vrijdag 8 februari 2019

Veel verbeelding, weinig woorden (°)

Hond — De hond bijt zich vast in mijn broek. Scheur! Broek aan flarden. Daar lig ik nu met mijn kruis open en bloot. De hond ziet er een uitnodiging in en bijt in mijn pik. Ik schreeuw het uit, wat als weerspannigheid geduid wordt. Vier flikken grijpen me vast, lichten me op en smijten me in de hoek. Daarna verlies ik het bewustzijn. Wanneer ik weer wakker word heb ik het erg koud en ook een droge mond. Mijn ballen doen pijn, mijn pik doet pijn. In de andere hoek zie ik de hond die op een kussentje ligt te slapen.



Ticket — In het zelfmoorddorp overnachten de zelfmoordenaars voor ’t laatst in de plaatselijke B&B. Bij de slager halen ze hun laatste boudain noir, in de bistro drinken ze hun laatste rode wijn, bij de bakker kopen ze hun laatste croissant, in de bar-tabac rollen ze een laatste sigaret en met hun laatste geld betalen ze het ticket voor de gewisse dood. Het zelfmoordtoerisme draait op volle toeren in dat dorp. Er komt geen einde aan, want daarna komen nabestaanden er plastic bloemen kopen die ze op het graf van de afvallige leggen en die de winkelier daar ‘s nachts weer weghaalt.



Blauwalgen — Tijdens de zesde opeenvolgende hittegolf komen de blauwalgen uit het water. Nadat ze akkers en weiden veroverd hebben trekken ze in blauwe drommen naar Antwerpen. Daar bedreigen ze niet alleen de klimaatvluchtelingen die de stad bezet houden, maar ook de autochtonen die tegen die vluchtelingen hardnekkig weerstand bieden. De regering komt in spoed bijeen en beslist tot drastische maatregelen over te gaan. De kerncentrale van Doel, die toch nergens meer voor deugt, wordt tot ontploffing gebracht. In een straal van tweehonderd kilometer rond Doel wordt alle leven vernietigd. Alle klimaatvluchtelingen vinden de dood en hun tegenstanders eveneens. De blauwalgen overleven.



Muur —Terwijl de buren de zinloosheid van ‘s mans onderneming aanschouwen, werkt Louis onverdroten verder aan een trap die tot bovenaan de muur loopt. Als hij ermee klaar is, wast hij het stof uit zijn poriën, trekt zondagse kleren aan, neemt de trap tot boven en springt in de afgrond, een zekere dood tegemoet. Louis’ lijk ligt nu in ‘t ravijn, naast de muur die door de dorpelingen Le mur du con genoemd wordt. Ter herinnering beitelt de steenkapper ’s mans naam in een marmeren plaat die naast de muur gezet wordt. Toch blijft het bouwwerk Le mur du con heten.



Moment — Er komt een moment waarop alles wankelt. Dat mag je niet laten passeren. Je blaast de bruggen op. Je haakt af en vervoegt het reservoir van oude geruchten over getalenteerde waarzegsters, rijk geworden scharenslijpers die vroeger kruidenkenners waren en befaamde paardenmenners die nu van ’t oud ijzer leven. Daar, waar de vrouwen een gevaarlijk goedje stoken en sigaren van zelfgekweekte tabaksblaren op hun billen rollen, word je een minnaar, een slaaf, een lustobject, een schandknaap. En op ’t einde schrijf je in één geut dat verhaal neer en ben je de schrijver geworden die je anders nooit had kunnen zijn.


[(°) Een drabble is altijd honderd woorden lang, niet 99, niet 101, exact honderd, titel niet inbegrepen. Een drabble is bijgevolg een extreem kort handpalmverhaal dat aan die strenge honderd woorden regel voldoet. (Flor Vandekerckhove)]

Geen opmerkingen: