Over minder dan een half jaar word ik vijfenzestig, de meet komt in
zicht, het pensioen lonkt. Ik monster
aandachtig mijn op rust gestelde medemensen. Uiteraard, want ik wil weten wat
me te wachten staat. Hoe ziet het
leven eruit eens de arbeidsmarkt zijn greep op een mens definitief gelost heeft?
Hola, zult u uitroepen, schrap die laatste zin maar, want als er iemand
is die zich aan die arbeidsmarkt heeft weten te onttrekken, dan bent u dat wel.
Toch zal ik u tegenspreken. Het is waar dat ik al vroeg een batterij
aan sociale spitstechnologieën ontwikkeld heb, wat me naar een zinvol leven weg
van de prikklok geleid heeft, dat belet niet dat de markt me tot vandaag nauwlettend
in ’t vizier blijft houden. Vanuit die markt lost men regelmatig een schot voor
de boeg van het gammele scheepje van mijn bestaan en soms ook wel een goed
gemikt schot tégen mijn boeg. Neen, ik zal maar gerust zijn wanneer het bericht
in de bus valt dat de arbeidsvoorziening het voortaan zonder mij zal proberen doen.
Ik bekijk de gepensioneerden, degenen die me voorgegaan zijn. En wat zie ik? De werkdruk is
verdwenen, maar toch zijn ze gehaast. Ze negeren wachtrijen, ergeren
zich aan files, haasten zich naar de tram terwijl er enkele minuten later toch
weer een volgende passeert; ze steken me gejaagd voorbij, voortgedreven door
elektrisch aangedreven fietsen.
Laat het duidelijk zijn, ze hebben geen tijd te verliezen.
Wat erger is: ik zie het in toenemende mate ook bij mezelf gebeuren.
Vroeger ben ik bijvoorbeeld altijd een ordentelijk lezer geweest. Gedisciplineerd
door de noodwendigheden van het leven placht ik nooit twee boeken tegelijk te
lezen, want, zo wist ik, wie tegelijk twee boeken leest, leest uiteindelijk niet
één. Maar op de vensterbank van
mijn nakende pensioen zie ik een haast onoverkomelijke berg groeien van ongelezen
boeken, wachtend op een tsunami van vrije tijd die zich over me heen zal storten. Waardoor het mij duidelijk wordt dat ook ik desondanks een drukke derde
leeftijd tegemoet ga.
Bovenaan ligt L’Utopie concrète
d’Ernst Bloch van Arno Münster. Deze Bloch is een filosoof die me uitermate
boeit, maar waarvan ik nooit iets gelezen heb, al is ‘t maar omdat de mens in
’t Duits schreef en er nauwelijks iets van hem in ’t Nederlands vertaald werd. Misschien
is dat maar goed ook, want ik weet zeker dat Bloch ook in ’t Nederlands voor
mij te hoog gegrepen is, wat me niet belet zou hebben dat werk al aan te kopen.
Veel kans trouwens dat ik ook op die biografie mijn tanden breek, want 388
bladzijden in ‘t Frans, kleine letters, slecht gedrukt, slordig uitgegeven…
Pffff. En da’s nog maar het topje
van de stapel.
Daaronder ligt L’ordre
libertaire, La vie philosophique d’Albert Camus, een boek van Michel
Onfray, goed voor 800 (!) bladzijden van de Franse slag. Van de Franse slag
betekent dat je die bladzijden vlug kunt omdraaien, maar toch, achthonderd! Wanneer moet ik dàt
lezen? En weet je wat vreemd is? Ik ben me al van dat probleem bewust als ik
dat boek aankoop. Maar ik kan geen boek over Camus passeren zonder het tot mij
te nemen. Vraagt u zich nu af of
ik dan ook alles van die schrijver zelve lees? In mijn bibliotheek neemt zijn oeuvre
inderdaad veel plaats in, en dat staat daar, zo moet ik eerlijk toegeven,
allemaal half gelezen. Alleen De mythe
van Sisyphus heb ik tot een goed
einde kunnen brengen, een essay waarvan ik me de filosofie trouwens meteen
eigen gemaakt heb.
Albert Camus, zo interpreteer ik de feiten in mijn boekenkast, is een
van mijn belangrijkste schrijvers, zij het dat ik daar nauwelijks iets van
gelezen heb. Vindt u dat
onlogisch? Ik heb nog zo’n
favorieten. Over Victor Serge
bijvoorbeeld heb ik ook alles gelezen, maar zijn romans blijven voor mij
letterlijk gesloten boeken. Een mens mag over zo’n inconsequenties niet teveel
nadenken, vind ik. Dus blijft ook Albert
Camus me verder boeien, meer als persoonlijkheid dan als auteur. Nu komt daar
ook nog eens die intellectuele biografie van Onfray bij.
Al die filosofie, zult u verzuchten, helpt dat me dan om de wereld beter
te begrijpen? Wel, het helpt me alvast te begrijpen waarom de gepensioneerden
niet rustig hun beurt in de winkel afwachten. Ook zij moeten dringend verder
met hun eigen Camus en Bloch, alhoewel die hoogdringendheid bij hen wellicht
anders heet en misschien ook niet in boekvorm staat te wachten.
Herlezen doe ik ook. Dat is momenteel het geval voor Ernest Mandel, Rebel tussen droom en daad
van biograaf Jan Willem Stutje. Dat wilde ik tussendoor nog doen, ook al omdat
ik over dat boek nog niets in de blog geschreven heb. Ik heb deze keer helaas het
einde niet gehaald, omdat de nieuwe lading voorrang krijgt. Ik was nochtans alweer aan pagina 164 geraakt,
maar goed. Ik steek het boek nu
tot aan mijn pensionering weer in de kast. Dat ga ik ook doen met Makhno et la révolution ukrainienne van
Ettore Cinnella. Dat werkje heb ik al lang liggen. Na mijn pensionering begin
ik eraan.
De tentoonstelling heb ik inmiddels bezocht, maar de catalogustekst van
Xavier Tricot (Bonjour Ostende, Oostende
in de internationale kunst) moet ik nog verorberen. Daaronder ligt dan ook
nog Gustaaf Sorel, Zijn leven en werk, een
kunstenaar die niet op die tentoonstelling terechtgekomen is, maar die m.i. te vlug vergeten wordt. Hopelijk
krijg ik daar iets uit gelezen voor de uitleningtermijn verstreken is, want dat
boek heb ik aan de bibliotheek ontleend.
Op die vensterbank ligt nog een en ander dat ik geleend heb. Duitse herfst, Een naoorlogse reportage van
Stig Dagerman, een Zweedse auteur waarvan ik al lang iets wil lezen. Over
Dagerman heeft Jeroen Brouwers geschreven in De Zwarte zon, een boek dat ik hier ook heb liggen. Brouwers
schreef nog meer over Stig Dagerman, en ook dat wil ik lezen, maar daarvoor
moet ik wachten. Dat boek moet eerst van de openbare bibliotheek van Blankenberge
naar die van Oostende verkassen. Het duurt trouwens bijzonder lang voor ik daar
bericht over krijg. Ik was er beter
zelf om geweest! Want de tijd dringt en het pensioen nadert met rasse schreden. Help!
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten