donderdag 29 februari 2024

Tunnel



WE STAAN te kijken, Ivan, Freddy en ik. ’t Zijn nogal dingen die we hen daar zien doen: kolossale graafwerken die in een grote kuil resulteren, veel aarde, veel water; afgesloten rijwegen, onderbroken tramverkeer, verkeersellende, over en weer gerij van vrachtwagens, modder modder modder. Ik stel er vragen bij. Waarom, vraag ik, doen ze wat ze doen? Waarom graven ze niet gewoon een tunnel, onder de grond, onder de tramlijnen en onder de Koninklijke baan, recht naar t Dunegat? Legitieme vragen, in de duinen hebben wij zelf al menig tunnel gegraven, met de hand, zo moeilijk is dat niet, je moet alleen voorzichtig zijn en diep genoeg gaan. Ivan en ik kijken vragend naar Freddy, wiens vader aannemer is. Waarna Freddy enkele dingen zegt over dingen die we hen zien doen. Geloven we hem? Spreken we hem tegen? Ik zou ’t niet meer weten; Ivan en Freddy wellicht evenmin. De voetgangerstunnel is er hoe dan ook gekomen, ik stap er dagelijks doorheen. Telkens kijk ik naar de siersteen die de datum toont: 1958, jaar van de wereldtentoonstelling, jaar waarin de vooruitgang niet meer te stoppen is en wij evenmin. We zijn negen jaar en hebben zwarte knieën van al de dingen die we doen.
Flor Vandekerckhove

Verwacht in mei 2025 ! Regie Christine Pire. Auteur Flor Vandekerckhove. Acteurs: Christine Pire als femme fatale, Edwin Wets als de nar, Ron Vanderstraeten als reporter ter plaatse, Ronny Roose op gitaar, compagnon de route. En een tjokvolle bus vrouwen.

woensdag 28 februari 2024

In stijl met de apothekersassistente

— Apothekersassistente in mijn gedachten. —

ZO DOEN DE meesten het: ze kennen een verhaal en dat zetten ze op papier, ze pennen 't neer, schrijven 't op, denkend dat ze alzo ook schrijver zijn, terwijl ze alleen maar opschrijven. Dit is wat Céline er hier over zegt: ‘Iedereen kent verhalen, er zijn er duizenden die verhalen vertellen, maar dat zijn schrijvelaars.' — ‘des pauvres cafouilleux’. 'Een stijl is zeldzaam, zo zijn er maar één, twee, drie per generatie.’ Is dat mijn ambitie? Misschien wel ja. Is die ambitie te hoog gegrepen? Misschien wel ja. Zeker is dat veel van wat ik schrijf stijlonderzoek is. Een verhaal laat zich op velerlei wijzen schrijven, zegt Jean Cocteau: ‘Vous pouvez vous répéter dans tous les sens en sous differents angles’, Dat is ook wat ik hieronder doe. Hoe vertel je met stijl over een apotheekbezoek? (Flor Vandekerckhove)

1. Een sportkar van MG is een handpalmverhaal uit 2016. Dit is één manier om het verhaal van mijn apothekersbezoek te vertellen. ’t Is kort, maar in die tijd heb ik toch nog veel woorden nodig om iets gezegd te krijgen, in dit geval bijvoorbeeld 370. Een sportkar van MG staat hier.


2. Met belgerinkel naar de winkel, de zen-variatie is een verhalend gedicht uit 2020, gebaseerd op ‘Een sportkar van MG’. In die tijd onderzoek ik de spanning tussen poëzie en proza, ik vind mijn eigen poëziestijl in kwatrijnen geïnspireerd door het neerslaan van de golven op een strand. Een gedicht neemt altijd een omweg en toch is dit kwatrijnengedicht al korter dan het handpalmverhaal waarop het zich baseert. 194 woorden tegenover 370. Kijk: Met belgerinkel naar de winkel, de zen-variatie 

3. De YouTube-versie. Sterke kant van kwatrijnengedichten is dat het ritme zich goed tot declamatie leent. Sterke kant van de digitale schrijverij is dat je meer kan doen dan bloggen en e-boeken publiceren. Ik leer ook YouTube gebruiken, waarbij ik het declameren laat vergezellen van passende beelden en van muziek die het ritme onderstreept. De YouTube-versie van Met belgerinkel… staat hier.
[167]

4. Pillen tegen de vergeetachtigheid (2018). Heel die cyclus (van weinig naar nog minder en van geschreven naar gedeclameerd) maak ik in De Laatste Vuurtorenwachter tientallen keren, vooral om de ‘verkorting’ goed in de vingers te krijgen. Zo heb ik nog een verhaal dat vasthangt aan een apotheekbezoek. Weer kan ik drie versies tonen. De oervorm van Pillen tegen de vergeetachtigheid telt al minder woorden dan Een sportkar van MG (303 tegenover 370), ik schrijf het dan ook twee jaar later, ik heb het ‘kort schrijven’ al ietwat in de vingers. Pillen tegen de vergeetachtigheid staat hier.

5. Eenhoorn. In 2021 kort ik het verhaal met twee derden in. ik maak er een drabble van, een verhaal van exact 100 woorden. De beperking die een drabble je oplegt verplicht je juist om extra kort te gaan: Pillen tegen de vergeetachtigheid heet nu Eenhoorn en u leest het 100 woorden-verhaal hier.


6. De YouTube-versie. Ook in 2021 maak ik er er een filmpje van dat ik op YouTube plaats als Eenhoorn, want er zijn uiteraard meer manieren om van een verhaal te genieten, je kunt ook kijken en luisteren. In deze video maak ik gebruik van Google Translation om het verhaal ook in het Frans kenbaar te maken (zelf ken ik te weinig Frans om de kwaliteit van de vertaling te beoordelen.)  Eenhoorn hoor en zie je hier.
[225]
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.

maandag 26 februari 2024

De 'Moerman-methode'

In 't midden een Duitse filosoof; rechts een Oostendse journalist-columnist. Zo’n verschillende mensen samenbrengen in een essay, is dat niet veel te ver ver gezocht?




 [In het laatste kwart van de vorige eeuw werd ik schrijver, in bijberoep weliswaar maar toch. In die tijd gebeurde iets in het uitgeversbedrijf dat ik, ook omdat mijn inkomen er deels van afhing, probeerde te begrijpen. Onderstaand essay uit 1994 maakte deel uit van die poging. Het verscheen in Schiereiland 2/1994. Slaagde ik er toen in de ontwikkelingen goed te vatten? Feit is dat het stukje mee bepaald heeft hoe ik tot vandaag mijn boeken publiceer. 
’t Was een lang stuk, in die tijd had ik veel meer woorden nodig om iets gezegd te krijgen. In deze aangepaste blogversie werd veel geschrapt, onder meer een heel stuk waarin ik het over de Amerikaan Benjamin Tucker had, 't was iets wat nader beschouwd niet erg ter zake deed. Nog een verschil met het oorspronkelijke: de 'Moerman-methode' heeft nu hyperlinks die er destijds uiteraard niet waren. Niet geschrapt zijn termen die nu archaïsme oproepen, maar in 1994 tekenen van grote vooruitgang waren: fax, modem…]

VROEGER, niet per se heel veel vroeger, placht een romancier vel na vel vol te schrijven met een kroontjespen. Wanneer hij, op ’t einde van de grote vakantie, driehonderd vellen bij elkaar gekrast had, gaf hij dat pak papier aan zijn echtgenote die het netjes uittikte. U leest het goed, alleen mannelijke leerkrachten die zich in de huwelijkse staat bevonden, konden zo’n taak tot een goed einde brengen. De kopij werd vervolgens door de zetter in lood gegoten en met een Clark almaar dieper de drukkerij in gereden. Boekhandelaars sloegen dat boek gegarandeerd in en zorgden ervoor dat het in de daaropvolgende twintig jaar verkocht werd. In die tijd heerste de ambacht over de dingen en was geluk heel gewoon. De echtgenote van de schrijver werd neurotisch, de zetter stierf aan kwalijke dampen en het boek leefde lang en gelukkig, althans als het niet op de index stond.
Vandaag is alles anders. Elke schrijver kan een tekstverwerker beroeren. De automatische spellingscontrole corrigeert. Naar gelang de mode voegt de schrijver adjectieven toe of hij schrapt ze. Met de telefoon, die voor de gelegenheid fax of modem heet, gaat alles naar de uitgever. Schrijven is kinderspel, je hoeft niet langer in ’t onderwijs te staan, je hoeft niet meer getrouwd te zijn, het plegen van wat destijds pennenvruchten heette, is gedemocratiseerd; boekdrukkers kampen niet langer met loodvergiftiging, het oeuvre ligt binnen ’t handbereik van allen.
Althans op het eerste gezicht. Want! Hoe meer uitgeverijen zich aandienen, hoe minder betekenisvolle uitgeverijen er resten. Men leze dan ook volgende paradox: hoe gemakkelijker het wordt een boek uit te geven, hoe moeilijk het wordt een boek op de markt te positioneren.
Peter Sloterdijk kan zijn boeken wél op de markt positioneren. In zijn werken legt hij uit wat volgens hem aan ’t gebeuren is. Hij heeft het over de manier waarop de maatschappij beweegt, over vooruitgang, over de richting waarin die beweging gebeurt, voortgang, over snelheid en acceleratie: alles gaat veel te snel en ook nog eens sneller en sneller, zo snel dat we over onze toeren draaien. Als Sloterdijk het bijvoorbeeld over auto’s heeft, zegt hij: ‘Daarom zijn (naast de legendarische stroomuitval in New York, waar je dromerig van kunt worden) de lange files op de zomerse autosnelwegen van Midden-Europa fenomenen van geschiedfilosofische, ja zelfs religieus-historische betekenis. (…) — zij zijn de kinetische Goede Vrijdag waarop de hoop op verlossing door acceleratie te gronde gaat. Op die gloeiend hete middagen in de trechter van Lyon, in de hel van het Rijndal vóór Keulen, klem op Europa’s langste parkeerplaats bij de Irschenberg, zowel voor als achter je vijftig kilometer broeiend vastgelopen blik — stijgen er zwarte geschied-filosofische inzichten als uitlaatgassen op, komt er glossolaal cultuurkritisch commentaar over de lippen, waaien er in-memoriams op de moderne tijd uit de zijraampjes en rijst bij de inzittenden van de voertuigen, ongeacht het niveau van hun middelbare-schoolopleiding, het vermogen dat het zo niet langer meer kan.’ (°) De auto die ons naar onze ontspanning moet voeren, wordt een bron van ergernis die ons gevangenhoudt op een plek waar we niet willen zijn. De auto slaagt als ’t ware zodanig goed in zijn taak dat ’t rijden in zijn tegendeel verkeert. Volgens Sloterdijk komt het erop aan te demobiliseren. 
Hetzelfde geldt, denk ik, voor de uitgeverij die je boek niet langer weet te positioneren. Laat het me bekijken en daarbij Moerman als voorbeeld nemen. Herman Moerman is een talentvolle Oostendse columnist die zijn werk kwijtspeelt en vervolgens voor lange tijd niet meer gepubliceerd wordt. Logisch, volgens Sloterdijk: talent wordt gemobiliseerd tot het over zijn toeren draait, waarna het ongebruikt ‘in de file blijft staan’.
Herman Moerman bedenkt een oplossing die, vermoed ik, Sloterdijk wel zou plezieren, oplossing die ik Moerman-methode van uitgeven noem. Gewapend met een tekstverwerker en een fotokopieermachine, twee toestellen waarover elke Westerse burger vandaag vrijelijk kan beschikken, geeft hij zijn eigen tijdschrift uit, Dagboek van een aangespoelden. Het verschijnt waneer het hem past, hij verspreidt het onder wie hij daar geschikt voor acht en naargelang het hem uitkomt (bij mij steekt hij het bijvoorbeeld zelf in de bus). Het blad is nergens te koop, je kunt geen abonnement nemen en het is de bedoeling dat het zo blijft. Het blad bestaat nauwelijks, maar ’t wordt wel gelezen, gewaardeerd, doorgegeven, verzameld. Moerman dicht de kloof tussen enerzijds de technische mogelijkheden die er bestaan om zijn werk uit te geven en anderzijds de omzeggens onbestaande kans dat het ook gebeurt. Of hij zich door de DIY-filosofie van punk laat inspireren weet ik niet en ‘k ga ’t hem ook niet vragen.
Spijtig genoeg (of juist niet) is Moerman een bescheiden man die zijn tijdschrift in een sfeer van hobbyisme dompelt (‘Ik moet dus ne dikke merci richten aan al wie in de geldbeugel is geschoten om mij toe te laten hen te laten meegenieten van mijn hobby.’ (Dagboek… VI, p 2.) En dat terwijl hij eigenlijk de persvrijheid opeist, de vrijheid om te publiceren.
Flor Vandekerckhove

Herman Moerman (1930 - 2013) heeft me wel meer geïnspireerd: ‘Wat ik van Herman Moerman geleerd heb’

(°) Peter Sloterdijk. Euro-taoïsme. Vertaald door W. Hansen. 285 pp. Uitg. De Arbeiderspers, A'dam. 1991.

zondag 25 februari 2024

Uitwaden, uitwandelen, uitwaaien, uitwieden, uitweiden

IN Twee Oneliners van de eensnarige bezemsteelbas stelde ik u al dit unieke instrument voor dat Bert voor me maakte. Dat instrument is exact wat de naam zegt: een bezemsteel waarop een snaar gespannen staat. Het geluid van de aangeslagen snaar wordt versterkt door de BIRDIE, een machientje om verliefd op te worden. Ik heb de eensnarige al aangewend bij ’t declameren van dit driezinnenverhaal, vandaag doe ik het nog eens, maar nu bij ’t debiteren van een oneliner, terwijl ik — optimistisch als ik ben — wadend de winter uitwandel. En zoals steeds: de oneliner telt 17 lettergrepen, geen kapitalen, geen leestekens. (Flor Vandekerckhove)

De winter uitwaden op YouTube
Wadend in de branding wandelen we weer de wintermaanden uit
[116]
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 24 februari 2024

Uitverkochte cinemazaal



Stop Making Sense! Net als wij aan de beurt zijn: UITVERKOCHT! Ik ga naar de mens die me eerder zijn tickets wilde verkopen, zeg dat ik me bedacht heb, wat maakt dat we de concertfilm toch kunnen zien. Uitverkochte cinemazaal! Nooit eerder meegemaakt. Ik monster het publiek dat van alle leeftijden is, mensen waarvan ik mag vermoeden dat ze weten waarvoor Talking Heads staan, waarvan ik zelfs vermoed dat velen de film niet voor ’t eerst zien. Mijn dochter zag hem als piepjonge tiener in de Gentse Studioscoop, Tania zag hem zelfs drie keer in de Oostendse Rialto. De film werd nu geremasterd en daardoor krijg ook ik de kans om hem, 40 jaar later, te zien. 
In 1984, jaar waarin Stop Making Sense uitkomt, ken ik Talking Heads niet, ik denk niet dat er iemand in mijn Gentse kennissenkring is die dat wel doet. Als wij in die tijd naar de cinema gaan is ’t naar Nineteen Eighty-Four, omdat we dat boek gelezen hebben of naar The World According To Garp om dezelfde reden. Van de eerste film hoorde je destijds te zeggen dat het boek beter was, van de tweede herinner ik me dat ik hem in Amsterdam zie, waar ik me in het marxisme bekwaam. Daar zegt iemand me dat Garp haar aan mij laat denken, ik weet niet meer of ik daar toen blij om moest zijn of juist niet.
Al wat ik later over Talking Heads leer, haal ik uit Wouter Bulckaerts Vinylpraat (°), boek waarin ik wel degelijk over de band lees, bewijzen m’n aantekeningen die hun plaats verworven hebben in het gat van mijn geheugen. En nu kijk ik die concertfilm uit.
Na afloop applaudisseert het publiek, ook dat heb ik nooit eerder in een cinema meegemaakt. Onderweg naar huis leert Tania me Talking Heads beter kennen, ze vertelt me dat het overmaatse kostuum van frontman David Byrne geïnspireerd werd door traditioneel Japans theater. Met dat oversized pak drukt Byrne uit dat het lichaam de muziek veelal vlugger begrijpt dan het hoofd dat doet; de truc met het pak toont ons die gedachte: groot lijf, klein hoofdje. Ha, ik zie dat er hier zo’n kostuum in de aanbieding staat: 93 dollar, in plaats van 199.


Stop Making Sense
. Regie Jonathan Demme. Concertfilm 1984, Talking Heads. 85 minuten. Ik zie de film op 22 februari 2024 in Lumière Brugge. Er volgt daar nog een vertoning op zondag 25 februari om 20 uur. (Veel kans dat ook die uitverkocht geraakt.)


(°) Wouter Bulckaert. Vinylpraat. 255 pp. Epo Berchem. 2020.


Flor in spoken word dient om de gedeclameerde versies van mijn verhalen/gedichten kenbaar te maken. 

donderdag 22 februari 2024

Wat zochten de Russen in dat dorpje?

Vlak naast Veules-les-Roses biedt een bunker mooi uitzicht op de almaar verder afbrokkelende kusten van Normandië. (An apple a day keeps the doctor away.) Rechts: Aleksej Bogoljoebov vindt er inspiratie voor tal van schilderijen.



Woensdag 21 februari 2023. — Tania stapt vandaag een stuk van de Wandelroute GR21, af, van de cimetière marin in Varangueville tot aan Veules-les-Roseseen dorp dat 26 kilometer verder ligt, bekend als Frankrijks mooiste. Daar wacht ik haar op.
Bij een watermolen valt me een plakkaat op, ter ere van de ‘Passage des Peintres Russes, Mouvement des Ambulants, 1867-1900’. Dan vraagt een mens zich toch af: wat komen Russen in zo’n Frans dorpje zoeken?
Die Russische kunstschilders noemen zichzelf ‘zwervers’ of ‘trekkers’⇲. In plaats van 't academisme dat hen antieke taferelen oplegt, kiezen ze voor 't schilderen van het leven zoals het is, ze slaan de deuren van de academie achter zich dicht en trekken eropuit. De Franse impressionisten doen iets soortgelijks, daar kunnen die Russen iets van leren.
Met een beurs van de tsaar trekt Aleksej Bogoljoebov van 1856 tot 1860 naar Parijs, om het onder de knie te krijgen. De Franse professor laat Aleksej niet alleen die nieuwe manier van schilderen kennen, maar ook het dorp Veules-les-Roses. De Rus is van beide onder de indruk: ‘Het was voor mij een echte revolutie! Ik bestudeerde hoe deze mensen naar de natuur keken.’
Twaalf jaar later is Bogoljoebov niet alleen een bekende schilder geworden, hij is ook een Russische ambtenaar met een luizenbaan in Parijs. Hij keert terug naar Veules-les-Roses en brengt zijn protégés Ilja Répinen Vasili Dmitrijevitsj Polenov mee. Er volgen nog Russen en op 9 juli 2005 herdenkt het dorp hen met het plakkaat dat mij tot dit stukje inspireert. Aleksej Bogoljoebov heeft niet voor niets geleefd en ik verhoop van u hetzelfde.

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be

dinsdag 20 februari 2024

Een blog, wat is dat eigenlijk?

De Laatste Vuurtorenwachter vervangt ook m’n oude kladboekjes. Die schriftjes hadden alle charmes die elitaire lezers aan ’t papieren boek toekennen. Ze hadden ook nadelen: ze lagen stof te verzamelen, waren slordig geschreven, soms onleesbaar, ik legde er al eens eentje verloren en hoe groter de stapel hoe moeilijk het werd om iets weer te vinden. Omdat ik De Laatste Vuurtorenwachter deel met lezers is de blog beter geschreven, iets weervinden doe ik met een simpele 'druk op de knop', de hyperlinks maken m’n leesnotities rijker en mezelf maken ze wijzer dan ik anders ooit had kunnen worden. En ook dit: de blog leert me hoe te schrijven in digitale tijden.


DE SCHAARS GEWORDEN paperbackeditie van The Weblog Handbook kost bij amazon.nl waarlijk 89 euro plus 15 voor de bezorging, maar voor de onuitputtelijke e-versie vragen ze daar maar € 4,50. (°) Voor de prijs moet ik het bijgevolg niet laten. Inmiddels heb ik het al uit. In 't jaar waarin Rebecca Blood dat boekje schrijft (2002) schat ze het totaal aantal blogs op een half miljoen; geen idee hoeveel het er nu zijn. Iets geleerd? Welzeker.
De weblog, pas ontstaan in 1994, is voor alles een digitaal instrument dat gebruik maakt van de mogelijkheid om op in ’t wereldwijde web van het ene document naar een ander te springen, in de terminologie: linken. ’t Is iets wat ik met deze blog ook wel doe, maar dat linken de essentie van een blog is, is een krasse uitspraak. Verder in het boek zegt Rebecca Blood zelfs resoluut: ‘Ik zou zelfs zo ver gaan te zeggen dat als je niet naar het primaire materiaal linkt wanneer je naar literatuur verwijst je geen weblog bijhoudt. Zelfs als je dagelijks post.’ En ook: ‘Het zijn de links die het doen, zij creëren een transparantie die met geen enkel ander medium mogelijk is. En het is de link die de weblog onderscheidt van een soort schrijven dat gewoon uit de oude media naar het internet is overgeplant.’  Zo'n posts zonder links noemt de auteur 'online journals'. 
Rebecca Blood onderscheidt drie soorten weblogs. 
1. FILTERS. Zo’n blog laat geen eigen verhalen zien, tekst bestaat uit enkele zinnen die je voorbereiden op wat de post je wil tonen, de blogger zegt: dat is wat ik op ’t internet gevonden heb, je moet daar echt eens naar kijken. De post dient exclusief om te wijzen naar wat zich elders op ’t net bevindt. Wie naar het archief van rebecca’s pocket⇲ kijkt, ziet meteen wat ze bedoelt. Wat daar staat is niet te vergelijken met de blog die u nu leest. De eerste blogs, zegt Rebecca, waren allemaal van dat filtertype. Ze beantwoordden aan een behoefte om in het almaar uitdijende internet de weg naar interessante plekken te vinden. Omdat er zoveel te ontdekken was, werden de blogs snel aangevuld, soms meer dan eens per dag.
2. BLOGS. Een tweede soort noemt Rebecca Blood gewoonweg BLOGS, da’s wel een verwarrende naam, vind ik, ze had beter DAGBOEKEN gezegd: ‘Korte teksten en het onderwerp is ‘t dagelijks leven van de schrijver, met links die ondergeschikt zijn aan de tekst. (…) Als er links worden opgenomen, lijkt dat bijna als bijzaak. Die links zijn veelal verwijzingen naar de definitie van het woord. Dit soort sites domineerden medio 2000 het webloguniversum.’ Een voorbeeld maakt het duidelijk, 't zijn dagboeknotities: Scripting News
3. NOTEBOOKS. Soms persoonlijk, soms gefocust op de buitenwereld, Ze onderscheiden zich van de tweede soort doordat ze langere stukken te zien geven, soms verhalen. Teksten zijn korter dan een essay en langer dan die in de tweede soort blog, ze zijn ook beter geredigeerd. De links zelf spelen een strikt ondersteunende rol. Dat is wat De Laatste Vuurtorenwachter doet: een blog als persoonlijke creatieve ruimte. De Laatste vervangt enerzijds de gelijknamige column die ik vanaf 1988 in Het Visserijblad schreef — er is hier dus ook wel sprake van een 'oneliner journal' — anderzijds vervangt deze blog ook de notitieboekjes die ik in pre-internettijden placht bij te houden. ’t Is geen toeval dat het label ‘leesnotities’ een van de meest voorkomende items van mijn blog is: wat vroeger in schriftjes — notebooks — terechtkwam, komt nu in de blog, waarbij ik dankbaar gebruik maak van het fenomeen hyperlink, in dit eigenste stukje zeven keer. 't Is waar dat ik binnenin typische handpalmverhalen (die ook eerst in deze blog terechtkomen) zo'n links probeer te mijden, omdat de kracht van het 'super korte' erdoor dreigt verloren te gaan, maar dat los ik al eens op door in de titel een link toe te voegen die naar een gedeclameerde versie van het verhaal leidt, een YouTubevideo waarop je me hoort spreken, soms ondersteund door muziek, veelal met (bewegende) beelden; ook hier maak ik dus gebruik van wat blogbepalend is: de hyperlink. Wat Blood over essays zegt is waar: speciaal voor publicatie in De Laatste creëerde ik een apart genre, het mini-essay, essay-achtige tekst die korter is dan wat een essay normaliter te zien geeft. Deze soort weblogs, zegt Rebecca Blood, is sterk gegroeid sinds de introductie van Blogger in 1999, veelgebruikte gratis service voor het updaten van posts; ’t is ook van Blogger dat ikzelf voor deze publicatie gebruik maak.
Flor Vandekerckhove

(°) Rebecca Blood. The Weblog Handbook. Practical Advice on Creating and maintaining Your Blog. 2002. Perseus Publishing. 208 pp.
De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

maandag 19 februari 2024

Lezen op het scherm / Schrijven voor het scherm

Deze digitaal gemaakte collage dient alleenlijk om u naar een diepe lezing van onderstaand essay te lokken. (De tekeningen komen uit Giants of the Earth, SF-verhaal van Capt. S.P. Meek uit 1931. [ComicBooks+]) 


DE AMERIKAANSE Maryanne Wolf waarschuwt tegen het ‘alleen nog op een scherm lezen': ’Wie alleen op schermen leest, wordt minder empathisch’. (°) En ook: ‘Leer kinderen diep lezen, dan worden ze authentieke, autonome mensen: de beste buffer tegen demagogen.’ Je zou bijna vergeten dat Hitler uit de tijd van het papieren boek stamt.
Wolf vindt het belangrijk om ‘diep’ in een tekst te gaan, iets wat moeilijk wordt als je scrolt. Wat ze zegt is uiteraard juist, maar er zijn ook mensen die dat niet zo erg vinden, Alessandro Baricco bijvoorbeeld: ‘‘Het idee (…) dat je diep moet gaan op dat wat we bestuderen, tot we de essentie ervan bereiken, is een mooi idee dat aan het uitsterven is; daarvoor in de plaats komt de instinctieve overtuiging dat het wezen der dingen niet een punt is maar een baan, dat niet in de diepte verborgen zit maar over de oppervlakte verspreid ligt, dat het niet binnen in de dingen schuilt, maar zich vertakt aan de buitenkant ervan, waar ze daadwerkelijk beginnen, dat wil zeggen overal.’ (°°)
Veel van wat Maryanne Wolf zegt is interessant voor de internetschrijver die ik wil zijn, producent van e-literatuur. Lezen in het digitale tijdperk is inderdaad anders dan toen we op papier lazen. Wolf doet daar onderzoek naar: ‘De milliseconden die we onderbewust gebruiken om dieper in een tekst gezogen te worden, hebben we niet als we op schermen lezen. We scrollen naar het volgende, bladeren en wieden in het woud van informatie dat rondom ons woekert.’ En ook dit is interessant: ‘Diep lezen is in principe ook mogelijk op een scherm, maar het vereist een zeldzaam bewustzijn van de lezer.’ 
Daar voeg ik aan toe: ‘En van de schrijver’. Sinds ik eind 2013 beslist heb alleen nog digitaal te publiceren, denk ik in de praktijk na over literatuur op ’t scherm. Een blogpost is inderdaad anders dan een column op papier, een verhaal op een digitale drager moet anders zijn dan soortgelijk verhaal op papier, een digitale auteurslezing verschilt van soortgelijke lezing in een zaal… Internetschrijvers moeten de valkuilen van het digitale schrijven/lezen kennen en manieren vinden om die te ontwijken, Omgekeerd ook, ze moeten de extra’s van het digitale benutten, en alzo het schrijven/lezen verrijken. (°°°) Zelf ben ik ervan overtuigd dat we terzake nog een lange weg te gaan hebben, zowel schrijvers als lezers.
’t Is inderdaad iets wat zowel schrijvers als lezers moeten leren en voor mijn generatie is ‘t wellicht te laat, voor lezers van mijn generatie zijn teksten alleen maar interessant als ze er eerst kunnen aan ruiken. De moeite die ik terzake doe wordt door hen niet altijd beloond; dat komt, denk ik, doordat we in een overgangstijd leven. Lezers doen, zoals Wolf zegt, op een scherm nauwelijks moeite om zich in de daarvoor nochtans geschikt gemaakte tekst te verdiepen. Ik doe het bijgevolg in de eerste plaats voor mezelf: welke verworvenheden van een op geletterdheid gebaseerde cultuur kan ik meenemen naar dit nieuwe tijdperk? Hoe benut ik de extra's van het digitale. (°°°°) Zelf vind ik dat onderzoek tig keer boeiender dan het papieren kermiscircuit waar zoveel collega-auteurs blijkbaar graag in toeven.
Er is een detail dat mij treft. Maryanne Wolf citeert Proust: ‘Literatuur is het vruchtbare mirakel van communicatie dat plaatsvindt in eenzaamheid.’ Zelf hoor ik op YouTube Stephen Elliott zeggen: ‘Schrijven is de drang om te communiceren terwijl je de drang voelt om alleen te zijn.’ Proust is een man van het papieren boek, Elliott daarentegen tekent, als filmer en als essayist, zeer present op ’t internet. Toont Eliotts uitspraak niet dat de verworvenheid van Proust naar het digitale tijdperk kan meegenomen worden? 
Diep op de problematiek ingaan? Kijk naar deze YouTube-film⇲. Als ge daarvoor de tijd niet hebt, kijk dan tenminste naar deze video. Of luister naar een podcast waar Wolf over ‘digitaal lezen’ spreekt: ‘Onze soort bevindt zich opnieuw temidden van een communicatietransitie. Even belangrijk als voorgaande transities, zoals deze van een niet-orale naar een mondelinge communicatie of van een orale cultuur naar een gebaseerd op geletterdheid. De huidige transitie is er een van een op geletterdheid gebaseerde cultuur naar een digitale.’ 


(°) In de DS-reeks ‘Zieners’. Maryanne Wolf. In De Standaard, 10 februari 2024. Maryanne Wolf schreef Reader, Come Home: The Reading Brain in a Digital World. 277 pp. Uitg. Harper. 2018. Andere vorsers die zich over het e-lezen buigen: Niels Bakker. Digitaal lezen — Doen we het al. (2010); Nicolas Carr. The Shallows: What the Internet is Doing to our Brains. (2011); Naomi S. Baron. Words onscreen: The Fate of Reading in a Digital World. Oxford University Press. (2015). Vorsers die er de positieve kant van onderzoeken: Adriana Bus en collega’s. The Promise of Multimeida Stories for Children. (2006); Dan Hastler-Forrest; Transmedia: Verhalen vertellen in het digitale tijdperk. Amsterdam University Press. (2013); M. Perloff. Unoriginal Genius: Poetry by Other Means in the New Century. University of Chicago Press. (2011).
(°°) Alessandro Baricco, De barbaren, De Bezige Bij, 2012, 237 blz.
(°°°) Internetschrijvers die bewust met het probleem bezig zijn: dichter Tonnus Oosterhoff, met bewegende gedichten op zijn website; auteurs die al lang met het digitale experimenteren: Stuart Moulthrop (Victory Garden, 1992), Michael Joyce (Afternoon, 1990), 
Patchwork Girl van Shelley Jackson, en Figurski at Findhorn on Acid van Richard Holeton; 't zijn verhalen waarbij de lezer de verdere gang bepaalt, hyperlinks leiden naar de mogelijkheden. Een lange lijst met auteurs, critici en werken van elektronische literatuur. Hier staat veel theorie over hyperteksten daar misschien nog meer. 
(°°°°) Ik wil niet per se een specialist van de hyperlink worden, ik heb ook ’t geld niet om de daarvoor ontworpen hulpmiddelen als Storyspace en Tinderbox⇲ in huis te halen, ik pak die beperkingen aan door me op extreem korte verhalen te richten, minder complexe teksten dan bijvoorbeeld een roman of een scenario.

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.)liefkemores@telenet.be.

zondag 18 februari 2024

Een ongeluk komt nooit alleen

LAVA is een van de 200 driezinnenverhalen die ik aan ’t schrijven ben. Bij het declameren van LAVA laat ik me begeleiden door de drummer van GarageBand. De gif in het YouTubefilmpje is van Joel Remy, ik vond hem op GifService

Lava op YouTube
[838]
Lava — Doordat hij te dicht bij de kachel zat, vatten zijn knieën vuur. Naar de keuken lopend om zijn knieën te blussen, stak hij onderweg heel het huis in de fik. In de keuken ontstond een kratertje waaruit een lavastroom vloeide dat dezelfde dag nog heel het land van de kaart veegde. (
Flor Vandekerckhove)

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.): liefkemores@telenet.be.

zaterdag 17 februari 2024

Zo vond ik uiteindelijk tóch Sokètje

Klasfoto van de 2de Latijns-Griekse klasse b, 1965-66, in het college van Oostende. Bovenaan van Links naar rechts: Daniël Crabeels, Alexis Ghys, Ronald Dufait, Robert Eggers, Johan Decramer. Onderaan van links naar rechts: José Lermyte, Dirk Van Buren, Paul Van Huele, Wilfried Vandenbussche, Wilfried Cafmeyer, Patrick Moenaert. Klastitularis Dennis Beel. (Met dank aan Jef Passchyn voor de foto.)


VIJF JAAR GELEDEN start ik een queeste, ik ga op zoek naar een jeugdmakker, jongen die meer dan een halve eeuw geleden kort in Bredene komt wonen. Al wat ik heb is een bijnaam, Sokètje, en een herinnering: toffe kerel. Er komt een kleine doorbraak wanneer diens oud-klasmakker Daniël Crabeels een naam ophoest, Decraemer en een vermoedelijke voornaam, José. Ik surf heel ’t internet af, langdurig en intens, maar José Decraemer blijft onvindbaar. Verleden maand wil ik de queeste afronden en in een blogpostverzamel ik alles wat ik in al die tijd te weten ben gekomen: omzeggens niets. 
Je weet: als de nood het hoogst is… De redding heet in dit geval Jef Passchyn die een schoolpalmares uit 1964-65 opdelft. (°) Daarop staan namen van jongens die in ’t college van Oostende de derde Latijns-Griekse klasse afronden, inclusief een Johan (niet José) Decramer (niet Decraemer). De vergissing van Crabeels valt te begrijpen: Decraemer komt heel veel voor, Decramer is zeldzaam. En Johan wordt mettertijd gemakkelijk José.
Vanaf dan is het gemakkelijk, althans voor Passchyn die het telefoonnummer van Johan Decramer (°1948) opsnort. Ik bel en herken meteen Sokètjes stem. Mij herinnert hij zich niet en hij aanhoort mijn vertelling met onverholen wantrouwen. Dat wantrouwen heeft, zegt hij, met ’t internet te maken: ‘Ik haat de sociale media!’ Ik vraag hem of hij anderen herkent op de groepsfoto’s die ik hem doorstuur: ‘Ik herken niemand.’ Ik vraag hem om een recente foto: ‘Liever geen foto.’ 
Het contact verloopt moeizaam. Mailverkeer zit Johan Decramer duidelijk niet in de vingers en ik heb ook het vermoeden dat Sokètje meer indruk op ons gemaakt heeft dan wij op hem. Neen, hij herinnert zich niet dat we hem Sokètje noemden: ‘Ik vermoed dat ik in mijn onnozele ‘puberklaps’ over een nachtlampje verteld heb. Komt dat Sokètje daarvandaan? Ik weet het niet. Misschien heeft het met paarden te maken, ooit droeg ik de bijnaam Calo, wat stalknecht betekent, omdat ik als manneke van 12-13 bij mij thuis veel in de manège vertoefde en ook veel te paard reed.’ Daar voegt hij fijntjes aan toe: ‘Als de Brèningenaars mij meer met Johan aangesproken hadden had je me gemakkelijker gevonden.’ Ja, dat is waar. Over zijn verblijf in Bredene zegt hij nog: ‘Ik heb maar anderhalf jaar in ’t college van Oostende schoolgelopen. Mijn laatste jaar heb ik in ’t atheneum van Roeselare afgelegd. Dus heb ik ook maar anderhalf jaar in Bredene verbleven, bij mijn groottante langs moederszijde, ze was ook mijn doopmeter. Ik begrijp dat het voor jullie overkwam alsof ik zomaar opeens verdween, maar voor mij was dat logisch, Bredene was tijdelijk, 't was een passage.'
Na ‘t middelbaar studeert Johan Decramer in Gent bedrijfspsychologie en daarna werkt hij ‘in de centrale diensten van een grote organisatie’. Ik stel nog wel vragen, hij belooft te antwoorden: ‘Ik beperk mij wel tot feiten en cijfers, Mijn diepste hartroerselen, waarnaar je lijkt te hengelen, krijg je niet, het lijkt te veel op Facebooktoestanden en consorten.’  
Op die antwoorden wacht ik nog. Feit is: Paul Jambers zou met zijn vragen —  wie is hij, wat doet hij, wat drijft hem? — aan Johan Decramer een zware dobber hebben. Mocht iemand er nog aan twijfelen: neen, Johan heeft geen FB-profiel.


(°) Jef Passchyn, die de Oostendse collegejaren 1960-1969 aan ’t reconstrueren is, vindt ook een foto. Daarop zien we de jongens van de tweede Latijns-Griekse klasse in 1965-66. Ik plaats de foto in hoofding.


De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be

vrijdag 16 februari 2024

Introductie van de eensnarige borstelsteelbas

DE ONELINER van de  bezemsteel is een van de 100 poëtische oneliners die ik aan ’t schrijven ben; eigenlijk twee, ’t is een dubbele. Die oneliners zijn oefeningen in bondig schrijven, iets wat een internetschrijver goed moet leren doen, de spanningsboog van de surfende internetlezer is immers kort. De oneliners maken deel uit van een zoektocht naar geschikte literaire vormen voor ’t internet. En ’t zijn oefeningen, vergelijk ze met piano-oefeningen van de pianist, kleiwerkjes van de beeldhouwer, ’t schetsboek van de tekenaar; ik doe het om de stiel — schrijven op 't internet — goed in de vingers te houden. 
Mijn poëtische oneliners zijn altijd één lijn, 17 lettergrepen, geen leestekens, geen kapitalen. De oneliner komt uit het niets en verdwijnt daar ook weer in. 


Twee oneliners van de bezemsteel

op YouTube

www.youtube.com/watch?v=JmlP2YnIJdU

[284]


* van een oude bezem en een nieuwe snaar maakt hij een bassigaar 
* een houten steel en een gespannen snaar worden zo een bassigaar


De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel: in dit geval ‘200’, dan begrijp ik het wel.)

donderdag 15 februari 2024

Veel onbekende kanten van Joan Baez en ook eentje van Patti Smith

Links Joan Baez tijdens een optocht van de Afro-Amerikaanse burgerbeweging. Links van haar James Baldwin, rechts James Forman. (Uit de documentaire film Joan Baez: I Am a Noise. (Foto: Matt Heron/Magnolia Pictures.) Rechts Patti Smith en Joan Baez, vriendinnen.


DE DOCUMENTAIRE Joan Baez: I Am a Noise (°), volgt de intussen 83-jarige singer-performer op haar afscheidstournee; tussendoor komt de filmploeg bij haar thuis, waar Baez het bilan van haar leven opmaakt. We komen veel te weten over dit icoon van de sixties, lichtend voorbeeld voor wie door die tijd gegrepen werd, zeker voor wie er de geuzennaam soixantehuitard aan overhoudt.
Bepalend voor de richting die de film uitgaat is een bergplaats waarin de filmmakers vrij toegang krijgen. Daar heeft Joans moeder omzeggens alles over haar beroemde dochter bewaard: dagboeken, tekeningen, brieven, audio-opnames van therapiesessies en psychiatrische verslagen waarvan Joan zelfs het bestaan niet wist. We ontdekken Joans tekentalent, we vernemen veel over de even intense als problematische verhouding tussen de drie getalenteerde zussen. En er is het geheim dat misschien wel in Joans onderbewustzijn sluimert, dat misbruik laat vermoeden, iets wat in die film onduidelijk blijft, maar dat haar, en haar jongere zus, wel met een getormenteerd leven opzadelt en de twee vrouwen uiteindelijk richting therapeut drijft. De nu als single levende Baez vertelt onomwonden over haar mannen, concluderend dat ze beter in een verhouding van een tot 2000 functioneert dan in een verhouding van een tot een. De getuigenis van haar zoon, die deel uitmaakt van haar band, bevestigt dat.
’t Is veel om in één film te vatten: singer-performer, activiste, vrouw, dochter, moeder, lover, een periode die tachtig jaar beslaat… Vooral omdat veel ervan, in ’t geval van Baez, een aparte, volledige film kan dragen.
Nog voor de documentaire goed en wel van start gaat, word ik al gegrepen door een mededeling: Executive Producer Patti Smith. Ook omdat ik niet goed weet wat een uitvoerend producentis/doet, zoek ik 't op. Surfend over ’t net kom ik op een plek die me inleidt in de mij tot hiertoe onbekende betrokkenheid van Patti bij de filmwereld, als componist, acteur, scenarioschrijver, verteller, regisseur en dus ook als uitvoerend producent, bijvoorbeeld van deze docu over 
Joan Baez, haar vriendin en voorbeeld.
Twee Grand Old Ladies, Joan Baez en Patti Smith! Ik rond af met een quote van die laatste: ‘When I was younger, I felt it was my duty to wake people up. I thought poetry was asleep. I thought rock 'n' roll was asleep.’
Flor Vandekerckhove

(°) Miri Navasky, Maeve O’Boyle , Karen O’Connor. Joan Baez: I Am a Noice. 113 minuten. Mead Street Films. USA. 2023. Zelf zag ik de film op 13 februari 2024 in Lumière Brugge.

De digitale publicaties (pdf en EPUB) van De Lachende Visch zijn gratis. 
Mail erom (en vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.