donderdag 4 augustus 2016

Brief aan een leraar

Meester,
Ik weet het, de aanspreking zit er al naast. Gij zijt een leraar en als ge een man zijt dient ge als meneer aangeschreven te worden, niet als meester. Dat ik het nu toch doe komt door wat volgt. Ik meen in u een ambachtsman te herkennen. Ik bevroed dat gij dat ook altijd geweest zijt — eerst een leerling uiteraard, later een gezel en uiteindelijk een meester. Vandaar: meester. Daarin verschillen we van elkaar: gij meester, ik dilettant.
Dat dilettantisme speelt me hoe langer hoe meer parten. Ik schrijf & twijfel, schrijf & twijfel, schrijf & twijfel. Ik heb dat hier al uitgelegd. Wat ook waar is: ik lees & twijfel, lees & twijfel, lees & twijfel…
Onlangs heb ik Het huis in de Mangostraat gelezen. Godver, meester, hoe is ’t mogelijk dat iemand zo goed kan schrijven als deze Sandra Cisneros? (Daar ik schrijf & twijfel vraag ik me nu af of voorgaande zin met een vraagteken mag eindigen. Ware ?! niet beter geweest? Of een punt, zoals Cisneros dat hieronder doet. )
Ik lees & twijfel. Ik stoot op een passage waarin ze schrijft: ‘Maar hoe kwam het dan dat ik vanbinnen zo kwaad was. Alsof er iets niet klopte. Sally ging achter de oude blauwe pick-up staan om de jongens te zoenen en haar sleutels terug te krijgen (…)’ Waarom staat er na die eerste zin eigenlijk geen vraagteken? Weet gij dat? Eerst denk ik: ah dat is een slordigheidje van de vertaalster, maar daarna haal ik de Engelse versie van het net en daarin staat: ‘Only how come I felt angry inside.’ Geen vraagteken.
Met dat vraagteken blijf ik nu heel mijn leven zitten. Er rest me niemand om het te vragen, want ik ben een dilettant van het intense soort en heb het schrijversadvies van Hilary Mantel gevolgd: Hang je sociale leven aan de wilgen en denk maar niet dat je vriendschappen kunt onderhouden.’
Kunt gij me in deze kwestie onderwijzen, meester? En kunt gij, terwijl ge toch bezig zijt, dat ook doen in wat volgt?
Al onderwijzend hebt gij me Herman Pieter de Boer leren kennen. Waarvoor dank. Ik ben deze mens nu aan ’t lezen. Een van die boeken heeft hij samen met Betty van Garrel geschreven. Straffe madam. Ik zou zeggen een meesteres, ware het niet dat het te veel aan sm laat denken, zo goed ken ik haar nu ook weer niet. In de inleiding schrijft zij: ‘Ons systeem was: het stukje lezen dat de ander geschreven had en opschrijven wat je daardoor te binnenschoot. Wie niets te binnen schoot, mocht een soort troefkaart ter tafel brengen (…)’ Kijk, weder word ik door twijfel overvallen. Waarom schrijft deze Betty eerst te binnenschoot en vlak daarna te binnen schoot? Ook dat zou ik graag weten.
Intussen verblijf ik enzovoort.
Flor Vandekerckhove

° Sandra Cisneros. Het huis in de Mangostraat. 2007. Uitg. De Geus.
° Herman Pieter de Boer en Betty van Garrel. Zalig zijn de schelen. 2012. AFdH Uitgevers.

Geen opmerkingen: