vrijdag 4 augustus 2023

De schriftuur van Greil Marcus


De Amerikaan Greil Marcus (°1945) is een cultureel criticus die er wonderwel in slaagt rock ’n roll in een breed cultureel bad onder te dompelen. Van hem las ik eerder al Bob Dylan by Greil Marcus. Klaar voor lezen ligt zijn The Old, Weird America: The World of Bob Dylan's Basement Tapes. Eerst lees ik Lipstick Traces: A Secret History of the Twentieth Century (1989). Daarin graaft Marcus naar verbanden tussen punk en Middeleeuwse ketters, Hugo Ball & dada, Isidore Isou & de Lettristen en Guy Debord & de situationisten
Ik vertaal twee opeenvolgende paragrafen die de rijkdom van Marcus’ schriftuur demonstreren. Ge zult zien dat zijn zinnen meanderen, als maken ze deel uit van een haast niet te stoppen stroom die meedogenloos zijn weg zoekt naar de monding. Zelf durf ik niet zo te schrijven, net als A.L. Snijders vrees ik daarvoor te veel de anakoloet, maar Marcus vreest juist niets.
Op pagina 328 kondigt hij de komst van de popcultuur alzo aan. (°)
De popcultuur – de volkscultuur van de moderne markt, de cultuur van het moment, waarin verleden en toekomst worden samengebracht en de realiteit van geen van beide wordt erkend – begon rond 1948 in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Daar, waar de nazi's nooit zijn aangekomen, hebben de oorlogsjaren de samenleving niet alleen gereguleerd - door dienstplicht, rantsoenering, uitgaansverboden en een enorm geïntensiveerde productie - ze maakten haar losser en verbraken oude banden van het sociale leven. Lange tijd werd een heel niveau van patriarchale hiërarchie weggenomen. Zoals zoveel soldaten in de strijd, ervoeren sommige mensen aan het thuisfront een gevoel van doelgerichtheid, kameraadschap en vrijheid die ze nooit eerder kenden en nooit meer zouden kennen. Gewone huisvrouwen zouden misschien niet op de woorden zijn gekomen die surrealist René Char vond toen hij, wanneer de bezetting van Frankrijk ten einde liep, geconfronteerd met wat het zou betekenen om zijn leven als verzetspartizaan achter zich te laten: "Ik zal moeten breken met de geur van deze essentiële jaren, mijn schat in stilte onderdrukken (niet verwerpen) “- maar ze zouden hebben geweten wat hij bedoelde. Foto's van Amerikaanse fabrieksarbeidsters in oorlogstijd onthullen een glimlach die verschilt van de fotojournalistiek van de daaropvolgende jaren: krachtige, bijna verbaasde glimlachen die een gemeenschappelijk doel, autonomie en eigenwaarde uitstraalden.
Met het einde van de oorlog werden de vrouwen die deze glimlach bezaten, teruggebracht naar een onderdanig bestaan. Het project van het naoorlogse Westen – dat het duidelijkst kan worden gelezen als een project in Betty Freidans The Feminine Mystique, de geschiedenis van een propagandacampagne, veel geavanceerder dan de gelijktijdige demonisering van het communisme – was om te bewijzen dat het echte leven teruggekeerd was, en om de definitie van het echte leven te beperken tot de plezierige consumptie van materiële goederen binnen een systeem van mannelijke suprematie en zakelijke hegemonie. De nieuwe vrijheden die tijdens de oorlog waren ontdekt, werden uit woorden gesneden en uit afbeeldingen geknipt; de meest intense en complete dagen die velen hadden beleefd, thuis en onderweg, werden veranderd in een anomalie, en degenen die er niet overheen konden komen, of er niet over konden praten volgens de nieuwe regels, werden in kaart gebracht als afwijkende gevallen. Zo verschenen allerlei anarchistische protesten tegen de reorganisatie van het sociale leven uit het niets: weigering van de effectieve grenzen die werden gesteld aan de onbegrensde materiële toekomst die werd beloofd door managers en promotors van het publieke discours, een toekomst waarvan de beloften van tevoren waren vastgelegd. "Hoe kunnen we leven", schreef Char in 1947, "zonder het onbekende voor ons?”
Waarna Greil Marcus vertelt over een popmuziekje uit 1948, ‘It’s Too Soon To Know’ van de Orioles. Je kunt tegenwerpen dat het ietwat overdreven is om een liedje zo hoogdravend in te leiden, maar weet dat die twee paragrafen nog niets zijn vergeleken met de rest van het boek, waarin hij punk associeert met middeleeuwse fanatici, dada, lettristen en situationisten. Waarna Marcus het boek mooi afsluit met een korte alinea die je naar de begane grond terugbrengt: 
‘Als dit alles veel lijkt voor een popsong, dan komt het doordat een verhaal een verhaal is, als het dat al is. En daarom kan elk goed punknummer als het beste nummer klinken dat je ooit hebt gehoord, en dat is het ook. Als dat niet het geval is, betekent het dat het verhaal al z’n volgende bocht heeft genomen.’


(°) Greil Markus. Lipstick Traces: A Secret History of the Twentieth Century (1989) 2011. Faber & Faber London. 482 pp. 

1 opmerking:

j v zei

dan Dasheill Hammett ? dan Marc Twain ?