zaterdag 10 juli 2021

Het jazzy surrealisme van Maxine Chernoff



In 2019 ontdek ik ’t bestaan van een poëtische praktijk die de Amerikaanse criticus Dana Gioia als een ‘jazzy and absurdist brand of surrealism’ omschrijft. ’t Is een late vorm van surrealisme die niets meer van doen heeft met de oorspronkelijke beweging: 
‘Het (…) moest wachten op een nieuwe generatie - een generatie die was opgegroeid met tekenfilms en films. Het vereiste schrijvers die niet noodzakelijkerwijs hoge cultuur en populaire cultuur als tegengestelden zagen. Die verschuiving in gevoeligheid kwam er in de jaren zestig.’ 
Gioia ontwaart het in eerste instantie in het werk van James Tate. Andere namen: Marc Strand↗︎, Charles Simic↗︎, Robert Bly↗︎, James Wright↗︎, Donald Hall↗︎. Allemaal dichters van wie ik eerder al werk vertaald heb. Vervolgens schaf ik me enkele bundels van James Tate aan en vertaal daaruit Bounden Duty↗︎ en It Happens Like This↗︎. Tate leidt me verder naar gelijkgestemden. Twee ervan worden al eens samen met hem genoemd: Russell Edson en Maxine Chernoff. Dus leer ik na James Tate Russell Edson↗︎ kennen en nu ook Maxine Chernoff↗︎. Alle drie doen ze iets wat op surrealisme lijkt, alle drie schrijven ze verhalende poëzie, ze doen dat in prozagedichten en er mag gelachen worden.
Wanneer de toen nog jonge Chernoff (°1952) daar in 1972 mee aanvangt, gaat dat als volgt: 
‘De enige Amerikaanse prozagedichten die bestonden (of waarvan ik wist) waren die van Robert Bly, die voor mij melig aanvoelden, en die van Russell Edson, waar ik erg van genoot. Natuurlijk was er Gertrude Stein, maar ik had haar nog niet ontdekt. Ik begon prozagedichten te schrijven op basis van deze lezing, en mijn methode, voor zover ik me kan herinneren, was om een concept te hebben (een hoofd in een tuin, naakte Benjamin Franklin, een waaier gemaakt van snorren) en vervolgens het gedicht in een rush te schrijven. Je zou kunnen zeggen dat het ‘onderwerp’, hoe willekeurig ook, me inspireerde om het te produceren.’  
In haar prozagedichten gaat Chernoff nogal eens over en weer tussen het serieuze en het triviale, zoals je zelf kunt zien in ‘Lost and Found’ dat ik vertaal.


In dat prozagedicht volgen we het personage naar de dienst van de gevonden voorwerpen, op zoek naar de foto die alles zou veranderen. Op die foto zou ze te zien zijn terwijl ze naar een andere foto zoekt, een die vroeger alle verschil gemaakt zou hebben: ‘Mijn verleden ontglipt me als een politicus’. Neen, dan kan ze beter naar Vanity, Wisconsin trekken, vind ik. 


In dat gedicht schamen bezoekers zich niet om, vanaf hun hotelbalkon, foto’s van hun foto’s te maken. Misschien kun je daar ook wel foto’s maken van de nutteloze ouderen die jaarlijks vrolijk naar het meer trekken om er voor eeuwig hun reflectie te vervoegen. Schoon volk woont daar trouwens: de pompiers waxen hun snor als de sirene gaat en je koopt er alleen vlees dat bij je haarkleur past. 
Flor Vandekerckhove

Flor Vandekerckhove publiceert zijn gedichten in e-boeken. De Lachende Visch is de uitgever, De Weggeefwinkel is de distributeur. De e-boekjes zijn gratis voor wie erom vraagt. Mail erom en het wordt u per kerende opgestuurd. (Vermeld de titel): liefkemores@telenet.be.



Geen opmerkingen: