— Het gevangenisportret van Isaak Babel. — |
De Russische schrijver Isaak Babel wordt tijdens Stalins Grote
Zuivering vermoord. Vermeende misdaden: trotskisme en spionage. De
‘bekentenissen’ worden afgedwongen in de beruchte Loebjanka.
Hoe het er daar aan toe gaat weten we uit een brief die ik hier eerder gepubliceerd heb.
Uit het dossier van Babel vertaal ik de passages waarin de auteur ‘trotskisme
bekent’. Ik citeer zonder commentaar. Namen die ik kan duiden staan in kleur.
De auteur van ‘La Parole
Ressuscitée’ (°) rondt het stuk als volgt af: ‘Babel creëert hier het beeld van een berouwvolle, verdwaalde schrijver. Maar achter dit gordijn van bewijsmateriaal en
woordkeuzes onthult zich de essentie van zijn creatieve crisis die hijzelf “het
recht van de stilte” noemde. De opsomming van mislukkingen bewijst dat het
uniform van de Sovjetschrijver (…) hem niet past en langs alle kanten knelt. (…)’
‘En uiteindelijk heeft hij
het begrepen: hij was niet in staat om “te doen zoals het hoort”, “zoals
iedereen”. Ook heeft hij zijn echte “held” gezien: de “goede” mens die aan de
revolutie heeft deelgenomen en er het slachtoffer van geworden is, (…) Zo waren
zijn vrienden. Zo was hij zelf. Dat is de reden waarom de protocollen van het
gerechtelijk onderzoek een soort expressie zijn… ontwerpteksten van het verhaal van deze
revolutionaire tragedie die niemand eerder geschreven had.’
Babel: ‘In 1923 zag Rode cavalerie het licht, mijn eerste werk, waarvan
een aanzienlijk deel in het tijdschrift Rood Braakland gepubliceerd werd. De
hoofdredacteur, een bekende trotskist, Aleksandr
Konstantinovitsj Voronski, schonk me veel aandacht, schreef
lovende artikels over mijn teksten en leidde me binnen in zijn kring van
auteurs (…)’
— Voronski — |
‘In het begin zei Voronski dat we het
zout van de Russische bodem waren. Hij probeerde ons ervan te overtuigen dat
schrijvers het morele recht hebben om zich onder de volksmassa’s te begeven
alleenlijk om er de voor hen nuttige observaties uit te halen. Maar scheppen
kunnen ze tegen de massa’s en tegen de Partij in, want, zei Voronski, het is
niet de Partij die de schrijvers opvoedt, maar de schrijvers die de Partij
opvoeden…’
‘Op een dag, in 1924, nodigde Voronski
me bij hem uit om er te luisteren naar Bagritski
die er zijn pas afgewerkte gedicht
zou voordragen, Mare over Opanas. Hij
nodigde ook de schrijvers Leonov en Ivanov uit, en ook Karl
Radek. De
bijeenkomst vond plaats onder het nuttigen van een kop thee. Voronski
verwittigde ons dat hij ook Trotski had uitgenodigd. Die kwam al gauw aan in
het gezelschap van Radek. Trotski luisterde naar het gedicht van Bagritski en
sprak er in lovende woorden over, waarna hij bij elk van ons informeerde naar
onze projecten en ons leven, alvorens een heel discours te houden over de
noodzaak om van de nieuwe Franse literatuur kennis te nemen.’
‘ik herinner me dat Radek probeerde
een politieke draai aan het gesprek te geven door te zeggen: “Dat gedicht zou
moeten uitgegeven worden en verdeeld op tweehonderdduizend exemplaren, maar ons
beste CC zal dat wellicht niet doen.” Trotski keek hem streng aan en de
conversatie keerde terug naar literaire problemen. Hij vroeg ons of we vreemde
talen spraken en of we de ontwikkelingen in de Westerse literatuur volgden, zeggend
dat hij niet inzag hoe verdere bloei van de Sovjetschrijvers mogelijk zou zijn
als we dat niet deden… Ik heb Trotski daarna nooit meer gezien.’
‘In 1928, in het appartement van Voronski, in de aanwezigheid
van Pilnjak,
Ivanov, Seïfoullina, Leonov en
ikzelf, alsook de trotskisten Lachevitch en Zorine, beoordeelden we het vertrek van Voronski
uit Rood Braakland als een
onherstelbaar verlies voor de Sovjetliteratuur. We zeiden dat zijn
tegenstanders, omwille van hun onwetendheid en hun gebrek aan autoriteit, niet
in staat waren de beste vertegenwoordigers van de Sovjetliteratuur rond zich te
verenigen, zoals Voronski dat met succes gedaan had. Ik herinner me scherpe
aanvallen van Lachevitch tegen het CC en zijn volgens hem foute literaire politiek,
de ontwijkende stilte van Ivanov en de luidruchtige verontwaardiging van
Seïfoullina, ik herinner me de ongerustheid van Pilniak… We hadden het ook over
de idee om bloemlezingen te publiceren onder de titel Passage en een almanak die Kring
zou heten, door Voronski geleid, om te concurreren met Rood Braakland dat in andere handen gevallen was. We beloofden aan
die publicaties mee te werken.’
— Bagritski — |
‘De gesprekken bij Voronski kregen
onveranderlijk een politieke wending. Er werd een parallel getrokken tussen
zijn lot en dat van het land: de verwijdering van de trotskisten uit de leiding
bracht die onherstelbare schade toe… Na ontheven te zijn van zijn functies als
hoofdredacteur van Rood Braakland
werd Voronski omwille van trotskisme naar Lipesk verbannen. Daar is hij ziek
geworden en heb ik hem een bezoek gebracht. Ik heb enkele dagen bij hem verbleven.…
Ik herinner me dat hij me vertelde dat, toen hij naar zijn verbanningsoord moest
vertrekken, Ordzjonikidze hem telefoneerde met de vraag om naar het Kremlin te komen. Ze
hebben enkele uren vriendschappelijk gepraat, herinneringen ophalend aan hun
gemeenschappelijke ballingschap in de prerevolutionaire jaren. Toen Voronski
afscheid nam zei Ordzjonikidze: “Laat ons, ondanks dat we politieke vijanden
zijn, elkaar stevig omhelzen. Ik heb een zieke nier, het kan zijn dat elkaar
nooit terugzien.’
‘De voortdurende contacten met de trotskisten hebben
ongetwijfeld een negatieve invloed op mijn oeuvre gehad. Gedurende lange jaren
hebben die het echte gezicht van het Sovjetland verduisterd, ze liggen aan de
basis van de morele en literaire crisis die ik vele jaren beleefd heb. De
trotskistische thesis als zou het proletariaat geen Staat behoeven, of, in elk
geval, dat het onderwerp van de opbouw van zo’n Staat geen enkele literaire
waarde heeft, hun affirmatie dat alle acties van de Sovjetstaat een tijdelijk
karakter hebben, relatief zijn en onstabiel, hun voorspelling van een
onvermijdelijke en nabije catastrofe, dat alles veroorzaakte in mij een gevoel
van wantrouwen tegenover de realiteit, vergiftigde me met nihilisme, bracht me
ertoe om in mijn eigen uitzonderlijke kwaliteit te geloven, me af te bakenen
van proletarische en boerenmiddens.’
‘Rode
Cavalerie diende me als voorwendsel om mijn
afschuwelijke stemming uit te drukken die niets van doen had met wat zich in de
USSR afspeelde. Vandaar de nadrukkelijke beschrijvingen van de wreedheid en de
absurditeit van de burgeroorlog, het kunstmatig introduceren van erotische
elementen, een opeenvolging van baldadige en stuitende episodes, alsmede het totale
vergeten van de rol van de Partij in de organisatie van deze grote eenheid van
het Rode leger die het Eerste cavalerieleger is, samengesteld uit Kozakken die
nog niet helemaal van proletarisch bewustzijn doordrongen waren.’
‘Voor wat betreft mijn Verhalen
van Odessa, deze reflecteren onbetwistbaar
dezelfde wens om me van de Sovjetrealiteit te verwijderen, om tegenover dit
dagelijkse opbouwwerk een semimythische en pittoreske wereld van gangsters van
Odessa te plaatsen, waarvan de romantische beschrijving ertoe geleid heeft dat
de Sovjetjeugd die onopzettelijk ging navolgen.’
‘Daarna schreef Vsevolod Ivanov een aantal middelmatige en kleurloze werken (…). In een
crisis van wanhoop verbrandde hij
zelfs een werk waaraan hij lange tijd gewerkt had. De jongste jaren heeft Katejev me over de decadente zielenroerselen van Ivanov verteld, die
koortsachtig bleef zoeken naar een literair en politiek evenwicht en die
helemaal niet gerust was in zijn toekomst. In verschillende gesprekken heeft Seïfoullina
er zich tegenover mij over beklaagd dat ze almaar meer moeilijkheden ondervond
om te schrijven, door haar onzekerheid en haar zeer verwarde interpretatie van
de wereld. Haar onvrede met de huidige realiteit heeft haar naar de drank
geleid en ze heeft het schrijven en het literaire leven opgegeven…’
— Seïfoullina — |
‘Ondanks ons verschil in temperament en stijl, waren we verenigd
in onze toewijding aan onze literaire “chef”, Voronski, en zijn trotskistische
ideeën. Deze toewijding hebben we duur betaald. Hij heeft ons vele jaren het
ware gelaat van het Sovjetland verborgen en hij heeft in onze harten leegte en
ondraaglijke koude geplaatst. Hij heeft de koord rond de nek van Jesenin dichtgetrokken, anderen meegesleept in losbandigheid,
nihilisme, het bedrijven van literatuur als een roeping [(?) (‘sacerdoce’)]…’
‘Na het vertrek van Voronski, bleven wij de literaire jeugd beïnvloedden
en zijn we een aantrekkingspool geworden voor elkeen die ontevreden was met de
artistieke politiek van de partij. Siberische schrijvers groepeerden zich rond Seïfoullina
en Pravdoukhine, avonturiers en mensen met een duistere ideologie werden
aangetrokken door Pilnjak. Mijn reputatie van literaire “onafhankelijkheid” en mijn
“gevecht voor de kwaliteit” leidden elementen met formalistische ideeën naar me
toe. Wat had ik hun te bieden? Het misprijzen voor organisatievormen (Unie van
de Sovjetschrijvers, enz.), de gedachte dat de Sovjetliteratuur in een neergang
verkeerde, een kritische houding ten aanzien van de ordewoorden van de Partij,
zoals de strijd tegen het formalisme, of de erkenning van werken die nuttig
zijn, alhoewel ze literaire tekortkomingen vertonen…’
‘Ik moet nog enkele woorden over mezelf zeggen. Beweren dat al
mijn slechtigheid van Voronski kwam zou een leugen zijn en een depreciatie van
mezelf. Hij heeft me maar weinig beïnvloed: ik beschouwde hem als een
middelmatig criticus en een impressionist in de politiek, maar de verdeling
tussen ‘goeden’ en ‘slechten’ die hij ons inblies is diep in mij gedrongen om daar
de oorzaak van al mijn problemen te worden, literaire en persoonlijke. Een van
de belangrijkste ordewoorden van Voronski was om trouw aan jezelf te blijven,
aan je eigen stijl en onderwerp. Wij waren ervan overtuigd dat de schrijver
slechts kon groeien door zichzelf te blijven en zich geestelijk te verfijnen.
Met die bagage wilde ik blijven werken, vandaar mijn herhaalde mislukkingen om
tot een echt Sovjetonderwerp te komen.’
‘Ik wilde de affaire van Zvenigorod beschrijven (de
gevangenneming, in Oekraïne, van de bandiet Zavgorodni en van zijn
medeplichtigen) die me door Evdokimov verteld werd. Maar ik ben mislukt, omdat
ik alleen in staat was om menselijke verhoudingen te beschrijven, geen
politieke, tussen de bandieten en de Sovjetmens.’
‘Ik had gewild een boek over de collectivisatie te schrijven,
maar, in mijn bewustzijn werd dit grandioze proces ontbonden in verspreide
fragmenten, zonder onderling verband.’
‘Ik wilde schrijven over Kabardië, maar ik ben er halverwege mee gestopt: het was mij niet mogelijk
om een onderscheid te maken tussen het leven in deze kleine Sovjetrepubliek en
de feodale methodes van de directie van Kalmykov.’
‘Ik wilde over een nieuwe Sovjetfamilie schrijven (vertrekkend
van de geschiedenis van Korobov), maar ook daar ben ik de gevangene geweest van
persoonlijke beuzelarijen en van een beschamende objectiviteit…’
‘Ik heb tien zware jaren besteed aan mislukte pogingen en het is
pas de jongste dagen dat ik me verlicht voel: ik heb begrepen dat mijn
onderwerp, dat vele mensen raakt, deze van een zelfopenbaring is, een waar
verhaal van hoge literaire kwaliteit, over het leven van een “goede” mens
gedurende de revolutie. En met dat onderwerp heb ik, voor het eerst, goede
vooruitgang gemaakt. Ik ben er nog niet mee klaar. Zijn vorm is veranderd om
deze te worden van de protocollen van dit gerechtelijk onderzoek.’
Flor Vandekerckhove
(°) Al de citaten van Babel komen uit: Vitali Chentalinski. La Parole Ressuscitée. Dans
les archives littéraires du K.G.B. Uit het Russisch in het Frans
vertaald door Galia Ackerman en Pierre Lorrain. Editions Robert Laffont, Paris
1993. 462 pp.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten