vrijdag 31 juli 2020

Een dichter solliciteert

Met dit gedicht vraag ik toegang 
tot het hof van koning Arthur, 
a.k.a. meneer Delanghe
Zelf vind ik me uitermate geschikt 
om hem de uilenspiegel voor te houden, 
zoals ik dat trouwens al regelmatig doe, 
nu en dan ook in een brief
Hoe dan ook,
onderweg naar diens Camelot heb ik 
me alreeds de narrenstok aangeschaft 
(die vanaf heden een prominente plaats in mijn poëzie krijgt), 
een stokpaardje had ik al. (fv)



Een kip genaamd Meneer Delanghe

Wie zo oud geworden is als ik is niet alleen zijn wilde haren kwijt alsook 
De meeste tanden maar ook zijn verleden en wat hij in dat verleden 
Is geweest en op den duur denken mensen die jonger zijn dan dat dat 
Ge altijd al de soft geweest zijt die ge ouder wordend wel geworden zijt

Daarom raad ik jonge mensen aan om op hun beurt te doen wat ik des
Tijds bijtijds gedaan heb en ervoor te zorgen dat ze een dier africhten
Dat hen in hun laatste levensjaren vergezelt en erover waakt dat niemand
Durft te denken dat ze alreeds in hun jonge jaren zo slecht te been waren

De kip die ik daartoe heb afgericht heet Meneer Delanghe en toen ik 
Het dier van de slacht redde kakelde hzij als een kieken zonder kop 
Maar dat is inmiddels wel veranderd want elke dag stipt om acht uren 
Kraait hzij me wakker wat merkwaardig is want Meneer Delanghe is een hen

Zo spaart Meneer Delanghe me al een wekker uit en is hzij me al nuttig bij
Het krieken van de dag en daarna trekt hzij zich op zijn vaste plaats vlak
Naast het fornuis terug om daar het dagelijkse ei te leggen en wanneer ik
Gewassen en geschoren en gekamd ter tafel kom is het verse ei nog warm

En kan ik er een spiegelei van bakken in het morgenzonnetje dat op de 
Vensterbank schijnt of ik kan hem koken in de kan die altijd klaarstaat om de 
Planten te begieten of roeren in de pan die ik ook altijd klaarstaan heb of hem
In de shakshuka draaien of negeren want een mens eet niet elke dag een ei

Het is niet als bij Flaubert dat Meneer Delanghe de rest van de dag op mijn
Bureau blijft staan want na ’t ontbijt maken we een ochtendwandeling waarbij
Hzij op mijn schouder zit en omdat Meneer Delanghe ’t zingen niet laten kan
Kakelt hij voortdurend van ontwaakt verworpenen der aarde ontwaakt ontwaakt

Thuis doe ik hem haar naaldhakken uit en dan is ’t tijd voor enig gemengd
Biologische graan en legmeel en voor mij havermout en fruit en voor de rest
Genieten Meneer Delanghe en ik tot ’s avonds van elkaars gezelschap en 
Dan is ‘t bedtijd want Meneer Delanghe en ik gaan met de kippen op stok

En ’t is door mijn alom zichtbare band met Meneer Delanghe dat de mensen 
Nog altijd beseffen dat ik niet altijd de oude soft geweest ben die ik gaande
Weg geworden ben maar dat ik ooit een surrealistische dichter was en dat ik
In mijn kindertijd die ietwat eenzelvige mooie jongen uit de kiekenwinkel was

Flor Vandekerckhove

‘Een kip genaamd Meneer Delanghe’ op youtube !
Passende beelden, stevig onderstreept door de basgitaar

P.S.: Omdat iedereen ernaar vraagt, voeg ik er nog vlug aan toe dat de baslijn, bij optreden, gespeeld wordt door Katia Vancauwenbeghe, bassiste pur sang, hier door mij genoemd: ‘de langbenige rock ’n roll laagwaterheks’.

woensdag 29 juli 2020

Christine Pire en het zout der aarde

Ze verdient er niets aan, toch niet in die zin dat ze ervan kan leven, een beroep mag je het derhalve niet noemen, en hobby lijkt me dan weer een belediging. Dat is het soort gedachten dat vanuit mijn stoffige hoofd op het blanke blad neerdwarrelt als ik iets over Christine Pire wil schrijven. Maar, denk ik vervolgens, als beroep en hobby niet van toepassing zijn, wat dan wel? Roeping is me te melig en bijverdienste is iets voor onderwijzers die iemands boekhouding bijhouden. 
Ik probeer een omweg: ’t is wat Frank Dubbe↗︎ tot punkrocker maakt, Dimer Geedts↗︎ tot pianist, Guido Devos↗︎ tot songwriter, Luc Martinsen↗︎ tot kunstschilder, Didi de Paris↗︎ tot dichter, Paul Couter↗︎ tot gitarist, Jo Clauwaert↗︎ tot beeldend kunstenaar en mezelf tot schrijver. Wie (een van) ons kent, weet wat ik bedoel. Als we daarnaast nog een beroep uitoefenen — wat weinig waarschijnlijk is, wegens geen tijd — is dat als bijkomstigheid. Wel, Christine Pire is ook zo iemand.
Hoe lang kennen we elkaar? In 1995 souffleert ze Duc Duquennoy wanneer hij aan boord van ’s lands laatste IJslandtrawler — de Amandine voer toen nog! — mijn monoloog Naar de kloten opvoert. Ze participeert aan mijn toneelstuk Pretpark KustCenter (1997) en speciaal voor haar schrijf ik Femme fatale, monoloog die ze in 2000 met verve neerzet. 
Mocht ik hierboven de indruk wekken dat ze uitsluitend werk van mij opvoert, dan voeg ik er vlug aan toe: Claus, Shakespeare, Shepard, Vinterberg… Ze regisseert ook en ze zingt. Van dat laatste getuigt Simplement par amour↗︎, CD die hier naast me ligt. Momenteel denkt ze eraan iets te creëren wat Ostend Social Club Avondgenoegen↗︎ en zij samen kunnen opvoeren. ’t Is te prematuur om er meer over te zeggen, maar weet dat ze geen zittend gat heeft.
Mij charmeert ze vooral doordat ze mijn poëzie aandachtig en liefdevol leest. Daar word ik zo week van dat ik haar van de weeromstuit omschrijf als behorend tot het zout der aarde. Wat maakt dat we maar een muisklik van de evangelist verwijderd zijn, meer bepaald van diens stichtende woorden: Indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden.’ Archaïsche woorden, maar wat mij betreft kloppen ze wel. Mocht ik niet meer schrijven, mocht ik het dichten laten, dan deug ik alleen nog ‘om van de mensen vertreden te worden’. En dat geldt ook, denk ik, voor Couter, Martinsen en al die anderen van onze soort. Dus Christine, we gaan door, gij en ik, er zit niets anders op. Wat me dan weer aan mijn grootvader laat denken die alzo tot me sprak: ‘Nadine,’ zei hij — hij haalde de namen van zijn kleinkinderen al eens door elkaar — ‘Ge moet volharden met de moed der wanhoop, zoals in 14-18.’ Heb ik je al eens gezegd dat die mens een vuurkruiser↗︎ was? Wel dan.

Verwerpelijke zeden in de showbizz!

maandag 27 juli 2020

Patti Smith en de sjamanistische traditie

— De revolver waarmee Paul Verlaine
 in 1873 op Arthur Rimbaud schoot.
Ik zie dat het artefact in 2016 
geveild werd: 434.500 euro. —

In ‘Beneden, boek waarin de surrealistische kunstenares Leonora Carrington haar ervaringen in de psychiatrie beschrijft, staat een inleiding van Marina Warner: ‘De als angstaanjagend geschetste ervaringen (…) zijn tevens sjamanistische zijnstoestanden (…) Dankzij die visioenen in ‘Beneden’ heeft Leonora Carrington haar plek verdiend tussen illustere verlichte geesten als William Blake, Rimbaud, Aldous Huxley, Bob Dylan en recentelijk ook Patti Smith.’
Sjamanisme en kunst, er zijn er wel meer die de connectie maken, Alan Moore bijvoorbeeld: ’Magie, in z’n vroegste vorm, wordt vaak omschreven als "de kunst". Ik meen dat dit volkomen letterlijk is, en dat kunst — of het nu literatuur is, muziek, beeldhouwen of wat dan ook — de wetenschap is van het manipuleren van symbolen, woorden of beelden, om bewustzijnsveranderingen te veroorzaken. En ik geloof dat dit de reden is waarom een kunstenaar of schrijver in de huidige wereld het best te vergelijken is met een sjamaan.’
Bob Dylan zal dat etiket wellicht afwimpelen, zeggend dat hij gewoon a song- and danceman is, een zang- en dansman, een variétéartiest dus. Maar ik denk dat Patti Smith de omschrijving genegen is, dat het bij haar inderdaad om bewustzijnsverandering gaat. En we mogen vermoeden dat de stamboom die Warner opmaakt (William Blake, Rimbaud, Aldous Huxley, Bob Dylan) Patti’s zegen krijgt. Ze maakt hier overigens ook zo’n lijstje, met treffende overeenkomsten: Jean Genet, Albert Camus, Frida Kahlo, Allen Ginsberg, William Blake, Arthur Rimbaud. 
Hoezo Arthur Rimbaud? Rekent die zichzelf tot die gilde? Zo lijkt het wel: ‘Het leven, dat moet anders, want achter de gewone wereld van alledag, schuilt een andere, onbekende werkelijkheid en die kan enkel ontdekt worden via de poëzie. De dichter moet daartoe ziener worden en dat kan pas door het ontregelen van alle zintuigen en het vinden van een nieuwe taal. Het is dus niet de dichter zelf die van belang is; in de dichter zit een genie, een vreemde, die via het ‘ik’ van de dichter kan spreken. Met andere woorden: Ik is een ander.’ (°)
Patti Smith bezingt haar vermeend 'sjamanistische' voorgangers met respect; Rimbaud bijvoorbeeld in Rimbaud and Verlaine in Stuttgart, William Blake in My Blakean Year. Maar wat mij vooral aan sjamanisme laat denken is deze opvallende praktijk: ze laat geen kans voorbijgaan om artefacten op te zoeken die aan haar voorgangers refereren, ze hecht daar veel belang aan, ook aan het aanraken ervan: de revolver waarmee Paul Verlaine op Rimbaud schiet, een boekje waarin William Blake notities heeft gemaakt (‘Ze lieten me er zelfs een wijle alleen mee.’)… Amuletten, fetisjen, talismannen… artefacten waarmee een sjamaan wel raad weet.

(°) Lettre du voyant, brief aan Paul Demeny, 1871.

'Mijn vriendin Delphine Lecompte' 
op youtube:

zaterdag 25 juli 2020

Proeve van surrealisme-light

Het gedicht ‘Gemengd gehakt’ 
is een variante op 
dat ik achteraf weer aangepakt heb, 
waardoor het niet alleen korter
en, vind ik, 
krachtiger geworden is, 
maar ook een proeve van het surrealisme-light 
dat ik in mijn poëzie nastreef. 
Zoveel veranderingen… 
Da’s een nieuwe titel waard.





Gemengd gehakt

Bij De Vleeschman loop ik langs om er een klein zenuwstuk te kopen 
En ik schuif aan achter een bourgeoise van het soort dat we alhier voor
Heen nooit gekend hebben met een Franse tongval en een erg on
Ethische bontjas en een overdaad aan ringen en kralen en toupet

Van de winkeljongen wil ze weten welk gehakt er ’t meeste vet 
Bevat en ‘t valt op dat hij dat niet weet want hij staart naar al dat
Gehakt en naar de diverse mengelingen ervan en dan weer naar
Af en hij ziet er in toenemende mate intens vleselijk ongelukkig uit

Van achter de wand komt hulp van een in ’t gehakt erg beslagen
Slager die ten behoeve van het cliënteel met kennis van zaken
Zegt dat het ene gehakt al meer vet bevat dan ’t andere waarmee
Ik genoegen nemen kan omdat ik geen gehakt kom kopen MAAR

De bourgeoise antwoordt met luide stem komende uit het diepste
Van haar bontjas dat ze die vraag daar wekelijks stelt en dat ze er
Telkens weer een ander antwoord op krijgt waarop de beslagen sla
Ger vlug weer achter de wand verdwijnt en de boel de boel laat

Geef hem eens ongelijk denk ik en wat ik ook denk is dat het erg
Lang duurt vooraleer ik in De Vleeschman aan mijn klein zenuw
Stuk geraak wat in een slagerij toch vlot zou moeten gaan anders
Is een mens beter af in de daarnaast gelegen Albert Heijn

Om het de winkeljongen gemakkelijk te maken verander ik mijn aan
Koop in een kwart kilo van hetzelfde gehakt als dat van de bourgeoise 
Wat niet alleen mijn avondmaal een andere wending geeft maar
Ook dit gedicht dat nu niet langer Klein zenuwstuk kan heten WANT

Terwijl ik thuis het vlees uitpak zie ik diep in dat gemengd gehakt 
De bourgeoise weer die nu in de beslotenheid van haar flat bovenop 
Haar bontjas naakt voor ‘t houtvuur ligt alwaar ze zich obsceen te 
Buiten gaat aan het grote vetgehalte van haar gemengd gehakt

Flor Vandekerckhove

Gemengd gehakt op youtube!


vrijdag 24 juli 2020

Waarom ik geen beenhouwer geworden ben

— 1967 — Vader en zoon Vandekerckhove aan het kapblok van de kiekenwinkel in Bredene. —

Gisteren postte ik een gedicht over een beenhouwerij en dat was niet voor ’t eerst. Morgen post ik er trouwens nog een. Drie beenhouwersgedichten, da’s voer voor psychologen. Er is ook een andere verklaring, een literaire. (Flor Vandekerckhove↗︎)

'Een col wast vlugger dan een kiel↗︎'
‘Het wiel van de verandering is halverwege de eeuw wel degelijk aan ’t draaien. Poelier worden, zoals vader er een is, kan iedereen. Je hebt niet eens een diploma nodig, je moet alleen bereid zijn met bloedend en krijsend pluimvee om te gaan. Slager, da’ s iets helemaal anders, de beenhouwerij moet aangeleerd worden en ja, een beenhouwer verdient meer dan een poelier. En je weet hoe het is met ouders, zij dromen van een betere toekomst voor hun kind. Dus wil vader dat ik een beenhouwer word. Ik spreek hem niet tegen, in de eerste plaats omdat mijn mening niet gevraagd wordt, maar ook omdat ik vind dat beenhouwer Fernand Minne een toffe pee is die in zijn winkel worsten draait terwijl hij sigaretten rookt. Wanneer ik twaalf jaar ben moet de zaak getrancheerd worden. Bij een slager in de leer gaan is uitgesloten. Vader zegt dat ik evengoed zijn winkel kan kuisen als die van Minne; moeder vindt dat ik te goed leer om de school links te laten liggen. Even denken ze eraan mij naar de slagersschool van Anderlecht te sturen, daar moet ik dan intern worden en ja, hoeveel kost dat ook weer niet. De zaak blijft onbeslist. Het compromis bestaat erin dat ik naar het college in Oostende trek, maar niet naar de middelbare afdeling. Op aanraden van de directeur word ik ingeschreven in een zevende jaar, een voorbereidingsjaar. Mijn ouders geeft het de tijd om de beenhouwerskwestie te trancheren. En in de winkel luister ik later in dat jaar een gesprek af tussen moeder en een klant. Het is op die manier dat mij ter ore komt dat ik uiteindelijk toch geen beenhouwer word, want, zegt moeder, een col wast vlugger dan een kiel.'
Uit Gauw!, een boek over mijn twaalf eerste levensjaren, waarin feiten en fictie haasje-over met elkaar spelen. Een e-boek (PDF), 112 bladzijden. Het boek is gratis en komt meteen in de e-box terecht  van elkeen die erom vraagt.






donderdag 23 juli 2020

Wie maakt er nu een gedicht van zijn boodschappen?

12 strofen, ja ’t is ietwat te lang. Toch wil ik het je laten lezen, omdat het MIJN PROEVE VAN REALISME is. Al wat erin staat is ook gebeurd(Alleen de naam van de slagerij heb ik veranderd.) Ik heb nog een andere versie, een kortere. Da’s voor later. In dat tweede gedicht probeer ik mijn eigen surrealisme te ontwikkelen: SURREALISME LIGHT 
(De vraag waarom ik zoveel over beenhouwerijen schrijf is iets voor de psycholoog.)

Geen dichter die het je zo gemakkelijk maakt als ik: wie de moeite niet kan opbrengen om de 12 strofen te lezen, kan wel naar het onderstaande filmpje kijken: het gedicht op muziek gezet en voorzien van passende beelden. (fv) 



Klein zenuwstuk

Bij De Vleeschman loop ik langs om er een klein zenuwstuk te kopen 
en voor me staat een oude bourgeoise van het soort dat we alhier 
Voorheen nooit gekend hebben met een Franse tongval en een erg
Onethische bontjas en een overdaad aan ringen en kralen en toupet

Van de jongen wil ze weten welk gehakt er ’t minste vet bevat en dat 
Is iets wat hij niet weet valt me meteen op want hij staart naar het
Gehakt en naar de diverse mengelingen ervan en dan weer naar
Af en hij ziet er in toenemende mate vleselijk ongelukkig uit

Van achter een glazen wand komt hulp van een in ’t gehakt erg 
Beslagen vrouw die ten behoeve van de bourgeoise met kennis 
Van zaken zegt dat het ene gehakt al meer vet bevat dan ’t andere 
Waarmee ik genoegen neem vooral omdat ik geen gehakt kom halen

De bourgeoise antwoordt met luide stemme komende uit het diepste
Van haar bontjas dat ze die vraag wekelijks stelt en dat ze daar
Telkens weer een ander antwoord op krijgt waarop de beslagen vrouw
Gehaast weer achter de glazen wand verdwijnt en de boel de boel laat

Geef haar eens ongelijk denk ik bij mezelf en wat ik bij mezelf ook 
Denk is dat het erg lang duurt vooraleer ik in De Vleeschman aan een 
Klein zenuwstuk geraak iets wat in een slagerij toch vlot zou moeten gaan
Anders is een mens toch beter af in de daarnaast gelegen Albert Heijn

Pas wanneer de bourgeoise weg is met haar gehakt waarmee ze 
Thuis weet ik veel wat aanvangt naakt voor ’t vuur gelegen bovenop 
Haar bontjas is ’t aan mij en kan ik aan de erg onkundige jongen 
Vragen of ik een klein zenuwstuk mee naar huis kan nemen

Hij zegt dat hij eens zal kijken me onderwijl de vraag stellend of het 
Een gewone biefstuk mag zijn of een gestekte wat door mij geenszins 
Te beantwoorden valt want wat ik wil heet niet gewoon of gestekt maar 
Heet in alle slagerijen van het land gewoon een klein zenuwstuk

Nadat we elkaar een tijd lang in ’t ongewisse gelaten hebben verdwijnt 
Hij achter de wand en als hij weer tevoorschijn komt heeft hij de in ‘t
Gehakt erg beslagen vrouw mee die ook in de wereld van het klein 
Zenuwstuk erg beslagen blijkt te zijn en die zegt dat ze eens zal kijken

Nadat ook zij zich over de comptoir gebogen heeft zegt ze dat ze 
Achter de glazen wand zal moeten kijken en ik zie dat ze daar een 
Koelkast binnenschrijdt en er zonder klein zenuwstuk weer uit schrijdt 
waarna ze voor lange tijd in de dieptes van het onbekende verdwijnt

Vanuit de verte zie ik haar de wand weer naderen met een stuk in plastic 
Verpakt spiervlees van de bovenbil waarbij ik me de bedenking maak 
Dat ze het pak misschien wel uit de Albert Heijn mee brengt en dat
Ik beter af geweest was mocht ik het daar zelf gaan halen zijn

Het duurt nog wel enige tijd voor al dat plastic van ’t vlees verwijderd 
Is en de beslagen vrouw het met een vuile vod heeft afgedopt en er 
Vervolgens met een vlijmscherp mes een klein zenuwstuk heeft uit
Gesneden dat ze me tonen komt terwijl ze vraagt of het niet te klein is

Neen dat is het niet zeg ik want het heeft me al lang genoeg geduurd en 
Terwijl ik afreken luister ik naar de onkundige jongen die aan alweer 
Een andere klant uitlegt dat er meerdere soorten gehakt zijn en dat 
Dat het van de week afhangt welke soort meer vet bevat dan ‘t andere

Flor Vandekerckhove

Klein zenuwstuk op youtube

dinsdag 21 juli 2020

Literatuur moet vreemdgaan

In wijzerzin startend bovenaan links. George Orwell, 
David Bowie, Emily Brontë, Kate Bush.
Niemand zegt het beter dan Neil Gaiman: ‘Kunnen verhalen zich voortplanten? Wel ja. Niet spontaan uiteraard — zij hebben mensen als vectoren nodig. Wij zijn de media waarin ze veranderen, wij zijn hun petrischaaltjes… Verhalen groeien, soms krimpen ze. En ze reproduceren — ze inspireren andere verhalen.’ 
Mij is ’t hier om dat reproduceren te doen, het voortplanten. ’t Mooiste wat een schrijver kan overkomen, vind ik, is dat zijn werk vreemdgaat, en buitenshuis geboorte geeft aan nieuw leven. En ja, 't is ook mij al overkomen. Een lezer antwoordt op mijn Klaagzang op de never-ending-tourbus met een een in ’t Frans geschreven verhaal dat er waarlijk een kindje van is:
‘Rien de plus mélancolique de se retrouver seul dans une ville balnéaire hors saison à cinq heures du matin quand on a perdu sa partie d'échecs et quand, pour seul confort on s'en est allé boire dans les boîtes où les jeunes filles ne te regardent pas et où les vieilles filles fatiguées font semblant de t'écouter pendant qu'elles écoutent le dernier pianoman jouer Satie, cachant leurs bâillements, déplorant leurs amours perdus que personne n'a jamais connu et pendant que le portrait d'Ensor et le barman qui ressemble au dernier gardien de phare se moquent de ta partie perdue et pendant que la pluie et le vent de novembre fouettent la rue Van Iseghem déserte.’ 
Is dat niet prachtig? Lang leve het vreemdgaan! Al zijn er die daar anders over denken. Wanneer David Bowie in 1973 aan Orwells weduwe vraagt of hij Nineteen Eighty-Four voor zijn Diamond Dogs mag gebruiken, krijgt hij het deksel op de neus: ‘Mevrouw Orwell weigerde ons de rechten te geven. Voor een persoon die met een socialist met communistische neigingen trouwde, was zij de grootste snob uit de hogere klasse die ik ooit in mijn leven ontmoet heb. “Mijn hemel, zet je het op muziek?” Zo was het echt.’ Daar tegenover staat dat ik elders toch 10 songs vind die wel degelijk door Orwells 1984 geïnspireerd werden. 
Kijk, de avond valt, ’t wordt alweer tijd om af te ronden. Terwijl ik de zon zie zakken in de zee, verbeeld ik me Emily Brontë die zich door professor Barabas tot bij ons laat katapulteren. Naast me, in mijn sofa, luistert ze naar Kate Bush die een radicale interpretatie van Wuthering Hights zingt: Heathcliff, it's me, I'm Cathy. Brontë schrikt: ‘Mijn hemel,’ roept ze uit, ‘zet ze het op muziek?


De kracht van mijn gedicht 

zondag 19 juli 2020

De dolle boeren van de dichter

Wendell Berry (°1934) is romanschrijver,
essayist, dichter,
milieu-activist en boer.
In zijn Manifesto: The Mad Farmer Liberation Front laat hij zich eens goed gaan.
Hier staat een interview.
Er is ook een podcast.
De man mag zich milieu-activist en boer noemen,
zijn wikipediapagina en podcast maken ook duidelijk
dat hij zijn waar bijzonder goed aan de man weet te brengen.
(Flor Vandekerckhove)


Brengt zo'n gedicht zoden aan de dijk? 
Wat ik erover denk, vindt u op youtube

vrijdag 17 juli 2020

De rode rechterhand van de poëzie


Het gebeurt wel meer dat ik 
me door een song laat inspireren. 
Wie er meer over wil weten 
vindt hier een lijstje, 
(zeg maar: lange lijst) 
Dus: als ik De kracht van mijn gedicht aan Nick Cave opdraag, komt het doordat hij me hiertoe geïnspireerd heeft. Kenners gaan in dat gedicht dan ook de sfeer van 
Red Right Hand herkennen.
Nog iets:
kijk zeker ook 1s
naar het onderstaande
youtubefilmpje!




De kracht van mijn gedicht
Aan Nick Cave

Nog altijd worden de woonkernen alhier van elkaar gescheiden 
Door grote lappen polders en weiden en akkers en zand en heide 
En moerasland waarop scheve bebouwing staat en waar men leeft
Volgens aloude ongeschreven wetten van het heidense ongewisse

Zo’n lap is ook het terrein dat achter mijn ogen ligt en dat altijd in dichte
Nevelen gehuld is en waar je in de mist schaduwen ziet bewegen
Van volk dat er verboden vuurtjes stookt en waar je geluiden horen 
kunt die echt door niemand uit de burgerij geduld kunnen worden

Er loopt een weg door die in de krant misschien wel straat heet 
Maar eigenlijk geen naam heeft is en achter die weg doemt het rijk 
Van de dichters op die daar over een niemandsland heersen tussen
Slunsen & benen en die daar samen met ongetemde paarden leven

’t Is daar dat ook ik woon in iets waarvan het onderscheid tussen stalling 
En woonst zelfs mij niet altijd duidelijk is en waar ik in ’t deurgat sta 
Met mijn handen in de zakken en waar alles aan mij het de passanten 
Duidelijk maakt dat ik iemand ben die niet zomaar te passeren valt

De verhalen die daar over mij de ronde doen zijn angstaanjagend maar 
Ze getuigen ook van ontzag want wie geld tekort komt kan ik bijstaan en
Wie onvruchtbaar is kan ik een kind schenken en wie verdoemd is kan
Ik van ’t hellevuur redden en ik lees nochtans alleen maar mijn gedicht voor

Maar eens je dat gedicht gehoord hebt krijg je met nachtmerries te 
Maken en met waanbeelden en sommigen denken me daarna op de
Televisie te zien terwijl anderen me ’s nachts in de beslotenheid van
Hun woning ontwaren terwijl ik daar de koelkast leeg aan ’t eten ben

Na ’t horen van mijn gedicht zijn er die me de duivel noemen of ze zeggen 
Dat ik een geest ben en enkelen spreken van een goeroe en er is een vrouw
Die overdag mijn naam niet meer durft uit te spreken maar waarvan d’r
bedgenoot ’s nachts horen moet dat ze die naam ten hemel schreeuwt

Hoed u voor Flors gedicht zo klinkt het daarom bij nacht & ontij in de 
Slaapkamers van nieuwbouwwijken vooral als ’t springtij is en het water 
Vervaarlijk tegen de duinen beukt of wanneer de honden bij volle maan
Aan de ketting rukken en zeker als het zomeruur in ’t winteruur omslaat

Flor Vandekerckhove

De kracht van mijn gedicht op youtube!

woensdag 15 juli 2020

Herinneringen aan het oude Wackerbout

— Je mag niet langer rusthuis zeggen, en evenmin heet het nog Wackerbout. Het gebouw zelf bestaat overigens ook niet meer. In het Woonzorgcentrum Jacky Maes is alles nieuw. De herinneringen die ik hieronder ophaal zijn daarentegen oud, ze dateren uit de tijd dat mijn moeder († 2008) er resideerde en een pijl je nog op ouderwetse wijze naar het Bejaardencentrum leidde. —

'T IS DAAR DAT IK Georgette Rosseel weerzie, ze loopt er door de gangen, zoals ze dat destijds op straat al deed, ze noemt me nog altijd verkeerdelijk Roland. Adriënne, de buurvrouw van weleer, weduwe van René Olders, is er ook en ze is nog altijd aan de sigaret, maar Almos bestaat niet meer. Paula Mestdagh, die destijds de krantenwinkel uitbaatte, is er net gearriveerd, ze moet nog wennen. In Wackerbout zie ik Jef Declercq weer, trouw zoekt hij er dagelijks zijn levenspartner op. Ik herken hem meteen, hij heeft  een belangrijke rol in mijn leven gespeeld: ooit is hij mijn coiffeur geweest. Daar wil ik toch even bij stilstaan.
Radio Veronica speelt onze dagen vol. Ook in Bredene proberen de jongens er als John Lennon uit te zien. In de Duinenwijk zijn wel coiffeurs bedrijvig, maar wij houden ons daar ‘t liefste ver vanaf. Mong Beirens bijvoorbeeld vraagt alleen maar pro forma hoe je het gesneden wilt. Achteraf blijkt je coupe identiek aan die van je vader te zijn. Onder het jeugd verspreidt zich het gerucht dat er in ’t Dorp een coiffeur woont die daarin redelijker is. Die mens zoekt, als een behendige politicus, naar een compromis tussen wat wij vooropstellen en wat onze vaders nog net aanvaardbaar achten. Als Lennon zien we er dan nog niet uit, maar toch evenmin als een veertigjarige. Ik ben er Jef nog altijd dankbaar voor. 
Zo’n bezoek aan Wackerbout brengt de tijd tot leven. Ik zie er Norbert Olders weer, die in onze wonderjaren tegen etenstijd door de ‘schufelet’ van z’n moeder naar huis geroepen werd. En Willy Boey, die later voor pastoor ging leren en gelukkig nog op tijd zijn kap over d' haag kon smijten. Marcel Derdeyn komt er, hij had bij de meisjes een voetje voor, omdat hij zo goed La Paloma kon zingen (koekoeroekoekoe). Roland Vanmassenhove (†) komt er zijn moeder bezoeken en Daniël Vandenbussche zijn vader. Ik zie er ook de meisjes uit mijn kinderjaren weer. Ze lijken nu wel héél erg op hun moeder, maar het kost me nauwelijks moeite om me hen weer in blauwe plooirokjes voor te stellen en met maagdelijk witte kousjes. For ever young!

Jeugdherinneringen op youtube


dinsdag 14 juli 2020

Hoe Miete Delanghe in de kunst terechtkomt

— Wanneer de Selkie haar zeehondenhuid terugvindt, kiest ze weer voor de zee. —


Op de vervallen gebouwen van de oude Oostendse vismijn hangen affiches waarop een onbegrijpelijke Latijnse tekst staat. Een QR-code maakt die onbegrijpelijkheid weer goed, doordat hij je naar een link leidt. En vandaar naar een tentoonstelling. (*) Wat je onderweg daarnaartoe leert is dit: hier is een kunstenaar aan het werk die de begane paden verlaat. En wanneer je achteraf op de webstek van die kunstenaar kijkt, vraag je je af hoe iemand op zo’n jonge leeftijd (25) al zo’n indrukwekkend parcours kan afleggen.
Erien Withouck, zowel kunstacademie als universiteit achter de kiezen, beweegt zich op het raakvlak van kunst en onderzoek. Dat raakvlak is een plek waar ‘interessant’ je eerder te binnen schiet dan ‘mooi’.
Met dit project koppelt Withouck de Oostendse Miete Delanghe aan de Selkie, een figuur uit de folklore van de Shetlands. Die Selkie leeft onder water. Ze kan als mens aan land komen als ze haar zeehondenhuid afdoet. Shetlandse volksverhalen vertellen over een man die haar huid steelt, waardoor ze niet naar de zee kan terugkeren. Ze trouwt met de man, baart zijn kinderen. Uiteindelijk vindt ze haar zeehondenhuid weer en kiest voor de zee: de vrijheid wint het van de moeder-huisvrouw. 

(*) ‘they say she was' van Erien Withouck in CAS Oostende. — Open elke zaterdag en zondag in Juli 2020, van 14:00 tot 18:00 in de Frans Musinstraat 19. Daarna verhuist de tentoonstelling naar Leuven en Luik.


Raymond v h Groenewoud overtroffen!
Drie meisjes op de pier