Omdat ik toch niets beters te doen heb, denk ik al eens na over de evolutie van mijn letterkundig oeuvre. Zo ook over het provovers, een door mijzelf bedacht genre dat het midden houdt tussen poëzie en proza. De strakke vorm ervan bepaalt o.m. dat het uit exact honderd woorden bestaat. Al denkend vraag ik me af hoe een mens dan nog eens een lang gedicht kan maken. Daar heb ik nu — eveneens al denkend — iets op gevonden: ik maak een triptiek, bestaande uit drie afzonderlijke provoverzen, dus uit drie keer exact honderd woorden. Zoals bijvoorbeeld in dit gedicht dat uiteindelijk zelfs 'triptiek' zal heten. Het eerste luik staat hier, het tweede daar en het derde staat hieronder. Morgen presenteer ik u de triptiek in haar geheel en ge zult eens zien hoe schoon ze is. (Flor Vandekerckhove)
vlindershet huis met het nummer 144blijft na ’s mans overlijdenlange tijd onbewoond door mensenmaar niet door de kleintjesdie plat op hun buik onder deurenbinnenschuiven om binnen te doenwat zo’n kleintjes binnen doenen telkens ikop mijn tocht doorheen de stadeen keer heen en een keer weerweer aan het huis passeerhoor ik gestaag aangroeiend flip flop flapwiekenals van een vleugelwiekend koorwat mij er telkens toe beweegtbinnennaar ontblote tepels te turenvan La Veilleusekoningin der kleintjesdie met haar haardos schuddendaan myriaden vlinders ‘t leven geeft
Vlinders op youtube
Geen opmerkingen:
Een reactie posten