Links, het graf van Myriam Vandekerckhove op het oude kerkhof van Bredene Dorp (het graf bestaat niet meer). Rechts: krantenbericht dat de dood meldt van Arthur, zoon van Nick Cave. |
VANDAAG, 10 november, is het 67 jaar geleden dat mijn zusje, Myriam, geboren werd. Ze leefde kort, werd niet eens vier maand. Daardoor komt het wellicht dat haar verjaardag me minder aan haar leven herinnert, dan wel aan haar dood. Ik was acht en ik heb vroeger al over de quasi mystieke ervaring verteld die ik toen heb meegemaakt.
Mijn makker Gilbert Huysmans⇲ en ik zaten op straat tegen een muurtje naar onze zwarte knieën te kijken. Opeens voelde ik, met een intensiteit die me in paniek bracht, dat ik er dringend vandoor moest, ik voorvoelde echt dat er iets ernstigs gebeurd was. Ik liet de verbouwereerde Gilbert achter en liep als de weerlicht naar huis. Daar stond de pastoor. Hij had mijn ouders de nare mare gebracht, mijn zusje was overleden.
Nooit heb ik nadien nog zo'n bevestigd voorgevoel ervaren, maar die ene keer leert me wel iets: tussen mensen bestaan intense, spirituele banden die tot religie uitnodigen. Daar moest ik weer aan denken toen ik Nick Cave zag in 'We create ways of dealing with suffering’, interview over de manier waarop hij met de dood van zijn zoon Arthur omgaat. In de verwerking van dat verlies is zijn Red Hand Files belangrijk, vertelt hij. Cave ontvangt via die site honderden brieven, ook van mensen die hun leed met hem delen, hij beantwoordt die brieven ook, gedeelde smart is inderdaad halve smart. Ook deze correspondentie tussen het idool en zijn fans wijst naar die intense, spirituele mensenband die ik op die tragische dag in mijn kindertijd ervaren heb, iets wat, zoals gezegd, tot religie uitnodigt.
Nick Cave gaat op die uitnodiging in, hij wordt weer kerkganger. Waarmee hij het woord van Goethe weerlegt: ‘Wer Wissenschaft und Kunst besitzt, hat auch Religion; wer jene beiden nicht besitzt, der habe Religion.’ (‘Wie wetenschap en kunst bezit, heeft ook religie; wie deze beide niet bezit, moet zich maar religie aanschaffen.’)
Voor wat het waard is: ik sta in deze achter Goethe. De gang naar de zondagsmis van Nick Cave ergert me, zijn aanwezigheid op de begrafenis van de Britse queen ergert me nog meer. Waar is de brutale kunstenaar gebleven — ‘As a young musician, I felt it was my sacred duty to offend (…)’ Het ergert me des te meer omdat ik ervaren heb dat noch religie noch de tralala van het koningshuis hem soelaas zal brengen. Ook mijn moeder voelde zich erg betrokken bij evenementen van het koningshuis, ze ging trouw en enthousiast ter kerke en was druk in de weer met paternosters en wijwater, wat geenszins kon beletten dat de dood van haar dochtertje een doffe zwaarte over ons gezin gelegd heeft, zwaarte die nooit meer weggenomen werd. Voor de rest is ’t uiteraard niet aan mij om Nick Cave — of wie dan ook — een weg te wijzen, maar dat is die van mij:
Voor wat het waard is: ik sta in deze achter Goethe. De gang naar de zondagsmis van Nick Cave ergert me, zijn aanwezigheid op de begrafenis van de Britse queen ergert me nog meer. Waar is de brutale kunstenaar gebleven — ‘As a young musician, I felt it was my sacred duty to offend (…)’ Het ergert me des te meer omdat ik ervaren heb dat noch religie noch de tralala van het koningshuis hem soelaas zal brengen. Ook mijn moeder voelde zich erg betrokken bij evenementen van het koningshuis, ze ging trouw en enthousiast ter kerke en was druk in de weer met paternosters en wijwater, wat geenszins kon beletten dat de dood van haar dochtertje een doffe zwaarte over ons gezin gelegd heeft, zwaarte die nooit meer weggenomen werd. Voor de rest is ’t uiteraard niet aan mij om Nick Cave — of wie dan ook — een weg te wijzen, maar dat is die van mij:
‘Daarin bestaat nu de verzwegen vreugde van Sisyphus. Zijn noodlot hoort hem toe. Zijn rots is zijn zaak. (…) Dit universum, dat voortaan geen meester meer heeft, lijkt hem noch onvruchtbaar noch waardeloos. Ieder korreltje van deze steen, ieder splintertje erts van deze nachtdonkere berg, betekent, alleen voor hem, een ganse wereld. De strijd op zichzelf tegen de top is voldoende om het hart van een mens te vullen. We moeten ons Sisyphus als een gelukkig mens voorstellen.’ (°)
Myriam leefde van 10 november 1956 tot 5 maart 1957. Ik ben geen religieuze mens, mij ga je niet in kerkdiensten aantreffen en zelf zal ik verdwijnen zonder dat je ’t weet, maar ik herdenk mijn zusje wel. In 2012 deed ik dat in Myriam, in 2020 in een langer kwatrijnengedicht, Voor immer en altijd, daar bestaat ook een gesproken opname van, en dit jaar publiceerde ik op 5 maart, haar sterfdag, al een in memoriam. [gearceerde woorden kun je aanklikken, het systeem leidt je naar het stuk in kwestie.]
(°) Albert Camus. De mythe van Sisyphus. Een essay over het absurde. 206 pp. Uitgeverij IJzer. Nieuwe vertaling van Hannie Vermeer-Pardoen. 2019. “Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt, en de wereld die op een onredelijke wijze zwijgt.” Hoe moet ik leven, als ik mij nergens op kan beroepen? Dat is de vraag die Albert Camus (1913-1960) ons voorlegt in De mythe van Sisyphus. Een vraag die ook nu nog even indringend is als in 1942 toen Camus dat boek publiceerde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten