maandag 9 september 2013

De straat van Gustaaf Sorel

— ‘De Duivel en de Fee' (‘de Oude Peperbusse') (1976). 
Olieverfschilderij van Gustaaf Sorel (foto creative commons) —


In de zomer van 2013 toont curator Xavier Tricot ons, in de Venetiaanse gaanderijen, Oostende in de internationale kunst. Het is een beklijvende expositie, maar ik ervaar ook een tekort. Thuis blader ik in de doorwrochte catalogus en stoot op een passage waarin Oostendse kunstenaars uit het midden van de vorige eeuw vermeld worden: 
‘Een begenadigde plek waar ze elkaar konden vinden was de kunstenaarskroeg La Chèvre folle↗︎, gelegen aan de oude toren van de in 1896 afgebrande Sint-Pieterskerk, gekend onder de naam “Peperbusse”. Daar vonden elkaar o.a. Maurice Boel, Charly Drybergh, Lucien Guinotte, Etienne Elias, Jean Milo, Gerard Holmes, Gustaaf Sorel (…).’
De passage opent een deurtje naar een uithoek in mijn geheugen. Nu begin ik te zien wat ik in die tentoonstelling mis. Herinneringen leiden me naar de Paulusstraat en naar een sjofele galerie, het winkeltje van Louis die er in de jaren zeventig het werk van zijn vader verkoopt, schilderijen van Gustaaf Sorel↗︎. De schilderijtjes maken indruk op me, omdat ze getransponeerde, maar toch herkenbare beelden tonen van de straat waarin de galerie ligt. Het kan haast niet anders: Gustaaf Sorel heeft daar gewoond. [Dat is inderdaad ei zo na het geval geweest, het galerietje heeft als huisnummer 61, de schilder heeft in 't huis nummer 59 gewoond. Ook om de hoek, in de Kerkstaat, heeft Sorel gewoond, getuigt een tekst op de gevel van het huis nr 46.] Hij haalt zijn inspiratie uit zijn buurt, de huizen en de mensen die er wonen. De kunstenaar leeft er te midden van zijn volk dat Michel de Ghelderode omschrijft als ‘la curieuse tribu des gens de mer’.
In de jaren zeventig biedt de Paulusstraat een desolate aanblik; een nauwe straat waarin buren geen belang aan privacy mogen hechten. Je ziet dat in het werk van Sorel, waarop nogal wat vensters te zien zijn die een voyeuristische inkijk gunnen. Kunstcriticus Jan Vercammen ziet dat ook: 
‘Vensters en deuren krijgen bij Gustaaf Sorel een overwegend picturale betekenis. Zijn huizen zijn overvloedig bewoond: het zijn huizen van mensen die trachten te leven of zich laten leven of geleefd worden, die het leven willen leiden of het ondergaan (…) Vaak zijn deuren en vensters schilderijen op zichzelf en soms krijgen ze het uitzicht van een affiche, waaruit heel wat af te lezen valt voor wie lijnen en kleuren lezen kan.’
Omer Vilain schrijft: 
‘De Sint-Paulusstraat, in de volksmond kortweg de Paulusstraat genoemd, is volgens mij nog één van de laatste echte Oostendse straten. Ieder maal als ik door die straat wandel, valt het mij op dat er in die straat in de laatste vijftig jaar nog zoveel niet veranderd kan zijn. Het is een straat, op sommige plaatsen zo smal, dat men zeker gemakkelijk van de ene woning naar de andere kan binnenkijken en aldus het wel en wee van zijn overbuur kan meemaken zonder dat men het eigenlijk opzettelijk wil. Daar ziet men nog vensters die opengetrokken worden om tot de melkboer te roepen dat het “voor vandaag niet is”. Een echte volksstraat met weinig geschiedenis, en toch… Wie jaren in deze straat woonde was kunstschilder Gustaaf Sorel. (…) Het is één en al deze oude volksstraat dat uit tientallen van zijn schilderijen met duistere kleuren tot de verbeelding spreekt. Sorel is zeker steeds door de Sint-Paulusstraat geobsedeerd geweest en hij is dat gevoel als kunstenaar nooit ontrouw willen worden.’
Heel de wereld is Parijs! Kent u deze uitdrukking? Hij wordt gebruikt door mensen die menen dat je het niet al te ver moet zoeken, dat je dichtbij je eigen Parijs kunt maken, Gustaaf Sorel wist dat.

° Louis Sorel (redactie). Gustaaf Sorel, Zijn werk, zijn leven. 1978. Uitgegeven in eigen beheer. De citaten over Gustaaf Sorel komen uit dat boek.

[In DLVuurtorenwachter dateert deze post van 2013. In 2022 redigeer ik hem opnieuw ten behoeve van de nieuwe FB-groep Oostende Nostalgie.]

3 opmerkingen:

eric rosseel zei

Toen ik van 1965 tot 1968 studeerde aan het Oostendse Atheneum, werkte daar een Sorel als studiemeester. Ik herinner me dat hij ook "schilderde". Maar ik kan me zijn voornaam niet herinneren, als ik die ooit geweten had. Want we hadden alleen met hem te maken als er eens een leraar ziek was en wij naar de "studiezaal" moesten, waar een studiemeester toezicht hield. Hij zag er al vast als een "kunstenaar" uit, type bohémien of in ieder geval apart maar niet excentriek gekleed. Gustave was het volgens mij niet, evenmin diens zoon André.

Anoniem zei

Ik ben ook oud-student aan het KAO, vooraleer ik (gelukkig in beide betekenissen van het woord) mijn laatste twee jaren Grieks-Latijnse Humaniora beelfde aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege. Ik herinner met drie studiemeesters uit die periode (de jaren, 75-80???), en dat zijn Dirk Tytgat (een keitoffe kerel die met zijn Honda Dax benden in de grote gang reed!), en een zekere Vandamme (vieze paté) en een zekere Sorel, die volgens mij een zoon van de kunstschilder was. Hij had een baard, droeg een bril en had een oor als Van Goch.

Anoniem zei

Ik ben ook oud-student aan het KAO, vooraleer ik (gelukkig in beide betekenissen van het woord) mijn laatste twee jaren Grieks-Latijnse Humaniora beleefde aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege. Ik herinner met drie studiemeesters uit die periode (de jaren, 75-80???), en dat zijn Dirk Tytgat (een keitoffe kerel die met zijn Honda Dax beneden in de grote gang reed!), en een zekere Vandamme (vieze paté) en een zekere Sorel, die volgens mij een zoon van de kunstschilder was. Hij had een baard, droeg een bril en had een oor als Van Goch.