maandag 26 december 2011

Over identiteit

Flor Vandekerckhove verkoopt het weekblad Rood
 - 1 meistoet Gent in de jaren tachtig -
(foto Michiel Hendryckx)
TOEN IK IN 1988 de publicatie van Het Visserijblad opnam, was ik geen journalist. Om inzicht te krijgen in de technieken, wetmatigheden, valkuilen en (on)mogelijkheden van de journalistiek heb ik veel over het vak gelezen.
Zo ontdekte ik Un temps de chien (1994) van Edwy Plenel, toentertijd hoofdredacteur van de Franse krant Le Monde. Van deze Plenel had ik nooit eerder gehoord, maar ik herkende een manier van denken, schrijven en handelen die ook de mijne was: ‘Ik pleit daarom voor informatie die wanorde schept, essentieel omdat ze dissident is, relevant omdat ze marginaal is’. Yes! Ik werd gewoon van mijn sokken geblazen.
Tien jaar later, in 2004, stootte ik toevallig op een boek dat La face cachée du Monde (2003) heette. In 630 bladzijden werd daarin een vermeend complot uit de doeken gedaan. De Franse trotskisten van de Ligue Communiste Révolutionnaire (LCR) zouden in Le Monde geïnfiltreerd zijn, met… Edwy Plenel als spin in het web. Dat boek maakte in Frankrijk grote ophef, Le Monde is niet zomaar een krant hé, het is dè kwaliteitskrant van de grote Franse burgerij. Het leidde overigens tot het ontslag van Plenel.
Het is door dat boek dat ik te weten kwam dat Edwy Plenel lid (geweest) was van de LCR, de Franse zusterpartij van de Belgische SAP (voorheen RAL), organisatie die ik in 1987 verlaten had. Aha! Dàt was het dus wat ik tien jaar eerder herkend had.
De auteurs van La fache cachée… bleken er evenwel met hun klak naar te smijten. Plenel had de LCR al verlaten toen hij in 1980 bij de krant in dienst kwam. Dat werd later aangetoond door onderzoeksjournalist Laurent Huberson in weer een ander boek, ook goed voor 500 bladzijden (2008). 
Maar de belagers van Plenel hadden wel degelijk iets gezien wat opmerkelijk was. Zij hadden ’s mans manier van denken, schrijven en ageren herkend; zij hadden hetzelfde opgemerkt als wat ik in 1994 gezien had toen ik Un temps de chien aan ’t lezen was. Zelf had ik de journalistieke cultuur van Plenel aantrekkelijk gevonden, de auteurs van La fache cachée… daarentegen vonden die afstotelijk.
Zou het kunnen zijn, stelde ik me de vraag, dat die cultuur terug te vinden is bij al degenen die een beklijvende passage in dat trotskisme gemaakt hebben? Maakt zo'n passage daarna deel uit van je identiteit? Bestaat er een cultureel trotskisme? Edwy Plenel heeft daar een mening over: ‘Als ik zou moeten definiëren wat er nog van rest, zou ik mezelf graag een culturele trotskist noemen, die voor mezelf een tussenliggende, bastaard- en gemengde identiteit uitvindt, die zowel de orthodoxen als de postulaten zal mishagen. Trotskisme als ervaring en als erfgoed maakt voor altijd deel uit van mijn identiteit, niet als programma of project, maar als een gemoedstoestand, een oude kritiek op discrepantie en scherpte, op nederlagen en loyaliteit.' (2001, p.24)
Met zo’n uitleg moet je bij de activisten-pur-sang evenwel niet afkomen. Daniël Bensaïd (1946-2010) maakt er in zijn memoires dan ook gehakt van: ‘Cultureel trotskisme? De uitdrukking komt van mij, maar in mijn mond is het niet vleiend. Dit is wat overblijft als we het essentiële verwijderen: de politieke waarden van de LCR.’ (2008, p.184) Dat is trouwens ook de mening van Alain Krivine en François Sabado, andere vooraanstaande figuren van het trotskisme. Sabado: ‘Jezelf beschouwen als een trotskist en geloven dat je de strijd kunt voortzetten door te investeren in Le Monde (…) is een onhoudbare tegenstrijdigheid (…)’ (2008, p.185)
Niet zo voor Edwy Plenel zelf: ‘Het trotskisme zelf is een soort doorgang waardoor waarden en ideeën, referenties en gedragingen aan hun ontkenning ontsnapten en zichzelf behoedden voor een zeker debacle. Het is geen voltooid programma, en nog minder een volbracht recept (…) Het is eenvoudigweg een ervaring, theoretisch en praktisch. In de historische context van de twintigste eeuw was dit de vorm die een van de schakels in de oneindige en universele keten van logische en kritische opstanden aannam.’ (2001, p.251)
Plenel is nog steeds een schakel in die ketting, gesterkt door wat het trotskisme al bijgebracht heeft: ‘Wat overblijft van dit engagement is het principe van de journalist als acteur en niet alleen als getuige. De onderzoeker is degene die (…) tegen de mierenhoop schopt om te zien wat eruit komt, die de hoofdrolspelers wakker schudt en weer tot leven brengt als de zaken weer tot rust komen. Kortom, hij is verontrustend.’ (2008, p.488)
De meningen zijn dus verdeeld. Maar misschien vinden de antagonisten elkaar wel in het volgende: (2004, p.15-16) ‘De scheidslijn ligt eerder tussen anciens en exen. De lijn is er een van cynisme en wrok. ‘Ancien’ heeft iets liefdevols. Het woord roept zonder spijt gemeenschappelijke ervaringen op, een soort informele vriendschap. De anciens hebben er geen spijt van. Er wordt niet ontkend, geen berouw getoond. Als het hart er niet meer is, gaan ze elders verder, op andere manieren, in andere vormen. “Ex” daarentegen slaat de bladzijde droog om. (…)’ 
Elke mens komt vroeg of laat in zijn leven op een punt waar hij samenvalt met zijn verleden; het punt waar het geleefde verleden het hoofdbestanddeel van zijn identiteit uitmaakt. Daardoor komt het dat de ‘anciens’ van Bensaïd niet alleen elkaar herkennen, maar dat zij ook door anderen als dusdanig herkend worden. Zij dragen hun erfenis als een zichtbaar merkteken dat zegt: ‘Ik ben een ancien en daar ben ik trots(kist) op.’

1994, Edwy Plenel, Un temps de chien, uitg. Stock.
2001, Edwy Plenel, Secrets de jeunesse, Ed. Stock.
2003, Pierre Péan, Philippe Cohen, La face cachée du Monde, Uitg. Mille et une nuits.
2004, Daniël Bensaïd, Une lente impatiënce, Ed. Stock.
2008, Laurent Huberson, Enquête sur Edwy Plenel, De la légende noire du complot trotskyste au chevalier blanc de l’investigation, Uitg. Le cherche midi.

2 opmerkingen:

Rarrie zei

heureusement qu'on ne meurt pas 'par' des idées ...

http://www.youtube.com/watch?v=lLJW0FrQlAM

Tadorna zei

Een prachtige analyse met een positieve boodschap: er blijft, -gelukkig !-, altijd wel iets hangen dat je verdere leven zin en richting geeft.
Verplichte lectuur voor alle huidige saloncommunisten en loftsocialisten, de ancien-soixante-huitards die hun jeugd niet verloochenen (de ex-68ers, kunnen we inderdaad beter in hun verzuring laten: heks-68ers?).
http://blog.seniorennet.nl/tadorna/