Geveld door een citaat
IN DE STALLEN werd het vee onrustig. Doorheen de mistslierten ontwaarde
ik een schim. Ik dacht meteen: meneer Delanghe! Ik ging wijdbeens in het deurgat staan en riep de schim toe: ‘Van mijn erf gij! Of ik rijg u aan mijn
riek.’ Om te demonstreren dat het geen citaat betrof, plantte
ik de mestvork vlak voor me in ‘t plantsoen. Het belette meneer Delanghe niet om nader te
komen. Toen hij vlak voor me stond zei hij: ‘Alleen
haiku’s van Bashô en citaten van Amoz Oz kunnen mij aan ’t wankelen brengen.’ Met een goedgeplaatste stoot reeg ik hem aan de riek. Nog
bleef hij raaskallen: ‘Denk maar niet dat ik klein te krijgen ben, ik ben
een wereldburger en nog verdraagzamer dan ik voorheen al was. Kijk, ik verdraag
zelfs deze riek in mijn lijf.’ Ik trok zijn colbert open en
zag dat de riek in zijn haast ondoordringbare portefeuille was blijven steken. ‘Ha,’
riep hij, ‘probeer daar maar eens door te
geraken met je ouderwetse citaten.’ Toen fluisterde ik in zijn oor: ‘Geen ijzer kan het
menselijk hart zo ijzig doorboren als een goed geplaatste punt.’⇲ Daarna zette ik dat punt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten