— Flor Vandekerckhove, rokend, op het einde van de XXste eeuw. — |
Zelf
gebruikte hij alleen nog op het kerkhof. Daar, achter de strooiweide,
stond een bank.
Daar draaide hij een saffie. Hij ging op in het ritueel,
stak de vlam erin en inhaleerde. Ah, die prikkel! Hij voelde hoe het
spul zich een weg zocht van zijn longen naar zijn hersenen. Tintelingen in
zijn vingertoppen. Het werd hem ijl in het hoofd. De zon stond in het zenit,
hij sloot de ogen en genoot.
In
zijn borst voelde hij de steek. De sigaret viel uit zijn mond en in zijn
shirt. Zijn borstharen verschroeiden. Om ermee te stoppen was het nu te
laat. Met het beetje kracht dat hem restte liet hij zich van de bank vallen. Ook
zijn jas vatte vuur. Hij sleepte zich naar het midden van de strooiweide
waar hij een levende toorts werd.
Hij brandde helemaal op. Op de strooiweide bleef alleen nog as over en een vage geur die aan de zware shag van de weduwe van Nelle kon doen denken. Er werd een opsporingsbericht verspreid. Niemand reageerde. De laatste roker was in rook opgegaan.
Hij brandde helemaal op. Op de strooiweide bleef alleen nog as over en een vage geur die aan de zware shag van de weduwe van Nelle kon doen denken. Er werd een opsporingsbericht verspreid. Niemand reageerde. De laatste roker was in rook opgegaan.
Flor Vandekerckhove
Geen opmerkingen:
Een reactie posten