zondag 5 augustus 2012

De jongen en de vlag

Onder een schilderij ontdek ik, al schrapend, een ander schilderijtje; eentje dat ik in 1972 geschilderd heb, tableautje dat me als geen ander aan het hart ligt. Op de rechtse kopie wijzen de nummers op de duiding die ik er in onderstaand stukje aan geef.


Ik schraap er de bovenste laag af en daaronder vind ik wat ik hoop te vinden: een tafereeltje dat ik in 1972 schilder. Van alles wat ik ooit geschilderd heb↗︎ is dit tableautje — hoe gehavend en primitief ook — mij het dierbaarst. Ooit ga ik het restaureren.

Een knaap (1) staat op een voor de rest verlaten strand (2). Ver achter hem ligt de zee (3). De jongen draagt een wit matrozenpakje, wat op zijn afkomst wijst — een jongen van de zee — en een baret (4), het soort hoofddeksel dat ik tot vandaag draag. Rechts, ver achter hem, ligt een rode vlag ontvouwd (5), als een deken op het strand, uitnodiging om je neer te vleien.

Toen ik het tafereel schilderde, was ik een jongvolwassene. Pas getrouwd. We hadden een huis laten bouwen. Ik had een beroep. Het waren jaren waarin de jongen man wordt, het leven in eigen hand neemt. Het waren ook jaren waarin ik fundamentele politieke keuzes maakte en die waren fel rood, sterk beïnvloed door de gebeurtenissen van 1968, ja ik ben een soixante-huitard↗︎.

Dat tableautje toont het allemaal. De jongen staat met zijn rug naar de zee, emotieloos ten aanzien wat hij achterlaat, hij neemt het heft — het schopje — in eigen hand en kijkt onbeschaamd, zelfzeker naar de toeschouwer. De rode vlag toont zijn politieke engagement↗︎. Het matrozenpakje is dat van de jeugd en de baret is die van de volwassenheid. Dit ben ik in 1972!

Waarom ligt die vlag daar achter hem gestreken? In 1972 kan ik het antwoord op die vraag niet uitspreken. Ik heb eerst een leven op te bouwen, een stempel te drukken, een voetdruk achter te laten, een steen te verleggen. Ik kan het antwoord nog niet uitspreken, ik kan het alleen nog maar schilderen.

Inmiddels ligt het allemaal achter me. De vlag is gestreken. Die had ik in 1972 schilderkunstig neergelegd, maar pas vandaag kan ik woordelijk het antwoord formuleren dat het schilderijtje in zich draagt. Net zoals Ismaël ben ik teruggekeerd naar de plek die ik lang geleden verlaten had om een witte walvis te bejagen. Eindelijk kan ik zeggen wat oud-revolutionair Conrad Detrez me bij leven en welzijn voorgezegd heeft: ‘L’idée de dire la vie, ma vie, a remplacé le désir de refaire le monde’.


[In DLVuurtorenwachter dateert deze post van 2012. Twintig jaar later redigeer ik het opnieuw ten behoevee van de FB-groep Bredene Voor & Van Iedereen, van ART116, een groep die zich met kunst onledig houdt en ik presenteer het ook op het Engesltalige Practical Existentialism, ze gaan daar nogal van staan kijken, van zo'n stuk in 't Nederlands.]

Geen opmerkingen: