‘Stel nu,’ zo begint hij zijn
argumentatie, ‘dat er een religie zou
bestaan die vrouwen verplicht een omgekeerde pispot op het hoofd te zetten…’
Hij zit op
de eerste rij in de zaal die halfgevuld is met mensen die, zoals ik, hun tijd
verliezen met het bijwonen van lezingen. Ze zijn eenzaam en zoeken het
gezelschap op, ze zijn arm en zoeken de gratis warmte, ze zijn oud
en ze zoeken iemand die bereid is om te luisteren.
Hij mist
geen enkele lezing en hij mist geen enkele gelegenheid om zijn mening te ventileren.
Hij is een querulant. ‘Zou je in het
OCMW willen bediend worden door zo’n gelovige die met een pispot op het hoofd
achter het loket zit?’ De stilte in de zaal maakt plaats voor geroezemoes, want het OCMW is ons terrein. Niemand lacht. Iedereen maakt zich dik.
Het gaat vanavond
over het hoofddoekenverbod. Moslimvrouwen die in een openbare dienst werken
mogen hun hoofd bedekt houden, maar niet als ze een functie hebben die hen met
het publiek in contact brengt.
Er gaan vingers in de lucht. De ene mens vindt dit en de andere vindt dan weer iets
anders. Iemand vindt het voorbeeld uit de lucht gegrepen, een andere weet dat gelovigen de raarste dingen doen. En ’t is waar, je ziet van alles
op straat.
Het laatste
woord is bijlange nog niet gezegd. De querulant heeft het hoofddoekendebat
opengegooid en hij weet het. Hij gaat door: ‘Stel
dat de mormonen een nieuwe regel uitvaardigen en dat hun missionarissen niet
meer, zoals nu, in een deftig pak bij je aanbellen, maar met zo’n pispot op het
hoofd… Zou je hen dan binnenlaten?’
Zelf laat ik
nooit mormonen binnen, pispot of niet. De man werkt me op de zenuwen. Ik kijk
op mijn horloge en zie dat het tijd wordt om op te stappen.
Ik zit op de
laatste tram die me naar huis kan brengen. Voor me zit een jongen met een gekleurde hanenkam. Ik vraag me af of de querulant hem zou binnenlaten mocht die jongen aanbellen om van zijn geloof te getuigen. Zou die jongen als lesgever op een school
toegelaten worden (bijvoorbeeld in een school waar de leerlingen verplicht worden om pispotten omgekeerd op het hoofd te dragen)? Kan zo iemand als adviseur in de bank werken (of laten de
mensen zich liever een belegging aansmeren door een deftig burgermannetje)? Zou
ik mezelf laten opereren door een steengoede chirurg met zo’n hanenkam (of verkies ik iemand die er deftig uitziet en er nogal eens naast snijdt)? Ik moet
glimlachen om mijn avondlijke bedenksels, want er is weinig kans dat die
jongen een lesgever is, nog minder dat zo iemand de beurskoers volgt en er is
geen enkele kans dat hij een steengoede chirurg zou zijn, want die zitten niet op de tram.
Vrouwen daarentegen
die omwille van hun geloof omgekeerde pispotten op het hoofd dragen … Ik weet
niet wat ik er moet van denken.
Het is koud in mijn huis. Morgen is er
een lezing over de klimaatopwarming.
Flor
Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten