Photo Hall en soms door niemand.
Dat laatste weet ik door mijn schoenendozen. Daarin vind ik verschillende beelden van kamelen met mezelf op, maar van Soubry is in die dozen geen sprake. Spijtig, want ik had graag mijn steentje bijgedragen tot Jaspers project.
Hopelijk kan ik via deze column toch nog iets betekenen voor de ondernemers van Roeselare, waarvan curator Christa Vyvey beweert dat ze ‘ondernemen tot kunst hebben verheven’. Een boude uitspraak is dat als je 't mij vraagt, een bewering die ons voldoende voer bezorgt om er een wijle over te mediteren nabij de veldkapel.

donderdag 5 juli 2012

Garage Achille



In de Duinenstraat te Bredene, op het nummer 313, waar nu het flatgebouw De Dijk staat, werd eertijds de garage Achille uitgebaat. De garage werd genoemd naar Achille Goethals die er, nog vóór de Tweede Wereldoorlog, de eerste eigenaar van was. De mens ging aan zijn ondernemingsdrift failliet en het gebouw werd aangekocht door de familie Vanblaere. Henri Vanblaere (°1911) zou de garage verder uitbaten tot hij in 1942 door de Duitse bezetter naar het concentratiekamp Gros Rosen weggevoerd werd, waar hij op 11 december 1944 als politieke gevangene aan zijn einde komt. Zijn naam staat vermeld op een gedenksteen nabij de openbare bibliotheek van Bredene, er is ook een straat naar hem genoemd.
Henri Vanblaere↗︎ laat een echtgenote na en twee dochters. Een ervan, Aline, sterft bitterjong en ook zijn echtgenote leeft niet lang. De andere dochter, Mireille, wordt verder opgevoed door de grootouders. Die zijn in onze straat de eersten die een televisie in huis hebben en wij, straatlopers, verdringen ons ’s avonds voor het raam om mee te kijken naar de bewegende beelden. 
In mijn kindertijd werd de garage uitgebaat door Robert Vansieleghem↗︎. Hij was getrouwd met Alice Vandekerckhove↗︎, oudste zuster van mijn vader. De garage staat me nog levendig voor de geest. Later werd de garage uitgebaat door Georges Hermy↗︎, die er zijn naam aan gaf († Torhout, 11 april 2021) en nu is er niets meer wat aan die garage herinnert, behalve dit stukje in De Laatste Vuurtorenwachter.


[Dit stukje dateert van 2012. Het werd verschillende keren aangevuld. In 2021 presenteer ik de jongste versie aan de FB-groep 'Bredene van en voor iedereen'.]





maandag 2 juli 2012

Enige kennisgeving


Zijn moeder is oud. Lang kan het niet meer duren, hij ziet ertegenop. Wat moet een mens doen als zijn moeder sterft? Moet hij een nieuw pak kopen? Wie zal het maal betalen? Kan hij het zich permitteren van de plechtigheid weg te blijven? Zal hij ziekte voorwenden? ’s Avonds wordt hij geklist. De politie betrapt hem met een zwart pak dat uit de C&A ontvreemd werd. De feiten brengen hem weer naar de plek waar hij al eerder verbleven heeft, het is ook daar dat hij in de krant leest dat zijn moeder een week eerder gestorven is. Het bericht geldt als enige kennisgeving, de begrafenis heeft, volgens de wens van de overledene, in volstrekte intimiteit plaatsgegrepen.
Flor Vandekerckhove

zondag 1 juli 2012

Hoe de Ronde van Frankrijk eruit zag bij Alida

Bijeenkomst van de wielerclub de Duinensprinters in Café du Littoral (Duinenstraat, Bredene) van waardin Alida. De man op de eerste rij, helemaal links is mijn grootvader Edmond Vandekerckhove. Alida is de vrouw met het bolletjeschort. Maar wie zijn de anderen?


Het werk, dat nochtans altijd voorrang heeft, wordt neergelegd. Vader en ik steken haastig de straat over, daar bevindt zich café Littoral en daar flikkert het testbeeld. In het achterzaaltje zitten enkele mannen te wachten. Vader bestelt een pils van het merk White Star. Zelf krijg ik een glas gevuld met kleurstoffen die vandaag verboden zijn. De stoelen kraken, de mannen steken een sigaret op en ik mag meeroken, zij het passief. Het testbeeld wordt nu en dan verstoord door schuine strepen. Waarop Alida van achter de tapkast komt en de TV een dreun geeft. Opeens krijgen we een straat te zien. Dwars over de straatbreedte een witte streep, daarboven hangt Arrivée. Soms steekt iemand die straat over en daarmee moeten we het doen. Na enige mislukte pogingen horen we een stem die zegt dat we op de renners wachten. Ik heb een gele snor van de limonade. We wachten. Vader zegt dat de Ronde van Frankrijk op maat van de Fransen gemaakt is, wat verklaart waarom de Belgen er niets van bakken. Dat blijkt uit het klassement dat de reporter ons voorleest en waarmee het wachten gedood wordt. Opeens gaat de stem van de reporter in overdrive, passerende moto’s duiden erop dat de renners in aantocht zijn. Vervolgens zien we een zootje dat op de meet afstevent en een renner die zijn hand omhoog steekt. In het geharrewar valt de stem van de reporter weg, waardoor we moeten gissen wie wint. 't Zal wel weer een Fransman zijn.
Vader en ik steken de straat weer over en vervolgen onze werkzaamheden, in die tijd roept kinderarbeid bij niemand weerstand op en bij de Bredense middenstand nog 't minst van al. Enkele uren later fietst een jongen door de Duinenstraat die Tour de France roept en Uitslag van de rit. Hij verkoopt de speciale editie van Het Volk, krantje dat vlak na de arrivée met vliegtuigjes in Vlaamse beemden gedropt wordt, waarna loopjongens het tot bij de nieuwsgierige massa’s brengen. Vader kijkt wie op Alida’s TV als eerste over de streep gereden heeft en ik zoek de muis in de strip van Thomas Pips. Om acht uur ga ik naar bed met de even geruststellende als beangstigende gedachte dat morgen alles hetzelfde zal zijn.

P.S. Wat ik in die tijd niet weten kon is dat het cursiefje onder de cartoon, ondertekend met Thomas Pips, van de hand was van Michel Casteels, een Gentse journalist die ik dik twintig jaar later persoonlijk leerde kennen. Mijn herinneringen aan die mens schreef ik neer in Herinneringen aan journalist Michel Casteels, a.k.a. Piet Korrel↗︎.