dinsdag 16 juli 2024

Baudelaire, essayist van de moderniteit

Le déjeuner sur l'herbe (1863) van Édouard Manet toont een picknick van twee eigentijds geklede mannen, plus een naakte en een halfnaakte vrouw, Baudelaire noemt de ‘gevangen gehouden vrouw’ een heldin van het moderne tijdperk. Het schilderij werd veel geparodieerd. Op de hoes van Thanks I'll Eat It Here, soloalbum (uit 1979) van Lowell George, worden Bob Dylan, Fidel Castro en Marlene Dietrich afgebeeld naast een openliggend exemplaar van Ginsbergs Howl.

ELK NAJAAR schrijf ik in een berghuisje in Frankrijk een ietwat langer essay. In 2023 was dat ‘Over schrijverschap (Haruki Murakami en ik)’⇲; in 2022 was ’t  ‘Als de muziekwijze verandert wankelen de stadsmuren’ (over Allen Ginsberg)’. Voor het essay van 2024 moet ik nog 'n beetje zien welke richting ’t uitgaat, maar ik vermoed dat Charles Baudelaire er iets mee te maken heeft. Vandaar dat ik nu al een beetje rond die figuur cirkel, kwestie van te kijken of ik met die mens iets kan doen.

CHARLES Baudelaire voelde, net als alle Parijzenaars, de stress van het spectaculair veranderende Parijs. De stad waarin hij geboren en getogen was, verdween voor zijn ogen, onder impuls van stadsvernieuwer Georges Haussmann. Bewoners werden uit de sloppenwijken verdreven en de bohème drong de verlaten huizen binnen: aspirant-schrijvers, dichters en kunstenaars. Krakers!
Baudelaire beschreef de ontwikkeling van de nieuwe, 'moderne' levenswijze, te midden van het tumultueuze stadsleven, hij zag de impact van nieuwe technologie, dacht na over wat dat voor kunst en literatuur kon betekenen; er moest, dacht hij, iets anders komen. Het excuus voor academische kunst was dat het het 'heroïsche' leven van de antieke wereld uitbeeldde, volgens Baudelaire moesten kunstenaars juist het heroïsche leven van hun eigen tijd uitbeelden. Baudelaire dacht erover na: wat betekende dat, ’hun eigen tijd’? En daaraan gekoppeld: welke artistieke technieken horen daar dan bij?
Baudelaire formuleerde de ‘moderniteit’ in essays naar aanleiding van de jaarlijks terugkerende Parijse Salon. Over de Salon van 1845 schreef hij Over de heldenmoed van het moderne leven. Het is waar, zegt hij daarin, dat het moderne zich nog niet heeft uitgekristalliseerd, maar het is nu al duidelijk dat ook deze nieuwe tijd, net als de oudheid, haar eigen helden heeft. Hij heeft het over de bohémien (°), de dandy, de flaneur, de trendsetter, de misdadiger, de gevangen gehouden vrouw… We moeten alleen maar onze ogen openen om onze eigen helden te zien, zegt Baudelaire, de kranten staan er vol van: ‘duizenden zwevende bestaansvormen die rondzwerven in de onderwereld van een grote stad – criminelen en gevangen gehouden vrouwen – bewijzen ons dat we alleen maar onze ogen hoeven te openen om onze heldenmoed te herkennen.’  
Édouard Manet is een beeldend kunstenaar die deze laag van helden aan ’t ontdekken is, bijvoorbeeld in Le déjeuner sur l’herbe. Een kunstenaar die Baudelaire positief bespreekt, en hoger acht dan Manet, is Constatin Guys, in Le Peintre de la vie moderne opgevoerd als monsieur G. (°°) 
‘De menigte is zijn element, zoals de lucht dat is voor de vogel en water voor de vis. Een te worden met de menigte, dat is zijn hartstocht en functie. Voor de volmaakte flaneur, de hartstochtelijke waarnemer, is het een ontzaglijk genot om zich te vestigen in de massa, in de golving, de beweging, het vluchtige en oneindige. Buitenshuis te zijn en zich toch overal thuis te voelen; de wereld te zien, in het middelpunt van de wereld te staan en toch voor de wereld verborgen te blijven, dat zijn een paar van de kleinere genoegens van die onafhankelijke, hartstochtelijke, onpartijdige geesten, voor wie in de taal geen goede benaming te vinden is. De waarnemer is een vorst die overal van zijn incognito geniet. De liefhebber van het leven maakt van de hele wereld zijn familie, zoals de liefhebber van het schone geslacht zijn familie samenstelt uit alle gevonden, vindbare en onvindbare mooie vrouwen en de liefhebber van schilderijen leeft in een toverwereld van op doek geschilderde dromen. Zo stapt wie verliefd is op het universele leven de menigte in alsof het een onmetelijk reservoir van elektrische energie is.’

(°) Meer over de bohème in Arthur Rimbaud, Patti Smiths bohémien préféré.
(°°) Charles Baudelaire. Schilder van het moderne leven (1992). De Nederlandse vertaling is niet langer in de handel beschikbaar. Er staan enkele vertaalde stukken in De Revisor. 1992. Vertaling Maarten van Buuren. Charles Baudelaire. De schilder van het moderne leven. Hoofdstukken III, IV en IX. Te lezen in digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren.

Geen opmerkingen: