donderdag 17 mei 2012

Myriam

Het graf van Myriam op het oud kerkhof van Bredene Dorp. Het graf bestaat niet meer.


OOIT heb ik een zusje gehad. Niet lang, het kind was prematuur geboren en heeft maar enkele maanden geleefd. Myriam heeft haar korte leven in een couveuse doorgebracht, ze heeft de materniteit nooit levend verlaten.
Wellicht omdat kinderen ziekteverspreiders zijn, heb ik haar in die couveuse nooit mogen zien. Wanneer mijn ouders bij haar op bezoek gingen, moest ik beneden aan de receptie blijven wachten of ik bleef buiten spelen, op de Soldatenberg. Een welwillende non heeft Myriam eens aan het venster omhooggehouden en zo komt het dat ik mijn premature zusje toch een keer gezien heb. Ik stond buiten op de Soldatenberg en de couveuse stond op de hoogste verdieping van de kliniek
De volgende keer dat ik haar zag, lag ze opgebaard. Ze hield een sliert gevlochten bloemen in haar dode minihandjes, wellicht witte lelies. Misschien komt het daardoor dat ik het tot vandaag nog altijd niet graag met bloemen zeg.
Myriam mag kort geleefd hebben, ze is voor mij belangrijk geweest. Door haar heb ik bijvoorbeeld geleerd dat er taboes bestaan. De zwangerschap van mijn mama was zo’n taboe. Dat mama zwanger was, hoorden kinderen in die tijd blijkbaar niet te weten. En mijn vader beantwoordde sowieso al geen vragen, hij zei alleen maar gauw gauw! Ik was zeven. Opeens was mama weg. Er werd een kamer in gereedheid gebracht. Daar kwam naast het kinderbedje ook een ouderlijk bed, zodat mijn ouders bij het minste konden ingrijpen.  
Omdat papa niet goed wist hoe hij mij onledig moest houden, kreeg mijn nicht opdracht met me te komen spelen. Dat deden we trampolinegewijs op dat ouderlijke bed, waarbij dat nichtje telkens schalks naar mijn piemeltje greep. Dat was fun en we krijsten het uit. Zelf durfde ik niet naar haar kutje te tasten, wetend dat zoiets mij ingegeven werd door de duivel die me vanaf mijn linkerschouder vuile manieren aan ’t influisteren was. Dat wist ik doordat er op mijn rechterschouder een engel zat, van het type engelbewaarder, die me erop wees dat kutjes grijpen not done was. Bijna was die tweestrijd in het voordeel van de duivel beslecht toen mijn vader onverwachts, kwaad omwille van het door ons geproduceerde lawaai, de deur bruusk openstak en ons luid gauw gauw! toesnauwde, waarna mijn nicht verschrikt op de vlucht sloeg om thuis onder tantes rokken te schuilen.
Voor het eerst in mijn leven stelde ik me een existentiële vraag: What the fuck doet al dat engelengewicht op mijn prille, frêle schouders? Aan de geboorte van Myriam heb ik als ’t ware mijn eerste geloofscrisis overgehouden. Tegelijk nam ik me voor nooit ofte nimmer nog zo’n kans voorbij te laten gaan. Het leidde me naar een libertair liefdesleven dat me veel parten gespeeld heeft.
Niet lang daarna zaten mijn makker Gilbert Huysmans en ikzelf op straat tegen een muurtje naar onze zwarte knieën te kijken. Opeens voelde ik, met een intensiteit die me in paniek bracht, dat ik er dringend vandoor moest. Ik voorvoelde echt dat er iets ernstigs gebeurd was. Ik liet de verbouwereerde Gilbert achter en liep als de weerlicht naar huis. Daar stond de pastoor. Hij had mijn ouders zojuist de nare mare gebracht, mijn zusje was overleden.
[Myriam leefde van 10 november 1956 tot 5 maart 1957.]

1 opmerking:

Omi zei

Beste,
Zo'n verlies, ook al is dit nu reeds 67 jaren geleden, draag je altijd mee. Jammer dat je je zusje slechts kort in je leven had, zelfs al was het op zo'n afstand, en vanop de 'berg' één keer gezien. Toch blijft dit een groot verlies. Hierbij mijn oprecht medeleven. In 1951 is mijn zusje geboren bij 'mamsel Lauwers', in de Frère Orbanstraat, zowat om de hoek van de materniteit waar jouw zusje overleed. Iedere keer dat mijn ma en ik in dat stuk van de straat naar de Boterput stapten, kreeg ik het verhaal over mijn zusje te horen... het deed pijn, maar voor onze ouders was dat verlies zeker nog erger, want zij kregen geen begeleiding in hun rouwproces. Gelukkig worden ouders nu beter begeleid bij het afscheid van hun sterrenkindje... mvg