vrijdag 15 februari 2013

Work in progress (II)


[Onlangs ben ik aan een autobiografie beginnen schrijven, meer bepaald aan een verbeelde variante op het genre. Ik ben daarmee gestart op mijn vierenzestigste verjaardag en hoop een eerste versie af te hebben op de dag dat ik vijfenzestig word. Zo nu en dan presenteer ik een nieuw hoofdstuk. Wie eerdere hoofdstukken wil lezen, drukt op een van de labels onderaan.]

II.
Henriette De Clercq in 1942.
In 2006, kort voor mijn moeder stierf, kwam ik tot de verontrustende conclusie dat ik nauwelijks iets over haar verleden afwist, haar afkomst, kindertijd, jeugdjaren… En hoe had zij, Henriette, een Gentse, een steedse meid, Marcel leren kennen, een boerse Bredenaar die haar echtgenoot werd en kort daarna mijn vader, de man in de overall die van mij een beenhouwer wilde maken?
Aan die vader, al in 1989 overleden, kon ik het niet meer vragen, maar tussen moeders papieren vond ik documenten die me haar verleden konden verhelderen. Ik vulde ze aan met de verwarde herinneringen die ze me er nog bij kon vertellen. Het werd een wedloop tegen de tijd, want dr. Alzheimer luisterde in toenemende mate met ons mee. Maar toen ze in 2006 stierf was ik er wel in geslaagd haar jonge leven zo’n beetje samen te vatten.
Henriette werd, zo leerde mij haar trouwboekje, op 5 maart 1923 in Gent geboren als dochter van Josephus De Clercq en Adelaïde Adolphina Joanna Hofman. Zo godsvruchtig als de strijkster Aline was, zo wild was nachtwaker Joseph.  Zelf heb ik die Jef nooit gekend. Moeder beweerde dat het een mooie man was, maar het is vooral duidelijk dat Aline er geen goeie partij aan had, want Jef — Tjeef op zijn Gents — ging er algauw weer vandoor om zich fulltime te wijden aan het consumeren van sterke drank en lichte meisjes.
De jaren dertig van de XXste eeuw waren crisisjaren en het armlastige gezin moest buiten de stad gaan wonen om aan eten te geraken. Die zoektocht leidde de twee in 1934 naar de kust en meer bepaald naar Bredene waar dr. Blanckhoff het sanatorium Marin uitgebouwd had. Aline werd er strijkster en haar dochter begon in Bredene school te lopen.
Mijn moeder is elf wanneer ze daar toekomt. Ze speelt met de autochtone jeugd en met de kinderen die in het sanatorium verblijven. In de bescherming van dat instituut geraken Aline en haar kind zonder veel kleerscheuren doorheen de crisis. Zo groeit Henriette op tot een jonge vrouw van zeventien die in de werkzaamheden van het sanatorium ingezet wordt.
Het uitbreken van WO II betekent het einde van het sanatorium. Patiënten en personeel gaan ervandoor om aan het oorlogsgeweld te ontsnappen. Het hele gezelschap trekt met de tram naar De Panne, waar het voorlopig in een hotel ondergebracht wordt. Daar krijgt het personeel de raad om naar de plaats van herkomst weer te keren. Aline en Henriëtte trekken met hebben en houden naar Gent.  Ze doen het met de vrachtwagen van de Bredense  familie Vandekerckhove, wat betekent dat ze de zoon Marcel al voor de oorlog moet gekend hebben.
Over de oorlogsjaren van mijn moeder is mij weinig bekend. Ik probeerde die gegevens wel nog uit het wrakke geheugen van moeder te vissen, maar het ging van kwaad naar erger. Feit is dat persoonlijk contact tussen de kust en het binnenland tijdens die oorlog verbroken werd. De kust was door de Duitse bezetter tot ‘Sperrgebiet’ uitgeroepen. Alleen wie een speciale pas had kon uit het binnenland naar de kust komen en omgekeerd. Dat ze tijdens die oorlog Marcel nog gezien heeft, is bovendien weinig waarschijnlijk omdat hij in de loop ervan door de bezetter opgeëist werd en verplicht in Duitsland te gaan werken.
Aline en haar dochter werden in Gent opgevangen door een tante Romanie, maar daar konden de twee niet lang blijven. Hebben ze vervolgens de oorlog in Gent doorgebracht? Het lijkt logisch.  Hoe Henriëtte vervolgens weer naar Bredene afgezakt kwam, is onzeker. Wel weet ik dat ze vlak voor de vlucht voor het oorlogsgeweld een aantal persoonlijke bezittingen bij vrienden achtergelaten had en dat ze na de oorlog met een groep vriendinnen naar Bredene gefietst is, waar ze enkele dagen bij dat gezin verbleven heeft of… soep gekregen (alleen dat laatste herinnerde ze zich goed). De Gentse meiden hebben in Bredene de bloemetjes buitengezet, waarschijnlijk naar aanleiding van de plaatselijke kermis of tijdens het zomerseizoen, en Henriette gaat er dansen, in gezelschap van de autochtone meisjes.
Het kindrijke gezin Vandekerckhove woonde in de Duinenstraat waar vader Edmond en moeder Zoë een groentewinkel uitbaatten. Een van Henriettes vriendinnen was Alice, de zuster van Marcel, en waarschijnlijk hebben Marcel en Henriëtte elkaar tijdens die danspartij, via zuster Alice, beter leren kennen, misschien wel in alle betekenissen van het woord.
Wie haar in Gent vervolgens is komen ‘halen’ was haar niet meer duidelijk. Soms zei ze dat het mijn vader was, maar dan blijkt ze Marcel en ene Henri Bogaert met elkaar te verwarren. Dit is meteen de missing link uit haar persoonlijke geschiedenis. Zelf vermoed ik dat het wel degelijk Marcel was die, nadat hij had vernomen dat Henriëtte zwanger was (een gevolg van de danspartij?), haar ten huwelijk is komen vragen. Dat vermoeden wordt versterkt doordat ik me meen te herinneren dat mijn ouders herinneringen aan die tijd ophaalden en dat het dan ook over de anekdote ging waarbij ze Tjeef in een café moesten opzoeken, waar hij de toestemming voor het huwelijk ondertekende, want mijn moeder, had blijkbaar, alhoewel ze meerderjarig was, de officiële vaderlijke goedkeuring nodig om te trouwen. Ja ’t waren rare tijden.
Feit is dat ze uiteindelijk, op 11 september 1948, in Gent getrouwd is met de Bredenaar Marcel Vandekerckhove. Nog een geluk, want ‘t was ‘van moeten’.  Nauwelijks vijf maanden later werd ik geboren.

Geen opmerkingen: