zondag 28 april 2019

Onze makker Roland Vanmassenhove overleden

— Wijlen Roland Vanmassenhove (†27 april 2019). De foto dateert vermoedelijk van 1966-67 —


In Het Laatste Nieuws lees ik hier zojuist dit bericht: 'Een 68-jarige wielertoerist is zaterdagmiddag [27 april] overleden toen hij met vrienden een ritje aan het maken was in Ramskapelle (Nieuwpoort).  De man uit Bredene was met verschillende vrienden aan het genieten van een ritje in het Polderlandschap. In de Hemmestraat in Ramskapelle, vlakbij de IJzerdijk en de IJzer, voelde hij zich iets na 15 uur plots onwel worden. De man kwam ten val en bleef roerloos liggen. Zijn vrienden schoten hem meteen ter hulp en verwittigden ook een ambulance en MUG. Zij waren snel ter plaatse maar de MUG-arts kon enkel nog zijn overlijden vaststellen. Alhoewel hij bij de val lichtgewond raakte stierf de wielertoerist volgens de arts toch een natuurlijke dood. Zijn vrienden reageerden aangeslagen en de politie wachtte nadien de zware taak om zijn familie op de hoogte te brengen. De brandweer kwam ter plaatse met een tent. Het slachtoffer is de 68-jarige Roland Massenhove uit Bredene. Hij was een actief clublid van wielerclub WD Breduinia. Daar wordt verslagen gereageerd. “WD Breduinia is in diepe rouw. Deze middag is ons clublid Roland Vanmassenhove onwel geworden tijdens de zaterdagnamiddaguitstap en is kort daarna schielijk overleden. Wij betuigen ons diep medeleven met de familie en wensen hen veel sterkte toe in deze moeilijke dagen”, staat te lezen op hun Facebookpagina.’
Roland Vanmassenhove (° 2 januari 1951 - † 27 april 2019) was een jeugdvriend en hij was ook een trouwe lezer van De Laatste Vuurtorenwachter, hij reageerde er ook vaak op. Zijn naam en/of beeltenis komt meermaals voor in de stukjes over het verleden van de wijk. Over Roland verneemt u meer in onderstaande blogposten. Laat deze opsomming mijn manier zijn om van mijn medeleven te getuigen. (Flor Vandekerckhove)

Geef me je zin

In de weekendeditie van NRC Handelsblad staat een interview met mijn lievelingsschrijver A.L. Snijders. Man man man, kan die schrijven! Daar doe ik mijn hoed voor af.
In mijn verhalen probeer ik die mens te evenaren. Misschien moet ik me zelfs een epigoon noemen, een navolger; iets wat ik me hier eerder al afgevraagd heb. In dat stukje schrijf ik: Ik vermoed dat het hard zoeken is naar schrijvers die zich graag navolger horen noemen, maar zelf heb ik geen bezwaar. In de pikorde van het schrijversgild sta ik helemaal onderaan. In de wielrennerij zou ik een kermiscoureur zijn, in de bouw een klusser, in de politiek een trotskist … Een mens moet zijn plaats kennen en daar moet hij er het beste van maken.’
A.L. Snijders is op ’t moment van dat interview een stukje aan ’t voorbereiden: ‘[Dat] gaat over een onlangs overleden vriendin van hem. De eerste zin heeft hij alvast: „Het vrolijke meisje bleek tot haar schrik geboren te zijn in een streng gereformeerd milieu”. Hij heeft ’m zomaar opgeschreven, zonder gedachten vooraf, omdat hij zijn ZKV’s tegenwoordig schrijft volgens een nieuw procedé: de min of meer willekeurige eerste zin trekt de rest van het stukje voort. „De eerste zin moet alles baren”, zegt hij (…) „Ik bedoel daarmee dat ik nog geen idee heb waar dat stukje over moet gaan. Ik wil alleen de eerste zin hebben en die moet het doen voor de rest”. (°)  
Nu wil ik met u iets soortgelijks proberen doen. Daarom formuleer ik een oproep: geef me je zin en ik bouw er een verhaal rond. ik beschouw het experiment als een softe versie van écriture automatique, gecombineerd met een zachte vorm van het cadavre exquis.
Stuur me een zin op en ik ga ermee aan de haal. Niet dat het daarom de openingszin wordt, al wat ik op voorhand weet is dat uw zin in het verhaal zal voorkomen. Die zin mag van u zijn of van uw kleindochter; hij mag uit de diepste krochten van uw imaginatie komen, maar u kunt hem ook in ’t wilde weg uit de krant plukken; hij mag lang zijn of kort; getuigen van filosofische diepgang of van het vuil van de straat.
Stuur die zin op naar florvandekerckhove@telenet.be en ik ga ermee aan de slag. Dat kan vlug gaan, maar ’t zou ook kunnen zijn dat het enige tijd duurt voor ’t zover is; feit is dat de zin een verhaal zal baren. Zodra ik er klaar mee ben breng ik u op de hoogte van ‘t resultaat.
Ik ben benieuwd en verhoop van u hetzelfde.
Flor Vandekerckhove

 (°) Geciteerd uit A.L. Snijders: ‘Het verdriet stijgt tot aan de neus’, een interview in NRC Handelsblad met A.L. Snijders door Tommy Wieringa, 27 april 2019. (ZKV staat voor zeer kort verhaal.)

vrijdag 26 april 2019

De oogst van Pasen 2019

Telkens ik uit de Franse Languedoc naar huis terugkeer, breng ik de aldaar door mij bijeengeharkte oogst mee. De lente van 2019 is trouwens bijzonder vruchtbaar gebleken. In mijn mandje: een podcast, een roman en vier korte verhalen; alles geïnspireerd door het Franse bergdorpje waar ik al 27 jaar naartoe trek. Sta me toe dat ik ook u erheen leid. We beginnen met de korte verhalen:
- - in Dieren en hun manieren vertel ik over mijn inspanningen om de slangenfamilie Couleuvre uit mijn vakantiewoning weg te houden;
- - ’t is niet omdat een mens zich 1100 kilometer ver terugtrekt dat de Oostendenaars hem niet weten te vinden. In Roland ereburger! gaat het over een telefoontje dat ik daar uit Oostende ontvang (nog een geluk dat ik de telefoon nooit opneem);
- - weet u overigens dat mijn vriendin en ik ons daar ooit over een kat ontfermd hebben, een echte bergbeklimmer? U leest er alles over in Een kat genaamd Peune;
- - zo’n verblijf in Vabre mag idyllisch zijn, toch blijft het dorp niet gespaard van politieke kwesties. Ik sprak er onlangs over met coiffeuse Vanessa en met Jules, de Vlaamse uitbater van de camping du Roussy. Al pratend hebben we samen de politieke crisis bezworen.
- - Mag ik nu om uw onvoorwaardelijke aandacht vragen? Aandacht! Aandacht! Sinds enkele weken is De Laatste Vuurtorenwachter niet alleen een blog, maar ook een podcast. Daar vallen inmiddels al twintig stukjes te beluisteren. Zoals het verhaal ‘Erger dan een café zonder bier’, dat ook over Vabre gaat. U wordt ernaartoe geleid als u hier klikt. 
- - Aan dat laatste verhaal kleeft een voorgeschiedenis. Die beschrijf ik in een gothic roman. Schrik niet: ’t gaat niet over een turf van 300 bladzijden. ’t Is een ultrakorte van 11 pagina’s; in één stoelgang leest u heel dat boekje. U kunt het, net als alle andere producties van De Laatste Vuurtorenwachter, gratis verwerven. (Erom mailen doet u naar florvandekerckhove@telenet.be)
En zeg nu, ter afronding, luidop samen met mij: zelden heeft een schrijver zijn publiek zo intens vertroeteld.

Flor Vandekerckhove


donderdag 25 april 2019

Politieke crisis bezworen


— Links: Françoise Pons, de nieuwe burgemeester van Vabre, omgeven door enkele raadsleden. Rechts: De Laatste Vuurtorenwachter en Jules van camping Le Roussy. —

Het is coiffeuse Vanessa die het me meedeelt. Tijdens mijn afwezigheid heeft zich in het bergdorpje een politieke aardverschuiving voorgedaan. Sta me toe dat ik het drama voor u samenvat, het gebeuren heeft de berichtgeving in de lage landen niet bereikt.
Op 13 januari meldt de krant La Dépêche dat de burgemeester onverwachts ontslag neemt. Hij pikt het niet dat de raad hem bij een stemming in de minderheid stelt. En zo komt het dat Vabre, waar men me kent als 'le Belge', onverwachts zonder burgervader zit.
Terwijl ze met vaardige vingers shampoo aanbrengt instrueert Vanessa me in de wetmatigheden van de Franse gemeentepolitiek. Om een nieuwe burgemeester aan te duiden moet de raad voltallig zijn. Dat is niet langer het geval, een van de raadsleden heeft het tijdelijke voor het eeuwige gewisseld en ook de ontslagnemende burgemeester laat zich niet meer zien. Vabre moet bijgevolg weer naar de stembus. 673 stemgerechtigden zoeken in tussentijdse verkiezingen naar twee nieuwe raadsleden, iets wat pas in de tweede ronde lukt. Op 12 april komt de nu weer voltallige raad bijeen en voor het eerst duiden de Vabrenaars een vrouwelijke burgemeester aan: Françoise Pons (68). Het onheil is afgewend, de crisis bezworen, de orde hersteld, het gat gevuld. Vanessa heeft het volste vertrouwen in de nieuwe burgemeester, ze is een van haar klanten. (De vorige was omzeggens kaal.)
Gerustgesteld en geföhnd trek ik van Vanessa naar Jules, een landgenoot die daar de camping La Vallée du Roussy uitbaat. Ge moet hier zeker eens kijken en ge zult toegeven: veel dichter bij de natuur kunt ge niet komen. En hij staat te koop, de camping, Jules (°1952) wil op zijn oude dag eigenlijk alleen nog maar gaan vissen. Ongelijk geef ik hem niet, maar toch wijs ik hem er op dat hij een jaar jonger is dan Françoise die zich op haar achtenzestigste niet te oud voelt om de last van het burgemeestersambt te torsen. Dat maakt op Jules geen indruk omdat hij de politieke crisis aan zich voorbij heeft laten gaan. Sinds hij Vlaanderen in 2009 voorgoed achter zich gelaten heeft, valt de politiek bij hem als druppels water op een koude steen. Wat niet belet dat hij tijdens ons gesprek de naam van Anuna De Wever laat vallen; een fenomeen waar zelfs op deze verafgelegen idyllische plek niet naast te kijken valt. Lang zal Anuna leven! En Françoise Pons ook! En Jules! En ik! In de gloria!
Flor Vandekerckhove

dinsdag 23 april 2019

Alle Oostendse rockers in één boek (°)


— Links, vooraan ceremoniemeester Manu Debruyne, zittend auteur Frank Vermang, verder Bieke Brouckaert en Katrien Corveleyn. Rechts: Tania Menu en Frank Dubbe. —

’t Eerste wat een mens opvalt is de indrukwekkende kaft, waarin kenners de hand van Flap herkennen. En omdat ‘t een harde kaft is denk je meteen ook aan de uitdrukking ruwe bolsters blanke pit. Want zo worden rockers graag omschreven, aldus het cliché.
In 314 bladzijden verenigt & vereeuwigt Frank Vermang de Oostendse scene, van 1955 tot heden. Heden mag je letterlijk nemen, want de auteur plaatst er pas op 29 maart een punt achter en de boekvoorstelling gaat al door op 20 april. De tijd waarin de letters eerst in lood gezet moesten worden ligt ver achter ons.
Van Vermang heb ik eerder al een boek gerecenseerd. In No future in Ostend heb ik het over diens biografie van Frank Dubbe, een alhier ter stede wereldberoemde rocker. Spijtig dat Dubbe in het nieuwe boek weer centraal staat, want dat levert alleen maar meer van hetzelfde op. De auteur vermeldt nochtans zelf een aantal alternatieven, het muzikale geslacht Feys bijvoorbeeld dat met grootvader Freddy, vader Serge en zoon Louis een indrukwekkende leidraad aanreikt. Een gemiste kans.
Ik lees iets over mijn jeugdvriend JP, verder gaat het over The Swallows, de Chèvre Folle, Marcel Velo, Paul Couter, pianist Jean-Jacques, de Folk, Preuteleute, Ines Defurne, Danny Bossaer … De kracht van het boek is ongetwijfeld dat alles & iedereen erin voorkomt; het heeft de potentie van een referentiewerk.
Vermang duidt ook regelmatig de tijdgeest. Dat Mei 68 daarbij onvermeld blijft, zegt iets over de Oostendse muziekscene, want je moet je in die tijd echt wel ver wegsteken om daar niet door beïnvloed te worden. Staat de volumeknop in het provinciale Oostende zo hoog dat het straatlawaai uit de grote steden er niet te horen is? En dat The Bunch een Portugese doorbraak mist doordat de Anjerrevolutie ‘helaas’ uitbreekt en ‘de grenzen dichtgaan’ is merkwaardig, vooral omdat ikzelf die grens wél weet te passeren om me in Lissabon enthousiast in het Processo Revolucionário Em Curso te gooien. Kon ik zingen, ik had er een hit gescoord!
Laat me afsluiten met een kleine onthulling. Op bladzijde 202 vermeldt Vermang een Oostendse croupier die zich aan de blackjack tafel laat vervangen omdat ze uitgeslapen een optreden van de Red Hot Chili Peppers wil meemaken. Later verneemt ze dat de gepeperde mannen tijdens haar afwezigheid een paar uur aan die tafel hebben doorgebracht. Tania Menu, die zich heeft laten vervangen, zit hier naast me in de sofa. Haar vervanger, Frank Vandekerckhove (geen familie), leest tegelijk met u dit stukje. Van hem verneemt Tania overigens ook dat Flea, de Peppersbassist, hem een vraag gesteld heeft: ‘Where can I get a good blowjob ‘round here, man?’ Dat kan geen probleem opgeleverd hebben, met de Van Iseghemlaan vlak om de hoek.
Flor Vandekerckhove


P.S.: Op boek en recensie kwam er inmiddels een uitgebreide reactie binnen: u leest hem daar.


(°) Frank Vermang. Oostende Rock&Roll. De geschiedenis van de Oostendse muziekscene via het leven van Dubbe. Oostende, 2019. 314 pp. 18 €. Bestellen in de boekhandel (ISBN 978-94-6345-612-8 / NUR 662) of via oostenderockt@gmail.com.

zaterdag 20 april 2019

Alles wat u altijd al had willen weten, maar nooit durfde te vragen, over de voorhuid van Christus

— De eerste bunjeejumper. —   
Vooral nonnen schijnen er iets mee te hebben. Straf is het verhaal van Catherina van Sienna die de voorhuid van Christus om haar vinger draagt. De Weense Agnes Blannbekin heeft de voorhuid van Christus 99 keer op haar tong gevoeld… In Europa hebben 18 kerken zo’n stukje voorhuid; ook de Antwerpse kathedraal had er een, maar dat is tijdens de Beeldenstorm↗︎ verdonkeremaand. Journalist Raf Sauveller denkt dat het zich nu in Toscane bevindt. De Antwerpse burgemeester heeft de Raf toevertrouwd dat hij zijn voorhuid graag terug zou krijgen. Of hij daarin slaagt is onzeker, want er zijn katholieke geleerden die beweren dat Christus zijn afgesneden voorhuid weer ter hemel meegenomen heeft. Daar voegen ze aan toe dat die thans deel uitmaakt van de hostie.
Het Sancta Sanctorum in Rome is naar verluidt de heiligste plek ter wereld. Het gebouw herbergt onder meer een ark gevuld met heiligheden. Bezoekers krijgen de inhoud nimmer te zien, maar in 1902 heeft men de kist even geopend voor onderzoek. Koen Peeters (°) vermeldt de inventaris: 
‘(…) kruisen en cibories, borduurwerkjes, miniaturen, stukjes goud, zilver en email. Ook de schedels van Petrus en Paulus waren hier (…) stukken van het Heilig Kruis, een doorn, een stukje spons, de sandalen van Jezus, moedermelk van Maria, de lans van Longinus, etensresten van het Laatste Avondmaal, visgraten van de wonderlijke vermenigvuldiging van brood en vissen. Zelfs een deel van Christus’ voorhuid.’

(°) Jaarlijks organiseert de Radboud Universiteit in Nijmegen een Frans Kellendoncklezing ter nagedachtenis van de in 1990 overleden katholieke auteur met die naam. Dit jaar is het Koen Peeters die de lezing uitspreekt. Ik lees er een fragment van in DS van 22 februari en het inspireert me tot het schrijven van dit verhaal dat ik u schenk als een soort paasei.

vrijdag 19 april 2019

Een kat genaamd Peune


— Links: boven op de Bau del Poun kijk je uit over het dorp. Aan de andere kant, tegen de flank van de Puèg del Borion zie je ons huisje liggen (pijl). Rechts: de kitten Peune. Vergis je niet, het katje is een doorzetter. —

In Vabre heerst het Occitaans nog over de dingen. Ik bevind me op de Puèg del Borion (ook wel Puech de bourion). Borion is het verkleinwoord van bòria, hoeve; puech is hoogte, top, heuvel, berg. Vanaf het portiek kijk ik uit over het dorp. Aan de overkant ligt de Bau del Poun.
Poun, puech, waarom vertel ik je dat allemaal? 
Wel, er loopt een wandeling over de Bau del Poun. Wie vier uur later van de Bau del Poun terugkomt heeft flink doorgestapt. Die wandeling maken we ook in 2009 en dit is wat er onderweg gebeurt. Uit het struikgewas komt een kitten. We zijn verrast en beantwoorden het miauwen met koosnaampjes. Een lang oponthoud kunnen we er niet van maken, want de Bau del Poun roept. We stappen verder en de kitten loopt met ons mee.
De tocht over de Bau del Poun is goed voor meer dan 10 kilometer berg & dal. Geen kattenpis, maar de kat volgt ons wel vier uur lang. Als een trio komen we uit het gebergte aan in ‘t dorp. We drinken een glas in het café du Pont en mijn vriendin haalt bij de kruidenier een stukje paté dat het katje meteen gulzig opvreet. Gedrieën trekken we onze Puèg del Borion op.
Vanaf dan heet het katje Peune, want we vinden het op de Poun, het slaapt bij ons op de Puèg en omdat we het niet verstoten mag het zich een lukke peune noemen. Puèg, Poun, lukke peune, het katje heeft zijn naam verdiend: Peune.
Tegen de tijd dat we vanuit Vabre naar huis terugkeren kent Peune al voldoende Vlaamse woordjes om in Bredene zijn plan te kunnen trekken. Wat hij vervolgens ook doet.
Maar kijk, enkele maanden later vat Peune de terugweg alweer aan. Alleen. Te voet. 1100 kilometer ver. Hij zal er niet tegen gekund hebben, tegen hemelhoge kerken / Die in dit vlakke land de enige bergen zijn / Wanneer onder de wolken mensen dwergen zijn / Wanneer de dagen gaan in domme regelmaat … En nog veel meer, luister maar, ik heb de tekst van Brel op podcast gezet, en wees gerust: ik begin niet te zingen.
Flor Vandekerckhove

woensdag 17 april 2019

Roland ereburger!

Roland en Marie-Jeanne. (eigen foto)

Zelden neem ik de telefoon op, wie belt moet maar een bericht inspreken. Dat geldt des te meer wanneer ik me in de Languedoc bevind, in een huisje dat daar tegen de bergwand aanleunt. Daar ben ik ook nu.
De voicemail onderbreekt mijn lectuur. Ik luister naar Nederlandse zinnen die gekleurd worden door het dialect van mijn geboortestad: Ik ben die en die en zit in een werkgroep van dit en dat om van Roland Desnerck een ereburger van de stad te maken. We willen die werkgroep uitbreiden met enkele mensen uit de visserij en die met taal bezig zijn. Willy Versluys heeft al toegezegd, Jan Mees moet ik nog contacteren en als derde persoon hadden we aan u gedacht.’ 
Roland ken ik al lang, en ja, die mens verdient het wel om ereburger genoemd/benoemd te worden. Ik heb geen enkel voorbehoud: Roland ereburger! Die werkgroep laat ik evenwel aan mij voorbijgaan. Versluys en Mees volstaan wel voor ‘de visserij en die met taal bezig zijn’.
Ik ben blij dat ik de telefoon niet opgenomen heb, verwijder het bericht en ga verder met lezen. (°) Joop Waasdorp schrijft over een tekenleraar, een man die zijn pet nooit afneemt. Het verhaal eindigt zo. De leraar bekijkt een tekening van de jonge Joop, vraagt uitleg en dan gebeurt iets ongeziens:
Ineens deed hij iets wat ik nog nooit aanschouwd had: hij nam zijn pet af. Die pet, die koekepan, nam hij echt en werkelijk van zijn hoofd. En terwijl hij hem omgekeerd vasthield, zodat de voering te zien was, zei hij: ‘Daar neem ik mijn pet voor af!’ Toen zette hij hem weer op en zo bleef het.
Dat is mooi en mooi is ook de zon die nu achter de berg verdwijnt. De nacht valt als een blok over de Languedoc. Wat me eraan laat denken dat ik een extra houtblok in het vuur moet werpen.
In het schijnsel van de vlammen vermengt het verhaal van Waasdorp zich met Oostende, zijn ereburgers en zijn werkgroepen. Ik neem mijn baret af, die koekenpan, en terwijl ik hem omgekeerd vasthoud, zodat de voering te zien is, zeg ik: ‘Roland ereburger. Daar doe ik mijn pet voor af.’ Waarna ik hem weer opzet en zo blijft het.
Flor Vandekerckhove


Joop Waasdorp. Het kerstfeest der vissers, gevolgd door De opstapper. 30 pp. Meulenhof. 1988.

vrijdag 12 april 2019

Dieren en hun manieren


— Aan Jean Serpent kunnen we het niet meer vragen, hij is overleden. Het afschrikwekkende symbool dat ik boven de deur aanbracht maakte ook geen indruk en onze kat, 'de Grijzen' (†), bracht evenmin zoden aan de dijk. —

Over elk van de huisdieren die me nabij (geweest) zijn kan ik een verhaal vertellen; ook over de slangenfamilie Couleuvre↗︎ die zich sinds jaar en dag op de zolder van mijn buitenverblijfje vermenigvuldigt.
Eerst heb ik de Couleuvres genegeerd, ze zijn ongevaarlijk, ’t schijnt dat je ze zelfs kunt africhten en dat ze uit je hand komen eten. Ze zijn ook nuttig, ze jagen op ongedierte. Bovendien wonen ze daar al langer dan ik, wat hun een zeker recht verschaft. Ten slotte laten ze zich nooit aan mij zien, wel aan gasten. Die zie ik daarna zelden weer. Soms is dat goed, soms niet.
Daarom heb ik ook wel geprobeerd de Couleuvres te verjagen. Eerst symbolisch, door het huis een voor slangen afschrikwekkende naam te geven: Le Chat Fâché. Daarna met een levende kat, de Grijzen (†), een eersteklas jager.
Katten hebben dat met slangen gemeen: ze gaan hun eigen gang. Voor wat de Grijzen betreft kan ik die gang als volgt samenvatten: liever dan op slangen te jagen gaat hij hossen in de bossen. Dat begint al bij de morgenstond. Terugkomen doet hij diep in de nacht. Zo rond vier, vijf uur miauwt hij me uit bed. Waarna hij drie dingen doet, en wel in deze volgorde: kakje in zijn bakje, eten uit zijn (andere) bakje en tukje in een derde bakje. Bij het ochtendgloren staat hij alweer te miauwen, klaar om zijn gang te gaan.
Mijn zoon en ik isoleren nu de zolder. Er zal geen kier resten: zij boven, wij beneden! Hopelijk legt de familie Couleuvre zich bij de feiten neer. Slangen kunnen dat trouwens goed, zich bij de feiten neerleggen, zegt ook David Wagoner↗︎ in dit mooie gedicht.

donderdag 11 april 2019

Geschiedenis en de blik van Dalí

— Salvador Dalí en Jacques Pauwels —
Voor me ligt een letterlijk vuistdik boek: De Groote Klassenoorlog 1914-1918. (°) Ik wil dat wel bespreken, maar of het me lukt is onzeker. 669 pagina’s, wat veel van mijn kwakkelende concentratievermogen vraagt. Daar komt nog bij: op haast elke bladzijde staat wel iets waaraan mijn blik blijft kleven en dat me vervolgens laat meanderen over het wereldwijde web om er meer over te vernemen.
Dat heeft hier al een spoor achtergelaten. En nu gebeurt het weer:
‘Om te zien dat 1914-1918 ook een klassenoorlog was, moet hij door een heel andere bril bekeken worden. Met het fenomeen van de Groote Oorlog is het een beetje zoals met het schilderij Lincoln in Dalivision van Salvador Dalí (…) In het midden van het tafereel staat een poedelnaakte Gala, Dalí’s gezellin. Zij trekt natuurlijk onmiddellijk de aandacht. Maar wanneer de toeschouwer zich een beetje verplaatst en/of met de ogen knippert, opnieuw focust en het schilderij nog eens goed bekijkt, dan kan hij duidelijk op datzelfde canvas — boven, onder en tussen de afbeelding van Gala — een portret van Abraham Lincoln ontwaren. Op dezelfde manier kan de klassenoorlog in de Groote Oorlog herkend worden. We moeten die oorlog in ‘Dalí-visie’ bekijken, ons bij het beschouwen ervan eventjes verplaatsen, een zekere afstand nemen en opnieuw focussen.’
Nu wil ik uiteraard eerst meer over dat schilderij vernemen, want ik ken het niet. Eerst kijk ik in het notenapparaat van Pauwels’ boek:
‘Het schilderij, ontstaan in het midden van de jaren 1970, heet eigenlijk ‘Gala contempling the Mediterranean Sea which at a distance of 20 meters is transformed into the portrait of Abraham Lincoln (Homage to Rothko)’ en een lichtelijk verschillend tweede exemplaar ervan is te zien in het Salvador Dalí Museum in Saint Petersburg, Florida.’
Ik roep Google op om afbeeldingen tot mij te brengen. Wanneer ik daarbij ook op een filmpje stoot waarin de camera zich verplaatst, van ver naar dicht en weer terug, wordt het indrukwekkende dubbele beeld heel duidelijk. Ik plaats het hieronder, je moet zelf maar eens kijken.
Daar hou ik wel van, van een historicus die er zo’n beeld bij betrekt. Ik ben benieuwd wat Pauwels’ Dalíblik me zal openbaren: nog 600 bladzijden te gaan.
Flor Vandekerkhove


(°) Jacques R. Pauwels. De Groote Klassenoorlog 1914-1918. Uitg. EPO. 669 pp. Eerste druk 2014. Tweede druk 2017.