Jef Turf en Miel Dullaert (links) die Jef na diens defenestratie in De Rode Vaan zou opvolgen. (foto Jo Clauwaert) |
Ouder wordend ervaar ik
een toenemend plezier bij het lezen van memoires en (auto)biografieën. Dat komt
doordat het levens-beschrijvingen van
tijdgenoten zijn. Ze gaan over situaties die we zelf beleefd hebben, over mensen die we gekend hebben. Hun vragen waren de onze. We deelden hun
antwoorden of we zetten ons ertegen af, maar het waren hoe dan ook antwoorden van onze eigen tijd. Dat
geldt ook voor de memoires van de ex-communist Jef Turf (°1932 - †2022).
Turf,
van opleiding kernfysicus, werd in 1953 lid van de KPB, de Kommunistische Partij
van België (met een K, wie progressief was gebruikte in die tijd de
progressieve spelling). In 1963 werd hij partijfunctionaris. Later werd hij er Vlaams voorzitter van en politiek
directeur van het partijweekblad De Rode
Vaan. Hij kwam in conflict met de partijleiding en werd
ontslagen.
In
memoires kun je niet over de anekdotes heenstappen, 't zijn de balletjes in de
soep van een mensenleven. Bovendien valt er veel uit te leren.
‘Een ander gevolg van mijn vrije keuze voor de KPB had betrekking op de verwachte promotie van mijn vader voor de post van hoofdinspecteur voor het lager onderwijs. Hij greep naast die promotie. Later ontdekte hij in zijn dossier in Brussel een brief aan de minister, van de hand van de befaamde dichter en literator Karel Jonckheere. Daarin werd vermeld dat de zoon van de kandidaat-hoofdinspecteur Turf actief was als communist aan de Gentse universiteit. Dat moest doorgaan voor een argument tegen de benoeming van zijn vader. Daarbij dient vermeld dat mijn vader bevriend was met Karel Jonckheere, die destijds eveneens in Koksijde woonde, en die hij regelmatig trof in een plaatselijke culturele vereniging.’ (p.53)
Zo ging dat in die tijd onder intellectuelen en zo gaat het waarschijnlijk nog altijd.
Beweren dat ik Jef Turf goed gekend heb, zou overdreven
zijn, maar we waren in Gent beiden actief in wat klein links genoemd werd. Dat bestond uit KPB, Amada (later PVDA) en RAL (later SAP). In
verkiezingen dienden ze aparte lijsten in. Na afloop werden die
partijtjes op de televisie uitgenodigd om het over hun povere resultaten te
hebben. Daar werden de woordvoerders telkens bijeengezet, wat de
wederzijdse vijandigheid danig accentueerde.
Jef was over
die andere twee partijtjes niet te spreken. Over een ervan schrijft hij:
‘Het ontstaan van Amada (…) werd met veel wantrouwen bekeken binnen de KPB. (…) de “Amadezen” benaderden de arbeiders net zoals de kolonialen de inboorlingen bekeken: zij moesten bekeerd worden (…)’. (p.156)
Over het derde en
allerkleinste (RAL/SAP, waarin ikzelf actief was) vind ik in de
memoires niets terug, maar ik herinner me dat hij ons neerbuigend
de bibliothecarissen van de revolutie noemde.
Die bibliothecarissen hanteerden een
politieke tactiek waarbij we de andere twee opriepen om samen naar de verkiezingen
te trekken. Naast nog andere dingen was dat ook wel een lepe truc. Weigerden ze, dan konden we hen
aanwijzen als zaaiers van verdeeldheid; stemden ze toe, dan konden we ons piepkleine karretje aan hun toch iets grotere treinstellen vasthangen.
Die anderen waren echter ook niet van gisteren en ze hielden wijselijk de boot af… Behalve twee keer tijdens de gemeenteraadsverkiezingen aan het begin van de
jaren tachtig. De KPB was toen al in volle electorale neergang en in een poging
om die neergang te verdoezelen besloot Jef om in Gent op ons aanbod in te gaan.
De eurocommunisten van Turf en de trotskisten van de RAL vormden samen met
onafhankelijke kandidaten een verkiezingslijst, eerst KPE (Kommunistisch Progressieve Eenheid) en later WERK. Ik was een van de architecten ervan en in die periode leerde ik Turf toch ietwat beter kennen.
En zo kwam het dat de RAL erin slaagde om in haar
Gentse lokaal (het inmiddels afgebroken) Stapelhuis↗︎ een meeting te organiseren
waarop o.m. Jef Turf het woord voerde. Voor ons was dat een overwinning, het betekende dat de KPB ons niet langer kon verketteren.
Hier past een anekdote. Wij streefden het
rotatieprincipe na. Gesteld dat iemand verkozen geraakte, zou die na enige
tijd vervangen worden door een volgende. Jef, die op die gemeenschappelijke lijst de eerste plaats innam, was
daar geenszins voor te vinden. Hij argumenteerde: ‘Als die mens dat goed doet, waarom zouden we hem dan vervangen?’
Ja, 'die mens' ambieerde al veel te lang een politiek mandaat dat hem salonfähig zou
maken, hij ambieerde het daardoor een beetje te hard en dat kon hij niet
wegsteken. Ik was niet de enige die het zag. Die verkiezingen leidden hoe dan ook weer eens tot niets en Jefs partijtje werd almaar kleiner:
‘Heb ik destijds een goede keuze gemaakt? Misschien wel, misschien niet. Maar wanneer men in het leven een belangrijke beslissing neemt, moet men daaraan vasthouden en ze niet telkens weer in vraag stellen. Ik heb mij gehouden aan mijn moeilijke beslissing, tot het bittere einde, toen de KPB mij niet meer nodig had en zelf verdween in het stof van de geschiedenis.’ (p.85)
In zijn memoires besteedt Turf uiteraard veel plaats
aan wat daarvan, zijns inziens, de oorzaken zijn en hij besluit:
‘Vandaar de conclusie dat (…) wij fout waren door onze bijna exclusieve aandacht te richten op de directe economische aspecten van de proletarische strijd. Culturele — dus natiegebonden — elementen speelden minstens een even grote rol (…) het overwicht van de Russische interpretatie van Marx zorgde ervoor dat elke vernieuwende benadering (…) verwezen werd naar de schroothoop van het revisionisme.’ (p.120)
Dat van die Russische interpretatie is ongetwijfeld
waar, maar wanneer hij opeens ‘natiegebonden
elementen’ benadrukt, heeft hij daar slinkse bedoelingen mee.
Die probeert hij te camoufleren met een citaat van de grote baas zelf, dat hij uit de
catechismus van de marxisten haalt, Het
Communistisch Manifest. Zegt Marx daar niet:
‘Het proletariaat, de onderste laag der tegenwoordige maatschappij, kan zich niet verheffen, niet oprichten, zonder dat de gehele bovenbouw der lagen, die de officiële maatschappij vormen, wordt opgeblazen.’ (p.120)
Wat u wellicht, net als ik, als een oproep tot
maatschappelijke omwenteling leest, heeft volgens Turf een heel andere
betekenis, die vermeende ‘natiegebonden
elementen’ leiden hem naar het nationalisme:
'Dit “nationalisme” is trouwens een voorwaarde voor het “inter-nationalisme”. Men kan het ene niet tegenover het andere stellen.’ (p. 237)
Wellicht vindt Jef dat een geslaagd voorbeeldje
van dialectiek, andere mensen zullen het een sofisme noemen. Daarna is Turf niet meer te stoppen. De linkse
politiek moet in de koelkast gestopt worden, aldus de gewezen
voorzitter van de KPB.
‘First things first: aan de orde is de confederalisering van ons land (…). Concreet: ik heb in 2010 voor N-VA gestemd, en zal dat nog doen (…)’
Verbazing alom! Maar niet getreurd. Eens Vlaanderen vrij
is zal hij de linkse politiek weer uit zijn koelkast halen en:
‘de strijd helpen voeren voor een sociaal, democratisch en vooruitstrevend Vlaanderen en wellicht tegen de N-VA. Het is het onbegrip voor deze dialectiek dat vele linksen in Vlaanderen hindert en hen belet een rol te spelen die eigen zou moeten zijn aan de linkerzijde (…)’ (p.240-243)
Hmmmm, hebben we niet altijd al gezegd dat de dialectiek van de KP’ers langs
geen kanten deugt?
Jef
Turf, Memoires – Van kernfysicus tot Vlaams communist -. Lannoo, 280 p., 24,99
euro, ISBN 978 94 014 0511 9
2 opmerkingen:
Flor tiepfoutje hij overleed nu pas niet in 2012
Thanks! Gecorrigeerd.
Een reactie posten