Accident — Het verkeersongeluk waarin de auteur
terechtgekomen was had zware gevolgen voor ‘s mans carrière. In dat accident
was hij een vingerkootje kwijtgeraakt, wat het typen zou bemoeilijken. Hij was
niet alleen dat vingerkootje kwijt, maar ook zijn geheugen. Dat vreselijke
ongeluk was gebeurd toen hij terugkeerde van de uitgeverij. De schrijver had de
uitgever gemeld dat hij een ingenieus boek bedacht had, iets wat nooit eerder
geschreven was, een boek dat de betekenis van de literatuur voor altijd zou
veranderen. Maar het enige wat de schrijver zich na het accident kon herinneren
was het verkeersbord waarop stond: Voetgangers hier oversteken.
Religie — De overgrootvader van Kafka’s moeder is geleerd en wordt alom
gerespecteerd. Bij een brand gebeurt als gevolg van zijn vroomheid het wonder dat
het vuur zijn huis overslaat, terwijl de huizen eromheen afbranden. Het staat
in de Ernst Pawels biografie van Kafka. Pawel heeft het van Kafka zelf die er
in een autobiografische schets over geschreven heeft. Het lijkt iets exotisch,
maar tegelijk is het van een grote actualiteit. Op de televisie kijk ik naar de
verslagen over de immense bosbranden in Portugal, Griekenland, Zweden,
California, Australië… Tevergeefs zoek ik naar een huis dat gespaard wordt. God
is waarlijk dood.
Slot — Ik ben erg onder de indruk
van de manier waarop Grace Paley haar verhalen weet af te sluiten. Haar bundel Later die dag,
opent met een verhaal dat Liefde heet en waarvan ik u het slot leer
kennen, zonder commentaar:
‘Toen
bespraken we hoe het SALT-verdrag de basis miste waarop het plafond moest
rusten, lazen een gedicht dat een van zijn dochters had geschreven, keken naar
een televisieprogramma dat de ondergang van de Europese textielindustrie bekend
maakte, en toen gingen we met elkaar naar bed.
’s
Anderendaags zei hij: Je vrijt best lekker, weet je dat. Hij zei: Echt. Je doet
me enorm aan Dotty Wasserman denken.’
Zwaar
— ‘Ik draai zinnen om. Dat is mijn leven. Ik schrijf een zin en dan draai ik
die om. Dan kijk ik ernaar en draai ik hem weer om. Dan lunch ik. Dan kom ik
terug en schrijf nog een zin. Dan drink ik thee en draai de nieuwe zin om. Dan
herlees ik de twee zinnen en draai ze beide om. Dan ga ik op mijn sofa liggen
en denk na. Dan sta ik op en gooi ze weg en begin opnieuw vanaf de start.' Philip Roth toont aan dat het schrijverschap op de lijst van de zware
beroepen thuishoort.
Kort — Niet iedereen is van de
lange adem. Niet alle lopers lopen de marathon, niet alle schrijvers kiezen
voor de trilogie, niet alle componisten zoeken het in symfonieën. Er zijn er
ook die, zoals Erik Satie, in korte stukjes hun talent ontwikkelen. Dat is ook
wat ik nastreef. Vandaar dat ik me een motto van A.L. Snijders aangemeten heb: 'Het
is al miljoenen malen gezegd, en het zal nog miljoenen malen gezegd worden: de
werkelijkheid is zo angstaanjagend groot en wij zijn zo onvoorstelbaar nietig
dat er niets anders op zit dan schrijven, schrijven, schrijven, schrijven, schrijven.'
Vijf keer na elkaar.
Autofictie — Van Lucia Berlin valt
veel te leren. Ze schrijft over haar leven in een genre dat autofictie heet.
Tijdens het schrijven verandert dat leven wel, het wordt verliteratuurd. Ze
brengt er ritme en kleur in, verdicht het, schaaft en reconstrueert het tot het
literatuur wordt. Een van haar zonen zegt daarover: ‘Onze familieverhalen en herinneringen kregen langzaam nieuwe vormen,
ze werden dermate verbloemd en geredigeerd dat ik er niet meer zeker van ben
wat er allemaal gebeurd is. Lucia zei dat het van geen belang was: het verhaal
is het ding.’ Het is het verhaal waar het echt om gaat.
Bleiten — Karl Ove Knausgård mag dan een kunstwerk geproduceerd hebben,
hij heeft er ook zijn leven mee geruïneerd. In een documentaire zie ik hem
janken. Die mens is tijdens het schrijven van zijn epos helemaal onderdoor
gegaan, en daarna nog meer. Hij is daar als een wrak uitgekomen. En hij
recupereert er niet van. En hij rookt de ene sigaret na de andere (en je moet
weten dat ikzelf er eindelijk, na vele pogingen, in geslaagd ben om ermee te
stoppen, met dat roken). En maar bleiten. Hij heeft een grens overschreden, en
er is geen weg terug. En maar schreien.
Negenennegentig — Die dag had ik ‘Schrijversverdriet
in drabbles gevat’ geschreven. Allemaal drabbles, allemaal handpalmverhalen van exact honderd woorden. Bedoeling was om ze te
laten meedingen in een concours waarbij een jury van Vlaamse letterkundigen de
inzendingen zou beoordelen. ’s Avonds had ik mijn drabbles op de post gedaan.
Omdat ik de voorzitter van de letterkundigen in 1988 eens beledigd had besefte
ik dat mijn inzending perfect moest zijn. ’s Nachts schoot ik in angstzweet
wakker. In mijn slaap was het tot mij doorgedrongen dat ik in het slotverhaal
dat Negenennegentig heette één woord
tekort geschreven had. Het telde slechts negenennegentig…
(°) Een drabble⇲ is altijd honderd woorden lang, niet 99, niet 101,
exact honderd, titel niet inbegrepen. Een drabble is bijgevolg een extreem kort
handpalmverhaal dat aan die strenge honderd woorden regel voldoet. (Flor Vandekerckhove⇲)