| Twee merkwaardige foto’s uit het onderzoek naar pedocriminele financier Jeffrey Epstein. Ze behoren tot de achtenzestig die in december vrijgegeven werden, Links: pedocriminele financier Jeffrey Epstein en Noam Chomsky; rechts: de ultranationalistische MAGA-figuur Steve Bannon en Noam Chomsky. De foto’s zijn niet gedateerd. |
Chomsky had ook, weten we nu, contact met Jeffrey Epstein († 2019), steenrijke investeerder die omwille van zijn partouzes in de jail terechtkwam, waar hij zichzelf van kant maakte. Nu werden stapels documenten vrijgegeven, waaronder achtenzestig foto’s die aantonen dat mensenhandelaar Epstein overal een poot in huis had, ook ten huize van Noam Chomsky.
Nieuwsgieren gaan in die documenten vooral op zoek naar tekens die aantonen dat notoire schuinsmarcheerders als Bill Clinton, Donald Trump en de Britse (gewezen) prins Andrew het op die parouzes met minderjarige meisjes deden. Niemand beweert dat Noam Chomsky zich daartoe verlaagd heeft. Wel blijkt dat hij en de mensenhandelaar contact onderhielden, ook nadat Epstein in 2008 al een eerste keer veroordeeld werd voor het ronselen van een minderjarig meisje voor prostitutie. Die bewering steunt op een supporterende brief voor Epstein, toegeschreven aan Chomsky, met de aanhef ‘to whom it may concern’. De steunbetuiging is niet gedateerd, maar bevat een ‘getypte handtekening’ (‘a typed signature’) met Chomsky's naam en een vermelding van zijn functie aan de Universiteit van Arizona, functie die hij in 2017 accepteerde: ‘Ik heb Jeffrey Epstein een half dozijn jaar geleden ontmoet’, luidt het in de steunbetuiging. ‘Sindsdien hebben we regelmatig contact gehouden, met vele lange en vaak diepgaande gesprekken over een zeer breed scala aan onderwerpen, waaronder onze eigen specialismen en professionele werkzaamheden, maar ook tal van andere onderwerpen waar we gemeenschappelijke interesses in hadden. Het is een zeer waardevolle ervaring voor mij geweest.’ De brief prijst Epstein omdat hij Chomsky ‘de fijne kneepjes van het wereldwijde financiële systeem’ had bijgebracht op een manier die ‘de zakenpers en vakbladen’ niet hadden gekund. Jeffrey werd, zo besluit de brief, al snel ‘een zeer gewaardeerde vriend en een regelmatige bron van intellectuele uitwisseling en stimulering.’
Ik hou een slag om de arm, in deze tijden van alternatieve feiten en trucs met artificiële intelligentie weet je nooit. Maar als we echt zien wat we menen te zien, leert het ons dat er een wereld van ‘ons kent ons’ bestaat, waarvan wij, hier beneden, geen benul hebben, wereld waarin bijvoorbeeld Chomsky aan bijvoorbeeld Steve Bannon een goede mop vertelt en die laatste schuddebuikt van ’t lachen.
Zelf hou ik me ver van het debat dat sindsdien op sociale media rond Chomsky tiert, ik ben daarvoor een te groot aanhanger van Jean Gabins levensfilosofie Maintenant Je Sais. Maar wie er zin in heeft vindt een interessante bijdrage tot dat debat in Chomsky Reassessed van Michael Albert.
Ik hou een slag om de arm, in deze tijden van alternatieve feiten en trucs met artificiële intelligentie weet je nooit. Maar als we echt zien wat we menen te zien, leert het ons dat er een wereld van ‘ons kent ons’ bestaat, waarvan wij, hier beneden, geen benul hebben, wereld waarin bijvoorbeeld Chomsky aan bijvoorbeeld Steve Bannon een goede mop vertelt en die laatste schuddebuikt van ’t lachen.
Zelf hou ik me ver van het debat dat sindsdien op sociale media rond Chomsky tiert, ik ben daarvoor een te groot aanhanger van Jean Gabins levensfilosofie Maintenant Je Sais. Maar wie er zin in heeft vindt een interessante bijdrage tot dat debat in Chomsky Reassessed van Michael Albert.
Toch dit nog. In 1988 engageerde ik me om in Oostende Het Visserijblad uit te geven. Ik was nog geen journalist en ik heb toen enkele jaren alles gelezen wat ik over de stiel te pakken kon krijgen. In een boek van toenmalig hoofdredacteur van Le Monde onderstreepte ik: ‘(…) is het, om te informeren, niet alleen nodig om mensen te ontmoeten, maar ook om met hen om te gaan? Is het, om de intenties van de machtigen te kennen, nodig om vriendschap met hen te sluiten? Is het, omdat het leven geen priesterschap is, nodig om financiële banden met hen te onderhouden (…)' (°)
Flor Vandekerckhove⇲
Flor Vandekerckhove⇲
(°) 1994, Edwy Plenel, Un temps de chien, uitg. Stock. 187 p. Meer in Over identiteit.
(De vertaling van de citaten is van Google.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten