zaterdag 24 maart 2012

Herinneringen aan Jan Olsen (1924-2012)

Links: Motortoerisme Oostende (MTO) anno 1975. Ik haalde de foto van de FB-pagina van Roel Ghysel die lang secretaris van de club geweest is en redacteur van het tijdschrift. De foto rechts is van Merel De Smet.


Op zaterdag 24 maart 2012 werd in Oostende Jan Olsen begraven. Tot het einde van zijn leven was hij maatschappelijk actief. De scheepsmakelaar op rust was net geen achtentachtig geworden.
Zelf heb ik Olsen een aantal keren mogen ontmoeten en telkens weer zei ik achteraf tot mezelf: Godver, ik zie die mens graag. Constatering die me dwong mezelf te bevragen, want ik mocht affiniteit met Olsen voelen, het was me niet duidelijk waaruit die verwantschap kon bestaan. Jan was immers een heel andere mens. Hij was bijvoorbeeld een praktiserende motard die zich tot op hoge leeftijd in leer hulde om het land te doorkruisen.(*) Ik zie mezelf dat niet doen.
Een in memoriam op de site van De Wereld Morgen zegt van Jan Olsen dat hij een ‘doordrongen oecumenische gelovige’ was. Hij was vader van negen kinderen (**), wat in Oostende het grapje voedde dat hij maar negen keer thuis geweest was. Hij was een flamingant, ‘een onvermoeibaar strijder voor de Vlaamse en Heel Nederlandse zaak.’ (Bij de Heel Nederlandse zaak kan ik me nauwelijks iets voorstellen.) Het belette hem niet om zich perfect thuis te voelen in linkse middens. Hij was geen onbekende bij de Liga voor de Mensenrechten. Hij was actief in de vzw Vrede, een organisatie voortgesproten uit de communistische wereldvredesbeweging. Hij was vriend aan huis bij wijlen André De Smet, voorzitter van de KPB in Oostende... Destijds had hij zelfs een abonnement op het Franse trotskistische dagblad Rouge; wellicht was hij daarmee uniek in Vlaanderen.
Jan Olsen was van 1950 tot 1977 duivel-doet-al van Het Pennoen, een Vlaamsgezind maandblad dat ik nooit gekend heb, maar dat, lees ik, getuigde van pacifisme, oecumene, christelijk socialisme en radicale Vlaamsgezindheid van het Heel Nederlandse soort. Eerder was hij ook al actief geweest in tijdschriften die luisterden naar merkwaardige namen als Vive Le Gueux en De Blauwvoet.  Geuzen, Blauwvoeten, Pennoen… Ja, we bevinden ons te midden de Vlaamse romantiek waarin termen en persoonsnamen rondwaren die buiten dat milieu omzeggens betekenisloos zijn. (Een pennoen is een wimpel die middeleeuwse ridders aan een lans knoopten.)  In Het Pennoen was veel plaats voor de teksten van De Witte Kaproenen, een denktank die naar de historische witte kaproenen genoemd werd, een Gentse ordemacht uit de 14de en de 15de eeuw. Die Witte Kaproenen zijn mij niet helemaal onbekend. Als adolescent las ik (wellicht in De Nieuwe) iets over die werkgroep en ik bestelde het manifest. Ik herinner me dat ik een geniet boekje toegestuurd kreeg waarin mij op materialistische, historische en formeel dialectische wijze uitgelegd werd dat het Vlaamse volk danig onderdrukt werd. Ik leerde er vooral uit dat alles een linker- en een rechterkant heeft, zelfs de hardste kern van het flamingantisme. Het leerde me ook dat die linkse flaminganten een marginale minderheid genoemd moesten worden, meer dan een gestencild vod was dat boekje niet. Jan Olsen behoorde dus tot die uiterst linkerzijde van het flamingantisme. Tijdens WO II nam hij afstand van de collaboratie. Hij stichtte het clandestiene De blauwvoet waarmee hij oppositie tegen de collaborateurs in de Vlaamse jeugdbeweging voerde (***). Vervolgens bleef hij de idealen van zijn jeugd een leven lang trouw. Olsen voer daarmee tegen de stroom in en wellicht is het dàt wat mijn sympathie voor de man aanwakkerde. 
Meer dan een kwarteeuw geleden ontmoette ik Olsen in Gent op de tram. Hij kwam uit Oostende afgezakt om aan de universiteit deel te nemen aan een werkgroep van professor Helmut Gaus die zich onledig hield met het detecteren van verbanden tussen de vestimentaire gewoonten en de economische conjunctuur. (Journalisten werden vooral gecharmeerd door de stelling van Gaus die korte rokken aan hoogconjunctuur koppelde, inderdaad een prikkelende gedachte.)
Olsen was in mijn ogen al een oude man en ik vond het merkwaardig dat iemand van dergelijke leeftijd zoveel moeite deed om zich met zo’n marginaal item bezig te houden. Ik keek hem na terwijl hij met zijn versleten boekentasje van de tram stapte en te voet zijn weg vervolgde. Een zonderling, ja, maar dan een die me hoopvol stemde.

(*) In 1970 werd hij voorzitter van het nog altijd bestaande Motor Toerisme Oostende, een club die jaarlijks een groot motortreffen in de stad organiseert.
(**) De site van Het Nieuwsblad maakt er dertien van.
(***) Wijlen Jef Klausing, een Oostends volkskundig auteur, vertelde me ooit dat hij deelgenomen had aan de vergaderingen van die groep, waarvan de activiteiten, dixit Klausing, zich vooral beperkten tot cafébezoeken waarop de situatie besproken werd. (Klausing had altijd een relativerende blik op de dingen.)

[In DLVuurtorenwachter dateert deze post van 2012. In 2022 redigeer ik het stuk opnieuw, ten behoeve van de FB-groepen Oostende Retro en Oostende Nostalgie.] 

3 opmerkingen:

De laatste vuurtorenwachter zei

ik meen me te herinneren dat Jan Olsen met een oeralmotor (Russische
versie bmw) reed, ik geloof met een sidecar. We hadden met hem te doen want hij kwam als tachtiger naar de motortreffens, in de hoop dat hij de prijs zou wegkapen voor de oudste deelnemer. Pech, iedere keer, want daar was telkens ook een fransman die een jaar ouder was en de prijs iedere keer wagkaapte .
Alain B.

De laatste vuurtorenwachter zei

Interessant artikel ! Maar goh Flor, die avond met Kevin en Thomas was toch te zien aan deze opname nuttig: http://www.anderepolitiek.be/nieuwecap/modules/news/article.php?storyid=1642.
Raf Verbeke

De laatste vuurtorenwachter zei

Ik kreeg op 29 november nog volgende mededeling in mijn mailbox: 'Met alle respect voor Jan, hij was niet de stichter van Motor Toerisme Oostende zoals ik her en der al zag vermeld staan. Hij was er wel voorzitter van vanaf 1970. mvg Willy Dumarey.'