De winkel van Gillot bevond zich in de Peter Benoitlaan. Op de foto helemaal rechts. In de vitrine zie je de schilderijen staan. |
In het
midden van de vorige eeuw had meneer Gillot een winkel in Bredene. Hij verkocht
er kachels en schilderijen, voorwaar een merkwaardige combinatie. De kachels
kwamen uit de fabriek, de schilderijen maakte meneer Gillot zelf. Hij was een artiste peintre, want hij sprak uitsluitend Frans.
De Gillots
waren kennissen van mijn ouders en ik werd regelmatig ingeschakeld om die
mensen ter wille te zijn. Ik kwam daar over de vloer, maar die vloer bleef voor
mij wel beperkt tot de winkel en de gang. Meneer Gillot hield zich op een
afstand die bewaakt werd door zijn echtgenote.
Vanuit die gang kon ik heimelijk in het schildersatelier gluren: uitgeknepen verftubes, schildersezel, zelfportret, besmeurde werkschort, de geur van terpentijn… Ik was telkens zeer onder de indruk.
Vanuit die gang kon ik heimelijk in het schildersatelier gluren: uitgeknepen verftubes, schildersezel, zelfportret, besmeurde werkschort, de geur van terpentijn… Ik was telkens zeer onder de indruk.
In
afwachting dat meneer Gillot me zou uitnodigen om zijn leerling te worden,
bekwaamde ik me in het naschilderen van een aquarel die hij mijn ouders
geschonken had: een bruggetje over de Brugse reien. Uiteraard. Het is er echter
niet van gekomen, meneer Gillot heeft mij nooit gevraagd om zijn leerling te
worden.
Anto Diez (1914-1992) |
Omdat hij de
enige artiste peintre was die ik
kende, besloot ik het verder zonder leermeester te doen. Moeilijk kon het niet
zijn, want het naschilderen van dat bruggetje lukte al aardig. En er was de
snel naderende tijdgeest van de sixties:
creativiteit was alles, vakmanschap was niets.
Met zo’n
zever moest je bij Anto Diez niet afkomen. Hij was de tweede kunstschilder die
ik leerde kennen. Hij kwam in 1961
in Bredene wonen, en niet om er kachels te verkopen. De zondagschilderende meneer
Gillot verdween uit beeld en dat werd nu bezet door Anto Diez, een
late vertegenwoordiger van het Vlaams expressionisme, een mens van grote gebaren,
zowel op doek als in het leven.
Ook daar
kwam ik over de vloer. In tegenstelling tot meneer Gillot sprak Anto Diez wel
met me. Nadat ik, ongehinderd door enige kennis, zijn werk met dat van Permeke
vergeleken had, wees hij me op de vormverschillen en toonde hij me hoe zijn kleurenpalet
danig van dat van Permeke verschilde. Terwijl zijn echtgenote Aimée Thonon een
streepje muziek op de piano uitprobeerde, veegde hij de vloer aan met het soort creativiteit dat mijns inziens vakmanschap overbodig maakte. Hij kon me niet
overtuigen, want hij was oud en ik was jong.
Wellicht doordat er niet erg veel deelnemers waren, wonnen we de wedstrijd. Waardoor ik
mijn vooroordeel bevestigd zag: creativiteit is alles, vakmanschap is niets. Bovendien
bleek De Werker een commercieel succes te zijn. Het werk werd gekocht door Daniël C. die het in zijn slaapkamer
aanbracht. Niet voor lang echter, want toen er een spin uit de verfpot
gekropen kwam, eiste zijn moeder dat De Werker naar de schroothoop verwezen werd. Waar het werk dezelfde middag ook terechtkwam. Waardoor het ook niet vernoemd staat in Van Altamira tot
heden, een boek dat nochtans heel de kunstgeschiedenis zegt te beslaan. Quod non!
Flor
Vandekerckhove
2 opmerkingen:
haha. en dat in Bredene ;-)
die van Altamara tot heden, jouw exemplaar heb ik hier nog in de kast liggen...denk ik.
twas een schoon werk, spijtig dat het zo vergankelijk was maar ik zie het nog altijd
voor me, ook de manier waarop we het naar de tentoonstelling brachten was kunst op zich !
Those were the days my friend, sweet memories,
JP
Een reactie posten