OOSTENDE viert z'n Paulusfeesten en Dimer Geedts voert er eigen
pianocomposities uit. Niet op het grote plein, evenmin op ‘t kleine, maar in
een zijstraat, op de stoep. Niet op een stuk elektronica, maar op
een zware buffetpiano. De pianist is omgeven door geparkeerde auto’s, bouwwerf
met keet, pissijn en lawaai. Voorwaar ik zeg u: alleen Iwein Scheer kan dit bedenken, die mens verdient echt een anarchistisch
monument. Iwein komt tijdens Geedts' spel trouwens nog vlug twee bloempotjes op
de piano plaatsen. Stof, bouwkeet, lawaai, pissijn en … twee bloempotjes! Woorden schieten te kort, maar ze passen wel perfect in mijn poëtica.
Enkele dagen later loop ik verloren in straten die Spaarzaamheid,
Goedheid, Eendracht, Nijverheid en Vereniging heten: het Oostendse Westerkwartier.
Zelf zoek ik de Gelijkheidstraat, daar woont Dimer Geedts (52). Stel je een krappe sociale rijwoning voor, scherp berekende ruimtes,
hofje, berghok. Hoe krijg je daar vier piano’s in? In de living: twee,
waaronder een vleugel; in het tuintje: een piano (‘Als ’t mooi weer is speel ik buiten.’);
in het hok, waar aan mens normaliter patatten bewaart: een piano. Die is van geen kanten in dat hok te krijgen, Geedts heeft hem gedemonteerd
en daarna weer samengesteld: ‘Daar speel
ik ’s nachts, om de buren niet te storen.’ Ik realiseer me dat ik, zoals Alice in Wonderland, in een vreemd universum terechtgekomen ben.
Dimer Geedts is een simpele mens — ‘Een
interview, wat is dat?’ — maar hij is ook muziekkunstenaar, pianist, componist
en uitvoerder van eigen werk. ‘Het
pianospelen kan hier nogal uit de hand lopen, soms twaalf, veertien uur lang.’ Oefenen, eigen werk creëren, dat
werk inoefenen: ‘Ik denk dat ik wel veertig
eigen composities heb.’
Dimer wil dat we samen dingen doen, hij en ik: hij de
muziek, ik de woorden; niet afwisselend, maar tegelijk, en met die combinatie, hop, de boer op. ‘Dat zal goed lukken,’ zegt hij, ‘ik hoor dat je een stem in Fa hebt en ik
heb composities in Fa. We gaan dat uitzoeken.’ Hij zegt wel meer dingen die ik nooit eerder gehoord heb.
— Dimer Geedts — |
Hij haalt referenties aan: Isabelle Vandemaele⇲, Marcel Velo⇲ en Douvie. Die
twee laatsten ken ik, en ja, ik
merk aan zijn doen wel dat hij tot die stal behoort. Mag ik hen omschrijven als
‘proletarische, marginale grootheden die zichzelf in de weg staan’? ’t Is niet dat
ik me graag in die rij opstel, maar de omschrijving is me toch niet vreemd. ‘Wat denk je’, vraag ik aan Dimer, ‘zijn wij van het soort dat zichzelf in de weg staat?’ Hij heeft geen idee.
We oefenen. Dat gaat zo. Ik declameer een gedicht, Dimer zoekt er het
pianoritme bij. Omgekeerd: Dimer speelt een compositie, ik probeer een van mijn
gedichten in zijn ritme te krijgen. Na een uur vinden we een poëem dat op wonderbaarlijke wijze bij een muziekje past. En daarna nog een. Stilaan geraak ik overtuigd: dit kan
lukken! Als Geedts maar goed weet dat ik niet van plan ben piano’s te
tillen.
2 opmerkingen:
Geweldig!!
Thank you for sharing this.
TECHNOLOGIST
SCIENCE AND TECHNOLOGY IN INDIA
Some of Indian Technologist
Een reactie posten