zaterdag 11 juli 2020

Hoe je een dichter wordt


Ik schrijf een reeks gedichten, 
gewijd aan dichters die me 
geïinspireerd / gestimuleerd hebben. 
Eerder publiceerde ik al 
en nu Mijn vriendin Delphine Lecompte.
U begrijpt dat ik hen omwille van 
die dichterlijke nabijheid 'vrienden' noem, 
en niet omdat we bij elkaar op de koffie 
gaan of zo, wat in het geval van 
Marsman (†) trouwens een 
macabere bedoening zou zijn.

Mijn vriendin Delphine Lecompte

Op dat traject zetten de spoorwegen alleen oud materiaal in zoals locomo
Tieven die zich vuurspuwend tergend traag op gang trekken en wagons 
Die naar vocht ruiken en pruimtabak en je zit er op houten gepatineerde
Banken en spuwen doe je op bordjes waarop Verboden te spuwen staat

De trein is al aan ’t rijden wanneer zij je vervoegt en op een bank tegen 
Over jou aan de andere kant van de gang gaat zitten met niemand 
Naast haar en niemand voor haar want jullie zijn als enigen schuin
Tegenover elkaar gezeten op weg naar een negorij die Nieverans heet

Ze ontsteekt een hasjpijpje en ontdaan als ze nu is van haar veren
Kleed wordt je blik onweerstaanbaar naar haar dunne lippen gezogen
En naar de rookpluim die haar schrale boezem omhult en naar haar buik
Terwijl zij je vanaf de overkant vrank & vrij in het gezicht blijft aankijken

En wat niet te vermijden valt gebeurt ook omdat achter de trein naar 
Nieverans bruggen opgeblazen worden en sporen uitgewist want je
Bent op weg naar een gehucht waar vrouwen een gevaarlijk woordje 
Stoken en zinnen van zelfgekweekte tabaksblaren op hun dijen rollen

Samen met haar ben je op weg naar een volk dat stamt van foorkramers 
En circusgasten en rondtrekkende jongleurs en muzikanten van zigeuner
Muziek en van beoefenaars van vergeten beroepen die oude verhalen van 
Getalenteerde waarzegsters kennen en van rijk geworden charlatans

Die ook kruidenkenners waren en befaamde paardenmenners die inmid
Dels van ’t oud ijzer leven en morbide leeuwentemmers en dorre tapijten
Weefsters en profetische glasblazers en norse lamaverzorgers en sluwe
Touwslagers en analfabetische jongenshoeren en ijdele taxidermisten

En waar de kerk ’s zondagmorgens snokvol kerkvolk zit dat zich ’s mid
Dags in ’t struweel terugtrekt alwaar het zich aan ontucht te buiten gaat
En waar iedereen het tot ’s maandagsmorgens met iedereen doet boven
Op spreien liggend waarop blauwe bloempjes bloeien die tot minne manen

Op dinsdag komt zij met het vrouwvolk bijeen onder het standbeeld van
Berten Rodenbach om daar de roeschaard los te laten en nadat Chrétien 
De Troyes met het beest gecopuleerd heeft laat Rodenbach zijn vogel op
je los en vraagt zij je plechtig uit welk hout je gesneden bent 

Waarna zij het noodlotskoor vooropgaat en van de boom van goed & 
Kwaad de twijg afsnijdt die door de enige scherpslijper van t dorp 
Tot dichterspen geslepen wordt en door diens hardlanger gehard  
Waarna de pen in de rivier met groene dichtersinkt geheiligd wordt.

Vijf dagen lang word je haar lustobject en haar onmondige schand
Knaap en als je tijd erop zit leidt een myriade je weer naar de trein 
Die je naar Ergensanders brengt waar je dit gedicht schrijft met je in
Nieverans verworven met groene dichtersinkt gevulde dichterspen

Flor Vandekerckhove

Mijn vriendin Delphine Lecompte op youtube

1 opmerking:

Unknown zei

Prachtig hoe woorden en zinnen naadloos zich aan elkaar laten breien, als een treinrit die je
opnieuw wil overdoen zonder het perron te verlaten.

Groetjes van een rebels Artslag lid,

Dirk Dvk