maandag 15 maart 2021

Surrealisme light is een queeste



Je weet dat ik naar een eigen surrealisme streef, naar iets wat ik surrealisme light noem. Ik kan/wil dat niet definiëren. Als ’t al iets is, dan is ‘t een queeste, een permanente zoektocht naar iets wat misschien evengoed realisme + kan heten. 
Velen gaan me in soortgelijke zoektocht vooraf, en onderweg maken ze daarbij subtiele onderscheiden. Ze zeggen bijvoorbeeld dat surrealisten een onbestaande of onmogelijke wereld creëren, daar waar magisch realisten een mogelijke wereld op ’t oog hebben, zij het dat die onwaarschijnlijk is. Ferdinand Bordewijk is van mening dat hij slaagt als hij de lezer kan doen geloven ‘in een wereld die wij met onze rede als onbestaanbaar verwerpen.’  Paul Delvaux hoort voor zichzelf liever de term poëtisch realist. Carel Willink ziet zichzelf meer als imaginair realist. Maar wie doeken van die twee bekijkt, denkt toch al gauw: surrealisme.
De moeilijkheid ligt hierin, denk ik, dat het algauw teveel wordt. Als je aan ‘realisme’ iets toevoegt: ‘sur’ bijvoorbeeld, ‘magisch’, ‘poëtisch’, 'imaginair’ of ‘socialistisch’(!) kom je al gauw in overmaat terecht. Ik kan dat illustreren met ‘soep’, een provovers dat je me hier op youtube hoort declameren. Da’s, vind ik, wel een gaaf verhaal, maar surrealisme light kan ik ‘t niet meer noemen: kordaat schrijdt het een duidelijk onbestaande wereld binnen.
Toch is het mogelijk om in dat grensgebied te toeven. Ik zoek twee voorbeelden in de schilderkunst. Het ene haal ik bij Carel Willink die er anders niet voor terugdeinst om zich, zoals in Château en Espagne, de surrealistische beeldtaal ten volle toe te eigenen. Het andere haal ik bij René Magritte voor wie het anders, zoals je hier ook ziet, zelden surrealistisch genoeg kan zijn. Boven dit stuk plaats ik links diens Het menselijk tekort (1933), rechts Het gele huis (1934) van Willink. Beide doeken zijn realistisch geschilderd, beiden voegen ze er een surplus aan toe dat naar surrealisme neigt.
Magritte schildert een doek dat op de ezel voor een raam staat, waarachter hij ons het landschap toont dat op het doek wordt afgebeeld. Wat surrealist Magritte wil zeggen is dit: de toeschouwer ervaart het doek op de ezel als een illusie en de achtergrond als echt, maar dat is natuurlijk niet zo, de achtergrond maakt evengoed deel uit van Magrittes geschilderde, illusoire onwerkelijkheid (‘ceci n’est pas une pipe’). Toch krijgen we ook geen onmogelijke, onbestaande wereld te zien. ’t Is een knap staaltje van surrealisme light.
Willink schildert een (nog steeds bestaand) huis in Amsterdam. Realisme? Niet echt. Door het kleurgebruik, het vreemde licht, de opgeroepen desolaatheid met de op straat dwarrelende kranten… krijgen we niet het realistische stadsbeeld te zien (er bestaan foto’s die de ‘echte’ straat tonen), maar onmogelijk is het ook weer niet. Ook dit is een knap staaltje van surrealisme light.
De keren dat ik er zelf in slaag om me tot dat grensgebied te beperken zijn zeldzaam, maar ze bestaan: avondklok bijvoorbeeld is een surrealisme light-provovers en Een onderbroken stukje telefoonseks is een surrealisme light-kwatrijn. 


Geen opmerkingen: