De voorpagina van de jongste Standaard der Letteren wordt helemaal ingenomen door een paar oude
wandelschoenen. Daaronder staat Wandelen
en schrijven gaan hand in hand.
Vind ik ook. Vandaar dat ik al 27 wandelstukjes
in de blog verzameld heb. Ik leg er vandaag nog eentje bovenop.
Vorige week zijn we de IJzervallei weer ingetrokken. 20.000
extra stappen op de teller. We hebben Vleteren doorkruist, we zijn Woesten, Oost-
en Westvleteren gepasseerd en in een van die Vleterens zijn we verloren
gelopen.
Dat ging zo.
De weg leidt ons naar een verkaveling met nieuwbouwhuizen. De
verkaveling loopt dood. Voor ons ligt een wei. Zowel voor als achter de
gordijnen staren mensen ons aan. De blikken liegen niet: dit is hun kavel. Wij zijn de vreemden.
Zie ons daar nu staan, mijn vriendin en ik; korte broek, lompe
wandelschoenen, zonnehoed. En we hebben een grote, zwarte hond bij, die zomaar aan
hun verkavelingdingen snuffelt.
Mijn vriendin is ondernemend, ze neemt de stafkaart ter hand. Ik ben
meer van het beschouwende type en kijk om me heen. Op de hoek troept kavelvolk
samen: een man staat ter bescherming naast zijn auto, twee buurvrouwen haasten
zich voor overleg naar buiten en nog een andere man wijst driftig in onze
richting.
Ik loop de weide af. Een gracht belet me op ’t einde de doorgang. Ik
keer op mijn schreden terug en zie hoe de kavelmensen me nu vanuit hun achterkeukens
begluren. Een ervan trekt zijn achterdeur open. Het is duidelijk dat hij het op
mij gemunt heeft. Ik herken hem als de man die eerder in onze richting gewezen
heeft. Zijn uitstraling leert me dat hij hier over de dingen waakt.
In ’t passeren neem ik nederig mijn hoed af en vraag hem of hij ons uit de
impasse kan helpen. Hij antwoordt dat de weide geen openbare weg is. Ik probeer
het nog eens, zeg hem dat we de openbare weg kwijt zijn en hij antwoordt dat de weide
privéterrein is. De man heeft een zwaar Antwerps accent.
In mijn geest vormt zich het beeld van een nieuwbouwverkaveling, diep
in West-Vlaanderen, in Vleteren bijvoorbeeld, die exclusief bewoond wordt door uitgeweken
Antwerpenaars. Ze hebben hun merkwaardige manieren met zich
meegebracht.
Ik begrijp dat we moeten opstappen voor de Antwerpenaars ons met rieken
en harken achternazitten. Terwijl we de verkaveling ontvlieden rijpt het stukje
dat ik hierboven geschreven heb.
Drie dagen later maakt De Standaard der Letteren er melding van: Wandelen en schrijven gaan hand in hand.
Flor Vandekerckhove
— Ik schrijf dit stukje terwijl deze man op de bank voor mijn deur aan 't verpozen is. Daar zouden ze in Vleteren wel raad mee weten. (Eigen foto) — |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten