vrijdag 18 oktober 2013

Lang leve de opstand!


Was het een passage in een geromantiseerde documentaire of heb ik het in een film gezien?  Ik weet het niet meer. Misschien is het iets wat ik ooit gelezen heb of misschien heeft iemand het me verteld. Evenmin weet ik of de anekdote historisch correct is, maar het verhaal gaat als volgt.
De Russische revolutionair Lev Davidovich Bronstein is uit Siberië ontsnapt, waar de tsaar hem ver weggeborgen heeft. Bronstein heeft zich daar de schoenen en de identiteit van zijn bewaker toegeëigend en trekt nu geschoeid als Leon Trotsky over berg en dal, om uiteindelijk in Londen die andere woelmaker, Lenin, te vervoegen.
Lenin leidt de nieuwkomer rond in de stad en toont hem de bezienswaardigheden. Daar heb je ‘hun parlement’ enzovoort.  Op een zeker ogenblik zegt Lenin tot Trotsky: ‘De geschiedenis zal ons gelijk geven kameraad.’ Trotsky antwoordt: ‘Dat hangt ervan af wie hem schrijft, kameraad.
Aan die anekdote moest ik denken toen ik Rebellen, Van de Galliërs tot de indignados las, een boek dat geredigeerd werd door Anne Morelli. De eerste zin van dat boek luidt immers: ‘Geschiedenis wordt geschreven door de machthebbers en hun verlangen zichzelf voor te stellen als bijzonder, onwankelbaar, heldhaftig, eeuwig.’
Als dat waar is dan betekent het ook dat een aantal gebeurtenissen en processen in de geschiedschrijving minder aan bod komen omdat ze niet zo goed in het kraam van die machthebbers passen.  Komt het daardoor dat de geschiedenis de conservatief gelijk schijnt te geven wanneer die stelt ‘dat er altijd koningen en machtige mannen geweest zijn die altijd al het laatste woord hadden’ ?
Het tweede deel van die bewering is uiteraard pertinent onjuist. Dank zij de strijdlust van onze voorouders is de macht van die ‘koningen’ in niet onbelangrijke mate beperkt geworden. Hun werden toegevingen afgedwongen waarvan we vandaag nog altijd kunnen genieten, de sociale zekerheid is daar een goed voorbeeld van. Opstand loont!
Onze geschiedenisboeken benadrukken niet toevallig, zo stelt Morelli in haar inleiding, het geweld dat met de revolte gepaard gaat, terwijl er in die boeken, evenmin toevallig, minder aandacht besteed wordt aan het voorafgaande geweld dat toch tot die revolte geleid heeft.  Ze gaat verder: het is ook niet toevallig dat de hoofdfiguren van de revolte in de geschiedschrijving minder belicht worden dan degenen die de revolte neerslaan.
Geschiedkundigen die het anders aanpakken zijn er uiteraard ook. Alleen al in de inleiding van dat boek heeft Morelli het over tal van internationaal gerenommeerde historici die zich over leven & streven van rebellen gebogen hebben. Vervolgens laat ze in het boek vijftien wetenschappers aan het woord die rebelse bewegingen en hun leiders in eigen land onderzoeken, startend bij de Galliërs en eindigend bij de indignado’s (die we dan gemakshalve al behorend tot de geschiedenis rekenen).
Wat is nu het belang van dit boek? Al de opstandigheid werd al eerder beschreven.  Veel ervan behoort tot het gekoesterde erfgoed van de linkse beweging.  Maar het is goed dat al die opstandige ‘Belgische’ geschiedenissen nu in één leeservaring samengebracht worden, want daar valt iets uit te leren, en wel dit: er mogen dan misschien altijd koningen en machtigen geweest zijn, er zijn ook altijd mensen geweest die deze machtigen uitgedaagd hebben.
We staan met dit boek overigens nog maar aan het begin van een ‘Belgische geschiedenis van de rebellie’. Zelf kan ik met de vinger in de neus al drie aanvullingen uit mijn onmiddellijke omgeving aanbrengen.
Het boek vermeldt uiteraard de boerenopstand (1323-1328) aan de kust, maar de naam van de Bredense boer Zegher Janszoone ontbreekt nog in dit 'rebelse overzicht'. De rebellenleider werd nochtans pas in 1329 gevangengenomen, en wel tijdens een laatste poging om de opstand weer op gang te trekken. Het bekwam hem slecht: ‘hij werd voor het klooster van St. Aernouts gevangen met zijn zoon en met 20 van zijn principaalste medeplichtigen en dan zijn ze naar Brugge gebracht waar hij met gloeiende ijzers gestoken is geweest en is hij gesleept tot aan de galg. De andere zijn geradbraakt geweest en daarna onthoofd, de lichamen onder de oksels gebonden met koorden aan nieuwe galgen en de hoofden op staken gesteld.’ Ik schreef er eerder al een stukje over in deze blog. (1)
Ook de Vlaamse steden die in de zestiende eeuw tegen de Spanjool in opstand kwamen worden uitvoerig vermeld, maar Oostende, de stad die het langste weerstand bleef bieden, blijft onbenoemd. Het einde van het Beleg van Oostende (1601-1604) is nochtans een belangrijk scharnierjaar, het is het moment waar Noord en Zuid definitief van elkaar gescheiden worden. Het betreft dus een belangrijke episode in de geschiedenis. Professor Georges Allaert vindt het zelfs ‘onbegrijpelijk dat het Beleg van Oostende in het geschiedenisonderwijs meestal niet eens vermeld wordt.’ Ook in Morelli's boek wordt er geen woord aan vuilgemaakt. Maar goed, ook over deze gebeurtenis vindt u een bijdrage in deze blog. (2)
Bekend zijn de edelen Egmont en Horne die in het boek vermeld worden. De onthoofding van die twee is ook vereeuwigd in een schilderij dat de grote James Ensor later weer inspireert om een andere opstand mee te vereeuwigen. De plaats van de edelen wordt bij Ensor ingenomen door de eenvoudige vissers Wauters en Verhulst, slachtoffers van de repressie van de Oostendse vissersopstand (1887), een rebellie die heel zeker een ruime plaats had mogen krijgen in de bladzijden die in het boek aan de arbeidersopstanden uit die tijd gewijd worden. (3) De linkse historici van Morelli moeten eens in de blog van De Laatste Vuurtorenwachter rondneuzen, misschien inspireert het hen tot een vervolgboek. [Ja, ik weet 't, het is een bekakte slotzin, maar ik vond niet meteen een andere.]
Flor Vandekerckhove

Anne Morelli (redactie). Rebellen, Van de Galliërs tot de indignados. Uitg. EPO Berchem, 2013. 343 ps. 24,90 €. ISBN 978 94 91297 23 6.

2 opmerkingen:

eric rosseel zei

Egmont & Horne waren geen "opstandelingen", noch karakterieel noch in hun strategisch handelen. En vissers (net zoals mijnwerkers) waren in die tijd juridisch en ook sociologisch gezien geen "arbeiders". Alleen qua Het Beleg van Oostende kan Morelli echt iets aangewreven worden. Ik zou, was ik Morelli, er ook mee voorzichtig zijn mij te baseren op de geschriften van lokale heemkundigen en kroniekenschrijvers, die alleen hun eigen dorp of stad in the picture willen plaatsen, door van alles en nog wat dan ook nog te verbinden aan een bloeddorstige revolutionair als Trotzki. We mogen blij zijn dat dit heerschap niet de kans heeft gehad om zelf "de geschiedenis te schrijven". Hij zou veel meer feiten en gebeurtenissen verzwegen of "vergeten" hebben dan onze Morelli. Morelli kan immers geen "persoonlijke belangen" aangewreven worden.

De laatste vuurtorenwachter zei

Egmont & Horne mochten dan geen opstandelingen zijn, ze werden wel als opstandelingen onthoofd. Vissers mochten in die tijd sociologisch en juridisch misschien geen arbeiders zijn (en nu wel?), hun opstand was dezelfde als deze van degenen die het sociologisch en juridisch wel waren. Voor de rest wrijf ik Morelli niets aan, ook niet qua het Beleg van Oostende. Ik ben er ook wel zeker van dat zij voorzichtig is met geschriften van folkloristen die van alles en nog wat verbinden met de bloeddorstige revolutionair Trotsky.