Er is volk en er is geroezemoes. Hij zit achteraan, in een hoek, weinig kans dat iemand hem daar lastig valt. Luidop tegen zichzelf sprekend zegt hij: ‘Je zal zien, ik zal net eindigen als mijn moeder.’ Een meisje komt helpen bij het vullen van zijn glas. Ze gelijkt op zijn dochter. ‘Meisje,' vraagt hij, luider dan bedoeld, 'Ben jij mijn dochter?’ Woorden die beroering wekken. Ze worden overgenomen aan de buurtafel — 'Ben jij mijn dochter?’ — en vervolgens aan de buurtafel van de buurtafel. En kijk, een verzameling krakende stemmen voert de woorden almaar verder — 'Ben jij mijn dochter?’ — tot aan de deur, waar ze de cafetaria verlaten en doorheen de gang trekken, tot het einde, waar ze op de deur met het nummerslot stoten en langs de overkant terugkeren naar de cafetaria, tot bij ’s mans buurtafel, waarna hij ze weer opneemt — 'Ben jij mijn dochter?’
Later, veel later, verneemt ’s mans zoon dat het zijn laatste woorden geweest zijn. ‘Hoezo,’ vraagt de zoon, ‘had mijn vader dan een dochter?’ ’t Zijn woorden die beroering wekken. Ze worden doorgegeven onder het verplegend personeel dat ze vervolgens mee naar huis neemt — ‘had mijn vader dan een dochter?’ — waarna ze aan de tapkast van het stamcafé terechtkomen — 'had mijn vader dan een dochter?’ Waar ook een man staat die ze meeneemt naar het buitenland — ‘had mijn vader dan een dochter?’ — almaar verder, tot ze in Kinshasa ter ore komen van een vrouw die zegt: ‘Je zal zien, ik zal net eindigen als mijn moeder.’
1 opmerking:
Prachtig verhaal. Uit hoofde van de bewoners van een rusthuis, het zou zo maar waar kunnen zijn.
Ik neem het zeker mee op in mijn portfolio. Dank je wel.
De werken, e.a., zullen te zien zijn op de groepstentoonstelling op 14 & 15 oktober '23 in CC den Bussel, Keerbergen.
Kleine correctie: de naam is Ludo Vangenechten.
Een reactie posten