Omdat ze — tot mijn verbazing — familie van me blijkt te zijn, verdiepte ik me hier↗︎ in ’t leven van Hélène Maréchal, een Gentse cabaretière. Aan ’t slot vroeg ik me af of er in de geschiedenis van mijn thuisgemeente Bredene soortgelijke figuren voorkomen. En dit is wat daarop volgde.
Luc Blomme↗︎ antwoordt meteen bevestigend: Ollie Dollie, een onvergetelijke komiek. Waarna ik een oproep lanceer: wie weet meer over Ollie Dollie? Ivan Schamp die alhier, ten behoeve van de residenten van ’t woonzorgcentrum, zangstonden↗︎ organiseert, vraagt het aan zijn publiek: geen reactie. Daniël Eyland↗︎ bezorgt me een tip: Willy Vanhooren weet meer. Dat kan kloppen, zegt Norbert Olders↗︎: Ollie Dollie was de buurman van de Vanhoorens in de Noordzeestraat. Dus vraag ik het aan onze ere-burgemeester↗︎ die trouwens nog altijd in die Noordzeestraat woont. Hij antwoordt: ‘Ollie Dollie woonde inderdaad naast ons en was de komiek van de groep De Lachzaaiers. De gulden boeken van de gemeente kunnen ons meer vertellen.’
Dat hebben die gulden boeken inmiddels ook gedaan. Vanhooren bezorgt me kopie van een handgeschreven speech van toenmalig burgemeester Albert Claeys↗︎. Hij spreekt die uit op 21 mei 1977. Aanleiding is de ontvangst van de cabaretgroep De Lachzaaiers in het (inmiddels oud-)gemeentehuis:
‘Sedert 1952, toen zij voor het eerst optraden in het hotel Cosmopolite te Bredene, hebben zij een lange en vruchtbare kulturele weg afgelegd. (…) Alle lagen van de bevolking hebben deze “kleinkunstartiesten” aan het werk gezien en dit in eigen streek, in het Vlaamse land en zelfs in de uithoeken van Europa. (…)’
De feestredenaar somt namen op:
Lena Goubi, Roger Delfo, Antje Lof, Dora Fauth, Dagmar Bontes, Will Jaocson, Bob Poiz, Luc Toots, Gil Pall, Flor Vanderbeke, Rolande Debatte, Eric Van Loo, Norma Handy, de overleden Ron Davis↗︎, leider Luc Davis (Oscar David), Bert Gevaert, Betty Torens (Gilberte Vanthorre), Patricia Dee (Patricia Devos), Eddy Boete, Roger Paelinck, Bobby Monty (Marty?), Jacques Deroo, Terry Pilaeis, Walter Decaluwe en ja, ook Ollie Dollie (Georges Eerebout). [Ik neem al deze namen over van de handgeschreven tekst, sommige zijn moeilijk te lezen, misschien noteer ik ze verkeerd, correcties zijn welkom.]
Enig speurwerk leert me dat je Ollie Dollie vandaag nog aan ’t werk kunt horen. Dan moet je wel de langspeelplaat Hier spreekt men Oostends↗︎ (1973) in huis hebben. De vierde track op de A-kant titelt: Ollie Dollie en De Lachzaaiers: Oostendse moppen. Op die plaat komen trouwens nog Lachzaaiers voor: Bert Gevaert met ‘’t Stoat in De Zeewacht’ en ‘‘k Zou willen weten wat je peinst’ en ook Luc Davis met ‘Gust stoat op trouwn.’
Hier past bijgevolg weer een oproep: Wie bezorgt me een digitale versie (MP3) van Ollie Dollies Oostendse moppen? Stuur die desgevallend naar liefkemores@telenet.be. We gaan Ollie Dollie en de zijnen uit de vergeethoek halen.
Hier past bijgevolg weer een oproep: Wie bezorgt me een digitale versie (MP3) van Ollie Dollies Oostendse moppen? Stuur die desgevallend naar liefkemores@telenet.be. We gaan Ollie Dollie en de zijnen uit de vergeethoek halen.
21 mei 1977. De Lachzaaiers bestaan 25 jaar. Ontvangst op het gemeentehuis van Bredene.
1 opmerking:
Over Ron Davis en zijn vader is al veel geschreven , maar als componist wil ik wel het volgende vertellen. Jo Deensen de tekstmaker van vele Osténdse liederen werkte met de muziek van Freddy Feys ( Freddy's Dansorkest ). Later nam hij Bert Gevaert als componist. Dit wil zeggen dat de groep " De Lachzaaiers "zeer hoog stond aangeschreven. "Mien Zeakapiting " van Lucy Loes was dus van Deensen en Gevaert .Ollie Dollie was een onderdeel , elk had zijn rol en elk speelde zijn deel, van een showorkest die bij ons hoge ogen gooide . Wij " The Swallows " waren later dik tevreden met de samenwerking van Ron Davis die bij zijn vader , en de groep , de nodige ervaring opdeed om later zelf door te breken .
Een reactie posten