maandag 6 juni 2022

Wannes Van de Velde: jenever op de stenen



Hoe om te gaan met datgene wat elk van ons hoogstpersoonlijk te wachten staat: het overlijden. In Dormir c’est mourir un peu↗︎ maakte ik het voornemen bekend om een aantal posts aan dat fenomeen te wijden. Ge kunt u afvragen of de lente nu echt wel het geschikte seizoen is om dat te doen, maar inmiddels zijn er in De Laatste al zes zo'n stukjes verschenen, ik heb ze ‘memento mori’ gelabeld, wie ze wil lezen moet dat label maar eens opzoeken in de alfabetische lijst ter rechterkant van deze post.

Wannes Van de Velde↗︎ (1937-2008) is een groot dagboekschrijver. Z’n notities staan verzameld in een boek van 685 bladzijden en gaan van start in 1987. Het gaat al gauw over de dood, met name die van zijn vader.
Op vrijdag 13 maart is mijn vader begraven. Hij is uitgedoofd als een lege lantaarn, zonder te groot lijden. Ik heb hem in zijn laatste weken langzaam zien uitvaren, verder en verder weg, tot hij met de nevel versmolt. Zijn dode vorm hebben we, onder het felle licht van een lentedag, laten zakken in de aarde, en we zijn weggegaan in de andere richting. Hij is dood, de fabrieksjongen met zijn warme, ietwat breekbare stem. Een folksinger, lang voor we dat woord hier kenden. Nu ligt hij in de humus van het grachtenland en slaapt.
Hoe Wannes zelf gestorven is, weet ik niet, maar de dood is ook in zijn laatste dagboekpagina’s aanwezig, nu gaat ’t over zijn moeder. Op 17 december 2003 staat er:
De dagen vallen af als de bladeren. Over een week is het kerstmis. De eerste zonder ma. Het zou mooi zijn om in de kerstnacht met een borrel graanjenever in de hand onder ma’s raam te staan, en afscheid te nemen van haar stem, van de warmte van haar hand op mijn gezicht in de winternacht. (…) Dat zal ik doen: met een borrel in de hand naar haar ramen kijken, tot ik weet dat ze mij gewaar wordt en glimlacht omdat ze nu wel weet dat ik haar mijn ziekte heb verzwegen. Maar nu heeft dat geen belang meer, nu is de tijd opgeheven. De hare, en ook al een stukje van de mijne, dat zij alvast heeft meegenomen.
Daarna nog enkele aantekeningen en het dagboek sluit af op 26 december:
In de kerstnacht ben ik met een fles Balegemse in mijn ene en een borrelglas in de andere jaszak, naar de hoogstraat getrokken. De Spleet, het cafeetje van Adriaans Zwarte Panter, was nog open. Ik heb de drie mensen die er aan de toog hingen een ‘ashotje’ aangeboden en me dan, staande onder het middeleeuwse poortje, met een volle borrel in mijn hand, verdiept in het leven van een zeemansdochter die mij wist te beschermen tegen de stormen van een even waanzinnig als absurde oorlog, en in dat van een koppige werker, die veel heeft moeten dulden, maar nooit heeft geklaagd. Ik heb mijn borrel niet uitgedronken, maar de jenever op de stenen gegoten, waar hij, na een korte zilveren schittering in het licht van de straatlampen, met de klarigheid van de kasseien versmolt.
Het dagboek stopt op 26 december 2003. Wannes sterft bijna vijf jaar later aan de gevolgen van de heropflakkerende chronische lymfatische leukemie↗︎, waaraan hij vijf jaar eerder ook al leed.
Flor Vandekerckhove↗︎

(°) Wannes Van de Velde. Dagboeken. Notities 1987-2003. Uitg. P. Leuven. 2018. 685 p.

Wie ‘op Facebook zit’, moet daar eens naar Flor in spoken word kijken. Daar hoort ge mij verhalen declameren, ondersteund door passende beelden en muziek. En nu moet ge 1s goed luisteren: sinds kort speel ik die muziek zelf — ik die nooit eerder een instrument ter hand nam! — en wel op de strumstick↗︎, instrument waarvan ik tot voor kort nooit gehoord had. Wie 'op Facebook zit', klikt hier↗︎

Geen opmerkingen: