woensdag 20 juli 2022

Welk geheim torst de poel?

Links Hilda Doolittle (a.k.a. H.D.) gefotografeerd door Man Ray↗︎[© 2012 Man Ray Trust / Artists Rights Society, NY / ADAGP, Paris.] Kijkt ze in de poel? Rechts: DLVuurtorenwachter wijst in Bredene een poel aan. Hij kijkt ernstig, poel is ernstige boel.


Bredene, dinsdag 19 juli. De thermometer nadert de veertig. Ferm zwetend sla ik voetweg↗︎ 16 in, die, 620 meter ver, van de Polderstraat naar de Fritz Vinckelaan kronkelt. Vroeger gebeurde dat kronkelen tussen akkers, thans is 't tussen verkavelingen. Onderweg, ter hoogte van ‘t voetbalveld van KSV Bredene, passeer ik een vijver waaraan jeugdherinneringen kleven. Daar wierp mijn maat Norbert Olders↗︎ al eens een lijntje uit, soms met zijn vader René↗︎, soms alleen. Ik passeerde er wel eens om te kijken of er witvis↗︎ aan de haak bleef hangen.
De voetweg verdeelt het water (*) daar in twee ongelijke stukken. Links: diep, sprankelend, levend vijverwater. Er staan zitbanken. Of je daar nog mag/kunt vissen weet ik niet, maar ik kan het me wel voorstellen. Rechts: een ondiepe poel, vervuiling, omzeggens dood water dat duistere geheimen in zich lijkt te dragen. ’t Is de poel die me tot hier brengt. Ik wil die per se als illustratie gebruiken voor een gedicht dat De poel heet.


In H D. Collected Poems 1912-1944. Ed Louis L. Martz. Uitg. New Directions Paperbook New York. 1986. 672 ps.


H.D. is de manier waarop de Amerikaanse dichter Hilda Doolittle (1886-1961) al haar literaire werk ondertekent. Ze is een dichter van het imagisme↗︎ en The Pool is daar een schoolvoorbeeld van. Ik ga daar niet over uitweiden, da’s voer voor specialisten, maar je ziet hoe eenvoudig poëzie al in 1915 kan zijn, geschreven in gewone omgangstaal, in afwezigheid van rijmen, eenvoudig te lezen, binnen het bereik van allen.
H.D. heeft het uiteraard niet over de poel die ik in Bredene fotografeer. Ze gebruikt het beeld ‘poel’ voor het onbekende, duistere, verborgene. Ze probeert het te 'bevatten' ('Ik dek je af met mijn net.') Maar misschien is de poel wel het onkenbare, vandaar ook dat het slot vragend blijft: ‘Wat ben, jij — omrande?’ 
Heeft ze het over iets wat ze vreest? Dat kan, de poel heeft geen goede reputatie. Het betreft vies water. Men spreekt van ‘de poel van verderf', men spreekt over ‘een poel van ellende’… Heeft zij het over zichzelf? Tast ze in ’t duister naar zelfkennis? Is de poel haar schoot? Vreest ze voor haar ongeboren kind? Een kind baren is in die tijd een extreem onzekere zaak. Heeft ze een voorgevoel? Twee maanden nadat het gedicht in 1915 is gepubliceerd, wordt haar kind doodgeboren.

(*) Mijn buurman, William Schreus, weet dat het de put daar tijdens WO II door de bezetter als anti-tankkanaal uitgegraven werd.


Sinds kort is er op Facebook een pagina Flor in spoken word. Hij dient om de gedeclameerde versies van mijn verhalen beter kenbaar te maken. Wie op Facebook zit, klikt hier↗︎.

Geen opmerkingen: